MORNING REVIVAL

MORGENWACHT

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 4 DAY 5

Morning Nourishment

Prov. 20:27 The spirit of man is the lamp of Jehovah, searching all the innermost parts of the inner being.

Rev. 4:5…There were seven lamps of fire burning before the throne, which are the seven Spirits of God. Who experiences the greatest amount of transformation?

It is the one who is absolutely open to the Lord. “Lord, I am fully open to You. I want to keep opening to You. My whole being is open—my heart, my mind, my will, and my emotions. Keep shining. Search me thoroughly. Enlighten and enliven me. I will accept it fully.” In this way, the light will penetrate into every area, and life simultaneously will be supplied to you. The man of clay will be transformed into the image of Christ. As the gold is thus formed in you, there will be the seven Spirits shining forth and manifesting God. May we all be open to Him to receive His enlightening and to let His life supply us. Then we will be transformed and bear the image of Christ. As we are enlightened by the lamps within us, we will become the golden lampstand in reality in our locality, manifesting the Triune God. Then He will have His testimony. (CWWL, 1979, vol. 1, “Life Messages, Volume 2,” p.380)

Today’s Reading

The all-inclusive, excellent, marvelous, mysterious, and wonderful One is the Executor of God’s administration…Because He is qualified and worthy [cf. Rev. 5:4-6], the seven seals were handed over to Him. This One is qualified to open the seven seals, to carry out God’s economy. The way He carries out God’s economy is by the seven Spirits as His eyes…Christ is the very focal Executor of God’s economy, yet He needs the seven Spirits as His eyes to carry out God’s economy. The seven Spirits are burning on this earth today for the carrying out of God’s administration. The purpose of the burning flame in carrying out God’s economy is to bring forth the golden lampstands, the churches. Burning implies judging, purifying, refining, and producing…I do not believe in the seemingly disappointing condition in the world or in the churches. I believe in the flame of the burning seven Spirits that control and direct the world and that also judge, purify, and refine the church to produce a pure golden lampstand. We are here endeavoring to afford the Lord an opportunity and an entrance to judge us, purify us, and refine us to produce a pure golden lampstand. We are open wide to the flaming of the seven Spirits of God. We all need to pray, “Dear divine Flame, come! Come and judge! Come and purify! Come and refine that You may produce the golden lampstand.”…By His mercy,…we are open to Him. Every day, every morning, and every evening, we need to pray, “Lord, come; we are open to You! We open every avenue of our being to You.”…I can testify that nearly every day I pray, “Lord, enlighten me; search me within and expose me, Lord. I like to be enlightened by You and exposed in Your light.”…We all need to pray, “Lord, we are open. Come and shine upon us and shine from within us and enlighten every avenue and every corner of our being. We like to be exposed, purged, and purified.” Then the Lord has a way to produce a pure golden lampstand. The seven Spirits, who are out from the eternal One and of the redeeming One, are the seven lamps of fire burning before God’s throne, executing God’s economy in the universe, and the seven eyes of the slain Lamb, searching and infusing the churches (Rev. 4:5; 5:6b). The twofold mission of the seven Spirits is to carry out God’s administration and to search and infuse the churches. The seven Spirits search out our sinfulness and infuse us with the riches of Christ. While a person is speaking to you, his two eyes are also infusing you with his burden. In like manner, the seven Spirits of God as the eyes of the Lamb infuse us with this wonderful One’s burden and essence. (CWWL, 1984, vol. 3, “God’s New Testament Economy,” pp. 325-327)

Further Reading: CWWL, 1979, vol. 1, “Life Messages, Volume 2,”msgs. 68-70, 74-75; CWWL, 1984, vol. 3, “God’s New Testament Economy,” ch. 23

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 4 DAG 5
Ochtendvoeding

Prov. 20:27 De geest van de mens is de lamp van Maryah, die alle innerlijke delen van het innerlijk doorzoekt.

Openbaring 4:5…Er brandden zeven vurige lampen voor de troon, dit zijn de zeven geesten van God. Wie ervaart de meeste transformatie? Het is degene die absoluut openstaat voor de Heer. “Heer, ik sta volledig open voor U. Ik wil me voor U blijven openstellen. Mijn hele wezen is open - mijn hart, mijn geest, mijn wil en mijn emoties. Blijf stralen. Doorzoek mij grondig. Verlicht en verlevendig mij. Ik zal het volledig aanvaarden.” Op deze manier zal het licht in elk gebied doordringen en zal je tegelijkertijd leven worden geschonken. De man van leem zal veranderd worden naar het beeld van Christus. Als het goud zo in je wordt gevormd, zullen de zeven geesten tevoorschijn komen en God manifesteren. Mogen we allemaal voor Hem openstaan om Zijn verlichting te ontvangen en ons door Zijn leven te laten voorzien. Dan zullen we getransformeerd worden en het beeld van Christus dragen. Als we verlicht worden door de lampen in ons, zullen we in werkelijkheid de gouden kandelaar worden in onze omgeving, die de drie-enige God manifesteert. Dan zal Hij Zijn getuigenis hebben. (CWWL, 1979, deel 1, “Life Messages, deel 2,” p.380)

Lezing van vandaag De allesomvattende, voortreffelijke, wonderbaarlijke, mysterieuze en wonderbaarlijke is de Uitvoerder van Gods bestuur... Omdat Hij gekwalificeerd en waardig is [vgl. Openb. 5:4-6], werden de zeven zegels aan Hem overhandigd. Deze is gekwalificeerd om de zeven zegels te openen, om Gods economie uit te voeren. De manier waarop Hij Gods economie uitvoert, is door de zeven Geesten als Zijn ogen... Christus is de belangrijkste Uitvoerder van Gods economie, maar Hij heeft de zeven Geesten nodig als Zijn ogen om Gods economie uit te voeren. De zeven Geesten branden vandaag op deze aarde voor de executie van Gods bestuur. Het doel van de brandende vlam bij het uitvoeren van Gods economie is om de gouden kandelaars, de kerken, voort te brengen. Verbranden impliceert oordelen, zuiveren, verfijnen en produceren... Ik geloof niet in de ogenschijnlijk teleurstellende toestand in de wereld of in de kerken. Ik geloof in de vlam van de brandende zeven Geesten die de wereld beheersen en leiden en die ook de kerk oordelen, zuiveren en verfijnen om een puur gouden kandelaar voort te brengen. We proberen hier de Heer een kans en toegang te geven om ons te beoordelen, ons te zuiveren en ons te verfijnen om een puur gouden kandelaar voort te brengen. We staan wijd open voor het vlammen van de zeven Geesten van God. We moeten allemaal bidden: “Lieve goddelijke vlam, kom! Kom en oordeel! Kom en zuiver! Kom en verfijn opdat U de gouden kandelaar kunt voortbrengen.”... Door Zijn genade,... staan wij open voor Hem. Elke dag, elke ochtend en elke avond moeten we bidden: “Heer, kom; wij staan voor u open! We openen elke weg van ons wezen voor U.”… Ik kan getuigen dat ik bijna elke dag bid: “Heer, verlicht mij; doorzoek mij van binnen en ontmasker mij, Heer. Ik word graag door U verlicht en blootgesteld aan Uw licht.”... We moeten allemaal bidden: “Heer, we staan open. Kom en schijn op ons en schijn van binnenuit en verlicht elke weg en elke hoek van ons wezen. We houden ervan om ontmaskerd, gezuiverd en gezuiverd te worden.” Dan heeft de Heer een manier om een puur gouden kandelaar te produceren. De zeven Geesten, die voortkomen uit de Eeuwige en de Verlossende, zijn de zeven vurige lampen die branden voor Gods troon, Gods economie in het universum uitvoeren, en de zeven ogen van het geslachte Lam, die de kerken doorzoeken en bezielen ( Openb. 4:5; 5:6b). De tweeledige missie van de zeven Geesten is om Gods bestuur uit te voeren en de kerken te doorzoeken en te bezielen. De zeven Geesten onderzoeken onze zondigheid en bezielt ons met de rijkdommen van Christus. Terwijl een persoon tegen je praat, doordringen zijn twee ogen je ook met zijn last. Op dezelfde manier doordringen de zeven Geesten van God als de ogen van het Lam ons met de last en essentie van deze Wonderbare. (CWWL, 1984, deel 3, "Gods nieuwtestamentische economie", pp. 325-327)

Verder lezen: CWWL, 1979, vol. 1, "Levensberichten, deel 2", berichten. 68-70, 74-75; CWWL, 1984, vol. 3, "Gods nieuwtestamentische economie", hfdst. 23

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 4 DAY 4
Morning Nourishment

Zech. 3:9…Upon one stone are seven eyes. I will engrave its engraving, declares Jehovah of hosts, and I will remove the iniquity of that land in one day.

4:10…For these seven rejoice when they see the plummet in the hand of Zerubbabel; they are the eyes of Jehovah running to and fro on the whole earth.

Rev. 5:6 And I saw…a Lamb standing as having just been slain, having…seven eyes, which are the seven Spirits of God sent forth into all the earth.

[In Zechariah 4:10] “these seven,” which are the eyes of Jehovah, are
the seven eyes on the stone in 3:9... and [are] also the seven eyes of the
Lamb, Christ (Rev. 5:6). Thus, the stone, Jehovah, and the Lamb are one. Christ is the redeeming Lamb and the building stone, and He is also Jehovah. The seven eyes of Christ are the seven Spirits of God [cf. footnote 5 on 1:4; footnote 5 on 5:6], indicating that Christ and the Holy Spirit, although distinct, are not separate. Just as a person’s eyes are essentially one with the person, so the Holy Spirit is essentially one with Christ (Rom. 8:9-10; 2 Cor. 3:17). The function of Christ’s seven eyes is to observe and search in order to execute God’s judgment on the universe and to transfuse and infuse all that God is into His chosen people. In His resurrection Christ, as the last Adam, became the life-giving Spirit (1 Cor. 15:45b; John 6:63a; 2 Cor. 3:6b), who is also the sevenfold intensified Spirit. This Spirit is the Spirit of life (Rom. 8:2). Hence, the function of the seven Spirits is to impartthe divine life into God’s people for the building up of God’s eternalhabitation, the New Jerusalem. (Zech. 4:10, footnote 1)

Today’s Reading

The Lamb is for redemption, and the stone is for building. For the purposes of redemption and building, Christ has seven eyes. (CWWL, 1975-1976, vol. 2, “The Church—the Reprint of the Spirit,” p. 457)

The church as the lampstand has seven lamps, which are God’s seven Spirits…We are told in Proverbs 20:27, “The spirit of man is the lamp of Jehovah.” Within us, we have two lamps, the Spirit of God [John 4:24] and our human spirit…Before we were saved, our spirit was a broken lamp. After we repented, the lamp was restored and began to give forth light…With regeneration this lamp also had another lamp come into it. This was the Spirit of God. It is because of these two lamps that there is so much shining within us. The two become one, for “he who is joined to the Lord is one spirit” (1 Cor. 6:17). Man’s spirit, Proverbs 20:27 goes on to say, searches all the innermost parts of the inner being, or as Darby’s footnote says, “all the chambers of the soul.”…The spirit is searching the chamber of your emotions and of your mind and of your will.

The inward parts of our soul may not be open. When we pray, we are
afraid to open our emotion, for example, to the Lord. After we reach acertain point in our praying, we close up because we are unwilling to open some inner chamber to Him. We may faithfully attend all the meetings, read the Word, and spend time in prayer. Yet there is a door within that is locked…We tell the Lord that there is no way to open that door, even though we love Him and have paid a price in other ways.

To have our spirit regenerated is simple. We confess our sins and
receive the Lord. Then we have the Spirit of God within. To be
transformed in our soul, however, is not easy. It needs the lamp of the Lord to search all the inner chambers. There are very few who have opened all their inner chambers to Him.

Where this light shines, there the life supply goes…Chamber by chamber, we are transformed into the Lord’s image. The gold in us takes shape. Christ is formed in us. For us, to live is Christ. In all of us this shining, supplying, and transforming is going on, making us the golden lampstand. Then we are truly the church, the practical expression of God, and His testimony. (CWWL, 1979, vol. 1, “Life Messages, Volume 2,” pp. 370-372)

Further Reading: CWWL,1975-1976, vol. 2, “The Church—the Reprint of the Spirit,” chs. 1-3

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 4 DAG 4
Ochtendvoeding

Zach. 3:9... Op één steen zijn zeven ogen. Ik zal de gravure ervan graveren, verklaart Jehovah der heerscharen, en ik zal de ongerechtigheid van dat land in één dag verwijderen.

4:10...Want deze zeven verheugen zich als ze het schietlood in de hand van Zerubbabel zien; zij zijn de ogen van Jehova die heen en weer gaan over de hele aarde.

Openbaring 5:6 En ik zag... een lam dat daar stond alsof het net geslacht was, met... zeven ogen, dit zijn de zeven geesten van God die over de hele aarde zijn uitgezonden.

[In Zacharia 4:10] "deze zeven", die de ogen van Jehovah zijn, zijn dat wel de zeven ogen op de steen in 3:9... en [zijn] ook de zeven ogen van de Lam, Christus (Openbaring 5:6). Zo zijn de steen, Jehova en het Lam één. Christus is het verlossende Lam en de bouwsteen, en Hij is ook Jehova. De zeven ogen van Christus zijn de zeven geesten van God [vgl. voetnoot 5 op 1:4; voetnoot 5 op 5:6], wat aangeeft dat Christus en de Heilige Geest, hoewel verschillend, niet gescheiden zijn. Net zoals iemands ogen wezenlijk één zijn met de persoon, zo is de Heilige Geest wezenlijk één met Christus (Rom. 8:9-10; 2 Kor. 3:17). De functie van de zeven ogen van Christus is om te observeren en te zoeken om Gods oordeel over het universum uit te voeren en om alles wat God is in Zijn uitverkoren volk te transfuseren en te infunderen. In Zijn opstanding werd Christus, als de laatste Adam, de levengevende Geest (1 Kor. 15:45b; Joh. 6:63a; 2 Kor. 3:6b), die ook de zevenvoudig geïntensiveerde Geest is. Deze Geest is de Geest des levens (Romeinen 8:2). Daarom is het de functie van de zeven Geesten om Gods volk het goddelijke leven te schenken voor de opbouw van Gods eeuwige woning, het Nieuwe Jeruzalem. (Zach. 4:10, voetnoot 1)

Lezing van vandaag

Het Lam is voor verlossing en de steen is voor bouwen. Voor de doeleinden van verlossing en opbouw heeft Christus zeven ogen. (CWWL, 1975-1976, deel 2, “De kerk — de herdruk van de Geest”, p. 457)

De kerk als kandelaar heeft zeven lampen, die Gods zeven geesten zijn... Ons wordt verteld in Spreuken 20:27: "De geest van de mens is de lamp van Jehova." In ons hebben we twee lampen, de Geest van God [Johannes 4:24] en onze menselijke geest... Voordat we gered werden, was onze geest een kapotte lamp. Nadat we ons hadden bekeerd, werd de lamp hersteld en begon licht te geven... Met de regeneratie kwam er ook een andere lamp in deze lamp. Dit was de Geest van God. Het is vanwege deze twee lampen dat er zoveel in ons schijnt. De twee worden één, want "hij die zich bij de Heer voegt, is één geest" (1 Kor. 6:17). De geest van de mens, vervolgt Spreuken 20:27, doorzoekt alle innerlijke delen van het innerlijke wezen, of zoals Darby's voetnoot zegt: "alle kamers van de ziel".... De geest doorzoekt de kamer van je emoties en van je geest en van uw wil.

De innerlijke delen van onze ziel zijn misschien niet open. Als we bidden, zijn we dat bang om onze emotie te openen, bijvoorbeeld voor de Heer. Nadat we een bepaald punt in ons bidden hebben bereikt, sluiten we ons af omdat we niet bereid zijn om een binnenkamer voor Hem te openen. We mogen getrouw alle samenkomsten bijwonen, het Woord lezen en tijd in gebed doorbrengen. Toch is er binnenin een deur die op slot zit... We vertellen de Heer dat er geen manier is om die deur te openen, ook al houden we van Hem en hebben we op andere manieren een prijs betaald. Onze geest laten regenereren is eenvoudig. We belijden onze zonden en ontvang de Heer. Dan hebben we de Geest van God in ons. Zijn getransformeerd in onze ziel, is echter niet gemakkelijk. Het heeft de lamp van de Heer nodig om alle binnenkamers te doorzoeken. Er zijn er maar weinig die al hun innerlijke kamers voor Hem hebben geopend. Waar dit licht schijnt, daar gaat de levensvoorraad... Kamer voor kamer worden we getransformeerd naar het beeld van de Heer. Het goud in ons krijgt vorm. Christus wordt in ons gevormd. Voor ons is leven Christus. In ons allemaal is dit schijnen, voorzien en transformeren aan de gang, waardoor we de gouden kandelaar worden. Dan zijn we echt de kerk, de praktische uitdrukking van God en zijn getuigenis. (CWWL, 1979, deel 1, "Life Messages, deel 2", pp. 370-372)

Verder lezen: CWWL, 1975-1976, vol. 2, "De kerk — de herdruk van de Geest", chs. 1-3

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 4 DAY 3
Morning Nourishment

Hag. 2:7…The Desire of all the nations will come; and I will fill this house with glory, says Jehovah of hosts.

9 The latter glory of this house will be greater than the former…

Eph. 3:21 To Him be the glory in the church and in Christ Jesus unto all the generations forever and ever. Amen.

After the completion of the building of the house, the glory of the Lord
returned. In his early ministry Ezekiel had seen the glory of the Lord depart in a series of steps. First, the glory of the Lord left the temple and hesitated upon the threshold (Ezek. 9:3; 10:4). From the threshold it went out to the city. From the city the glory of the Lord went further out to the Mount of Olives on the east side of the city (11:23), and from there the glory of the Lord ascended to the heavens.

The glory of the Lord returned because the building of the temple was completed [43:1-3]…How much the Lord desires to come back to the earth! Yet, for His coming back He needs a place for the soles of His feet to rest, a place upon which He can set His feet. His habitation, His house, is the place on earth where He can put His feet (Life-study of Ezekiel, p. 273)

Today’s Reading

Today the Lord is not concerned merely for individual spirituality. Even if many spiritual people such as Daniel had been raised up in Babylon, the glory of the Lord would not have gone there to fill them. We need to be deeply impressed with the fact that the glory of God returned only after the building of the temple was completed. If we want to dwell in the church and manifest His glory in the church, the church must be complete…In order for the glorious God to dwell in the church, the church must be built up to become the dwelling place of God.

God wants to have the church built up on earth because He desires to have a dwelling place on earth…The place where He lives, His dwelling place, is the church. Since God dwells in the church, those who want to seek God and contact Him must come to the church…If we have the grace to be built up in the church, the God of glory will live among us.

Ezekiel 43:4 says, “The glory of Jehovah came into the house through the gate which faced toward the east.” The Lord came back by the east gate. The temple has three gates…The gates on the south and the north are for the convenience of the people, but the gate toward the east is not only for
the convenience of the people but also for the glory of the Lord. In the
church life we need several gates, but the most important one is the east gate—the gate that is open to the glory of the Lord. This means that in the church life we need a gate which is open to the glory of the Lord. We should not only care for convenience; we should care especially for the glory of the Lord…The decisions in the church life must be made primarily according to the Lord’s glory. Even in making decisions concerning the day and time of the meetings, we should care for the Lord’s glory and not simply for people’s convenience. The church must be open to the Lord’s glory so that His glory may come into the church.

The river issues forth from the house and flows toward the east
(47:1b). The east is the direction of the glory of the Lord (Num. 2:3; Ezek. 43:2). The flowing toward the east indicates that the river of God will always flow in the direction of God’s glory. The river cares for God’s glory. Everything in the church life should be for God’s glory. For example, in our preaching of the gospel, we should seek the glory of God. If our gospel preaching is for God’s glory, there will be an outflow of living water.
However, if we do not care for the glory of God, the flow will be limited. Everyone in the church should seek and care for the glory of God. Then the living water will flow out from the church. (Life-study of Ezekiel, pp.275-277, 304)

Further Reading: Life-study of Revelation, msg. 33

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 4 DAG 3
Ochtendvoeding

Hag. 2:7…De wens van alle naties zal komen; en ik zal dit huis met heerlijkheid vervullen, zegt Jehovah der heerscharen.

9 De latere heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige...

Ef. 3:21 Hem zij de eer in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle generaties voor eeuwig en altijd. Amen.

Na de voltooiing van de bouw van het huis, de glorie van de Heer
keerde terug. In zijn vroege bediening had Ezechiël de glorie van de Heer in een reeks stappen zien vertrekken. Eerst verliet de heerlijkheid van de Heer de tempel en aarzelde op de drempel (Ezechiël 9:3; 10:4). Vanaf de drempel ging het naar de stad. Van de stad ging de heerlijkheid van de Heer verder naar de Olijfberg aan de oostkant van de stad (11:23), en vandaar steeg de heerlijkheid van de Heer op naar de hemel.

De heerlijkheid van de Heer keerde terug omdat de bouw van de tempel was voltooid [43:1-3]...Hoe graag wil de Heer terugkeren naar de aarde! Maar voor Zijn terugkeer heeft Hij een plek nodig waar Zijn voetzolen kunnen rusten, een plek waarop Hij Zijn voeten kan zetten. Zijn woning, Zijn huis, is de plek op aarde waar Hij Zijn voeten kan neerzetten (Life-study of Ezekiel, p. 273)

Lezing van vandaag

Tegenwoordig is de Heer niet alleen bezorgd om individuele spiritualiteit. Zelfs als veel spirituele mensen zoals Daniël in Babylon waren opgegroeid, zou de glorie van de Heer daar niet heen zijn gegaan om hen te vervullen. We moeten diep onder de indruk zijn van het feit dat de heerlijkheid van God pas terugkeerde nadat de bouw van de tempel voltooid was. Als we in de kerk willen wonen en Zijn heerlijkheid in de kerk willen manifesteren, moet de kerk compleet zijn... Opdat de glorieuze God in de kerk kan wonen, moet de kerk worden opgebouwd om de woonplaats van God te worden.

God wil dat de kerk op aarde wordt opgebouwd omdat Hij een woonplaats op aarde wil hebben... De plaats waar Hij woont, Zijn woonplaats, is de kerk. Aangezien God in de kerk woont, moeten degenen die God willen zoeken en contact met Hem willen zoeken, naar de kerk komen... Als we de genade hebben om opgebouwd te worden in de kerk, zal de God van glorie onder ons leven.

Ezechiël 43:4 zegt: "De heerlijkheid van Jehovah kwam het huis binnen door de poort die op het oosten uitzag." De Heer kwam terug door de oostelijke poort. De tempel heeft drie poorten... De poorten in het zuiden en noorden zijn voor het gemak van de mensen, maar de poort naar het oosten is niet alleen voor
voor het gemak van de mensen, maar ook voor de glorie van de Heer. In de
in het kerkelijk leven hebben we meerdere poorten nodig, maar de belangrijkste is de oostpoort – de poort die openstaat tot eer van de Heer. Dit betekent dat we in het kerkelijk leven een poort nodig hebben die openstaat tot eer van de Heer. We moeten niet alleen zorgen voor gemak; we moeten ons vooral bekommeren om de eer van de Heer... De beslissingen in het kerkelijk leven moeten in de eerste plaats worden genomen in overeenstemming met de eer van de Heer. Zelfs bij het nemen van beslissingen over de dag en het tijdstip van de samenkomsten, moeten we zorgen voor de eer van de Heer en niet alleen voor het gemak van de mensen. De kerk moet openstaan voor de heerlijkheid van de Heer, zodat Zijn heerlijkheid in de kerk kan komen.

De rivier komt uit het huis en stroomt naar het oosten
(47:1b). Het oosten is de richting van de heerlijkheid van de Heer (Num. 2:3; Ezech. 43:2). Het naar het oosten stromen geeft aan dat de rivier van God altijd in de richting van Gods heerlijkheid zal stromen. De rivier zorgt voor Gods eer. Alles in het kerkelijk leven zou tot eer van God moeten zijn. In onze prediking van het evangelie moeten we bijvoorbeeld de eer van God zoeken. Als onze evangelieprediking tot eer van God is, zal er een uitstroom van levend water zijn.
Als we echter niet geven om de eer van God, zal de stroom beperkt zijn. Iedereen in de kerk moet de eer van God zoeken en er zorg voor dragen. Dan zal het levende water uit de kerk stromen. (Levensstudie van Ezechiël, pp.275-277, 304)

Verder lezen: Levensstudie van Openbaring, msg. 33
Meer over deze brontekstBrontekst vereist voor aanvullende vertaalinformatie
Feedback sturen
Zijvensters

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 4 DAY 2

Morning Nourishment

Hag. 2:7 And I will shake all the nations, and the Desire of all the nations will come…

Matt. 16:18…Upon this rock I will build My church, and the gates of Hades shall not prevail against it.

27 For the Son of Man is to come in the glory of His Father with His angels, and then He will repay each man according to his doings. [Zerubbabel, Joshua, and] the remnant of the people responded to Jehovah by listening to the voice of Jehovah their God and to the words of Haggai the prophet, and they were in fear before Jehovah (Hag. 1:12).

Then Haggai, Jehovah’s messenger, encouraged the people with Jehovah’s declaration, “I am with you” (v. 13). Jehovah stirred up the spirit of Zerubbabel, the spirit of Joshua, and the spirit of all the people, and they came and did work in the house of Jehovah of hosts (vv. 14-15). What a wonderful response! I hope that all the dear saints will be busy in going out to visit people and in contacting their relatives, classmates, and colleagues for the gospel. All the saints should be occupied by the Lord Jesus in preaching the gospel, feeding the new believers, and taking care of others. I hope that concerning this the whole atmosphere and environment among us will be revolutionized. (Life-study of Haggai, p. 5)

Today’s Reading

I appreciate the line in Charles Wesley’s hymn that says, “Come, Desire of nations, come!” Christ truly is the desire of all mankind [cf. Hag. 2:7]. All people desire to have life, light, peace, goodness, and righteousness, yet they do not realize that what they desire is really Christ…Christ is the reality of every human virtue. Thus, to desire virtue actually is to desire Christ. According to God’s arrangement in His creation of man, the human virtues, such as love, kindness, patience, and humility, are for the expression of the divine attributes…The human virtues are the “glove” for the expression of the divine attributes as the “hand.” Just as a glove without a hand has no content, so the human virtues without the divine attributes have no reality. Genesis 1:26 tells us that God made man in His own image and according to His likeness. Nevertheless, man was empty, having only the outward form but not having God as his inward content. God intended, therefore, that the man created in His image would exercise his will to choose God, signified by the tree of life, as his content. To choose God in this way means that we receive God’s life with His attributes into us to be expressed through us by our virtues. For example, one of God’s attributes is love…As believers, we have received God as our life, and as He lives within us, His attribute of love is expressed through the virtue of our human love. In this way, Christ becomes the reality of this human virtue. Today people everywhere desire life, light, love, patience, and endurance without realizing that to desire these virtues is actually to desire Christ. All people, including unbelievers, desire Christ unconsciously. In Haggai 2:20-23 we have the promise of Messiah (typified by Zerubbabel) in the coming kingdom. Haggai was charged to speak to Zerubbabel, saying, “I will shake the heavens and the earth. And I will overthrow the throne of the kingdoms and will destroy the strength of the kingdoms of the nations…In that day, declares Jehovah of hosts, I will take you,…My servant,…and make you as a signet; for I have chosen you, declares Jehovah of hosts” (vv. 21-23). Jehovah’s making Zerubbabel as a signet ring indicates that Jehovah regarded him as His representative and that He loved him and trusted him. In this matter Zerubbabel is a type of Christ, for God’s signet has been given to Christ. He represents God, and He is the One whom God loves and trusts. As such a person, He is qualified to take care of the building of God’s house, the church (Life-study of Haggai,pp. 6-8) Further Reading: CWWL, 1969, vol. 2, “The Recovery of God’s House and God’s City,” chs. 4-5

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 4 DAG 2

Ochtendvoeding

Hag. 2:7 En Ik zal alle volken doen beven, en de begeerte van alle volken zal komen...

Mat. 16:18...Op deze rots zal Ik Mijn kerk bouwen, en de poorten van Hades zullen haar niet overweldigen.

27 Want de Mensenzoon zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader met zijn engelen, en dan zal hij een ieder vergelden naar zijn daden.[Zerubbabel, Jozua en] het overblijfsel van het volk reageerden op Jehova door te luisteren naar de stem van Jehova, hun God, en naar de woorden van de profeet Haggaï, en ze waren bang voor het aangezicht van Jehova (Hag. 1:12). Toen moedigde Haggaï, Jehovah’s boodschapper, het volk aan met Jehovah’s verklaring: “Ik ben met je” (v. 13). Jehova wekte de geest van Zerubbabel op, de geest van Jozua en de geest van het hele volk, en ze kwamen en werkten in het huis van Jehova der heerscharen (vv. 14-15). Wat een geweldige reactie!

Ik hoop dat alle dierbare heiligen druk bezig zullen zijn om mensen te bezoeken en contact op te nemen met hun familieleden, klasgenoten en collega's voor het evangelie. Alle heiligen zouden door de Heer Jezus moeten worden beziggehouden met het verkondigen van het evangelie, het voeden van de nieuwe gelovigen en het zorgen voor anderen. Ik hoop dat de hele sfeer en omgeving onder ons hierover zal zijn revolutionair. (Levensstudie van Haggaï, p. 5)

Lezing van vandaag

Ik waardeer de regel in de hymne van Charles Wesley die zegt: "Kom, verlangen der naties, kom!" Christus is waarlijk het verlangen van de hele mensheid [vgl. Hag. 2:7]. Alle mensen verlangen naar leven, licht, vrede, goedheid en gerechtigheid, maar ze realiseren zich niet dat wat ze werkelijk verlangen Christus is... Christus is de realiteit van elke menselijke deugd. Dus verlangen naar deugd is eigenlijk verlangen naar Christus. Volgens Gods regeling in Zijn schepping van de mens, zijn de menselijke deugden, zoals liefde, vriendelijkheid, geduld en nederigheid, voor de uitdrukking van de goddelijke eigenschappen... De menselijke deugden zijn de "handschoen" voor de uitdrukking van de goddelijke eigenschappen als de "hand". Net zoals een handschoen zonder hand geen inhoud heeft, zo hebben de menselijke deugden zonder de goddelijke eigenschappen geen werkelijkheid. Genesis 1:26 vertelt ons dat God de mens schiep naar Zijn eigen beeld en naar Zijn gelijkenis. Desalniettemin was de mens leeg, hij had alleen de uiterlijke vorm, maar God niet als zijn innerlijke inhoud. Het was daarom Gods bedoeling dat de naar Zijn beeld geschapen mens zijn wil zou oefenen om God, aangeduid door de boom des levens, als zijn inhoud te kiezen. Om hierin voor God te kiezen manier betekent dat we Gods leven met Zijn attributen in ons ontvangen om te zijn uitgedrukt door ons door onze deugden. Een van Gods eigenschappen is bijvoorbeeld liefde... Als gelovigen hebben we God als ons leven ontvangen, en aangezien Hij in ons leeft, wordt Zijn eigenschap van liefde uitgedrukt door de deugd van onze menselijke liefde. Zo wordt Christus de werkelijkheid van deze menselijke deugd. Tegenwoordig verlangen mensen overal naar leven, licht, liefde, geduld en volharding zonder te beseffen dat het verlangen naar deze deugden eigenlijk hetzelfde is als het verlangen naar Christus. Alle mensen, ook ongelovigen, verlangen onbewust naar Christus. In Haggaï 2:20-23 hebben we de belofte van de Messias (getypeerd door Zerubbabel) in het komende koninkrijk. Haggaï kreeg de opdracht om met Zerubbabel te spreken en te zeggen: "Ik zal de hemel en de aarde doen beven. En Ik zal de troon van de koninkrijken omverwerpen en de macht van de koninkrijken van de naties vernietigen ... Op die dag, verklaart Jehovah van de legermachten, zal Ik u nemen, ... Mijn dienaar, ... en u tot een zegelring maken; want ik heb u uitverkoren, verklaart Jehovah van de legermachten” (vv. 21-23). Dat Jehovah Zerubbabel tot een zegelring maakte, geeft aan dat Jehovah hem als zijn vertegenwoordiger beschouwde en dat hij van hem hield en hem vertrouwde. In deze kwestie is Zerubbabel een type van Christus, want Gods zegelring is aan Christus gegeven. Hij vertegenwoordigt God en Hij is Degene die God liefheeft en vertrouwt. Als zo iemand is Hij gekwalificeerd om zorg te dragen voor de bouw van Gods huis, de kerk (Life-study of Haggaï, pp. 6-8) Verder lezen: CWWL, 1969, vol. 2, "Het herstel van Gods huis en Gods stad", chs. 4-5

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 4 DAY 1

Morning Nourishment

Hag. 1:4 Is it time for you yourselves to dwell in your paneled-up houses, while this house lies waste?

8 Go up to the mountain and bring wood and build the house, and I will take pleasure in it and will be glorified, says Jehovah.

The rebuilding of the temple was accomplished through the priesthood of Joshua and the authority of Zerubbabel, the governor of Judah (Hag. 1:1). In the building of the recovered temple both Joshua and Zerubbabel became somewhat weak and discouraged. Therefore, God used the prophets Haggai and Zechariah to speak for Him and to strengthen and encourage Joshua and Zerubbabel. (Ezra 5:1, footnote 1)

Today’s Reading

The central thought of the book of Haggai is that the building of the
house of Jehovah is related to the welfare of God’s people today and to the coming of the millennial kingdom with its Messiah in the age of restoration. In the Old Testament the house of God, or the temple, was a type first of Christ as the house of God individually, and then of the church, the Body, the enlarged Christ, as God’s house corporately. Thus, we should consider that Haggai refers to us, since we are the reality of the type. Jehovah’s dealing with the returned captives signifies His dealing with us in the recovery.

In 1:2-6, 9-11 we have Jehovah’s rebuke. The people’s excuse for
delaying to rebuild the house of Jehovah…was [that] the time had not yet come [v. 2]. The people’s excuse is followed by Jehovah’s question. “…Is it time for you yourselves to dwell in your paneled-up houses, while this house lies waste?” (vv. 3-4). They were taking care of their houses but not Jehovah’s house, so He came in to ask them concerning His house.

In verses 5, 6, and 9 through 11 we have Jehovah’s dealing with the self-caring and God-neglecting returned captives. In His dealing, the first thing Jehovah did was to charge the people to consider their ways (v. 5). Jehovah pointed out that the returned captives had sown much but had brought in little; that they had eaten and drunk but without satisfaction; that they had clothed themselves but without being warmed; and that they had earned wages to put them into a bag with holes (v. 6). This tells us that if we do not have the heart to take care of God’s house for His satisfaction, no matter how much we eat or drink or how well we dress ourselves, there will be no satisfaction. If we neglect the church, we will have no real enjoyment or satisfaction.

In verse 9 Jehovah went on to say that they looked for much, and it
amounted to little. When they brought it home, He blew on it because of His house which lay waste, and they each ran to their own house. The word run in verse 9 indicates that the people were busy caring for their own houses. Today some saints are so busy caring for their own houses that they have no time to attend the meetings. As we consider this, we need to realize that in the entire universe there is no such thing as neutrality. We must be absolute. We must either take care of our houses first or take care of the Lord’s house first. My point here is that we need to learn to save some time for the Lord’s interests. How many sinners are waiting for our visitation? How many saints, especially younger ones, are waiting for our cherishing
and nourishing?…When the Lord comes to settle accounts with us (Matt. 25:19), He will surely rebuke us. It has been difficult for us to get the increase, not mainly because of our environment but because of our excuses.

In His charge Jehovah told the people to consider their ways and to go up to the mountain and bring wood and build the house, and He would take pleasure in it and would be glorified (Hag. 1:7-8). Today our gospel preaching is our gathering of material for the building of God’s house. (Life-study of Haggai, pp. 2-5)

Further Reading: Life-study of Haggai, msg. 1

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 4 DAG 1

Ochtendvoeding

Hag. 1:4 Is het voor u zelf tijd om in uw betimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis woest ligt?

8 Ga de berg op en haal hout en bouw het huis, en ik zal er plezier in hebben en verheerlijkt worden, zegt Jehovah.

De herbouw van de tempel werd volbracht door het priesterschap van Jozua en het gezag van Zerubbabel, de gouverneur van Juda (Hag. 1:1). Tijdens de bouw van de herstelde tempel werden zowel Jozua als Zerubbabel wat zwak en ontmoedigd. Daarom gebruikte God
de profeten Haggaï en Zacharia om namens Hem te spreken en om Jozua en Zerubbabel te sterken en te bemoedigen. (Ezra 5:1, voetnoot 1)

Lezing van vandaag

De centrale gedachte van het boek Haggaï is dat de bouw van de
huis van Jehovah is gerelateerd aan het welzijn van Gods volk in deze tijd en aan de komst van het duizendjarige koninkrijk met zijn Messias in het tijdperk van herstel. In het Oude Testament was het huis van God, of de tempel, eerst een type van Christus als het huis van God afzonderlijk, en daarna van de kerk, het Lichaam, de uitgebreide Christus, als gemeenschappelijk huis van God. We moeten dus bedenken dat Haggai naar ons verwijst, aangezien we de realiteit van het type zijn. Jehovah's handelen met de teruggekeerde gevangenen duidt op Zijn handelen met ons bij het herstel.                                          In 1:2-6, 9-11 hebben we Jehovah’s berisping. Het excuus van het volk voor uitstellen om het huis van Jehovah te herbouwen... was [dat] de tijd nog niet was gekomen [v. 2]. Het excuus van het volk wordt gevolgd door Jehovah's vraag. “…Is het voor u zelf tijd om in uw betimmerde huizen te gaan wonen, terwijl dit huis ligt afval?” (vs. 3-4). Ze zorgden voor hun huizen, maar niet voor Jehova's huis, dus kwam Hij binnen om hen te vragen naar Zijn huis.

In de verzen 5, 6 en 9 tot en met 11 zien we hoe Jehovah handelt met de zelfzorgzame en God verwaarlozende teruggekeerde gevangenen. Toen Hij handelde, was het eerste wat Jehova deed de mensen opdragen hun wegen te overdenken (vers 5). Jehovah wees erop dat de teruggekeerde gevangenen veel hadden gezaaid maar weinig hadden binnengebracht; dat ze hadden gegeten en gedronken maar zonder verzadiging; dat ze zich hadden aangekleed maar zonder opgewarmd te zijn; en dat ze loon hadden verdiend om ze in een zak met gaten te stoppen (v. 6). Dit vertelt ons dat als we niet het hart hebben om voor Gods huis te zorgen voor Zijn tevredenheid, ongeacht hoeveel we eten of drinken of hoe goed we ons ook kleden, er geen voldoening zal zijn. Als we de kerk verwaarlozen, zullen we geen echt plezier of voldoening hebben. In vers 9 vervolgde Jehovah met te zeggen dat ze naar veel uitzagen, en dat stelde weinig voor. Toen ze het thuisbrachten, blies Hij erop vanwege Zijn huis dat verwoest lag, en ze renden elk naar hun eigen huis. Het woord run in vers 9 geeft aan dat de mensen bezig waren met de zorg voor hun eigen huis. Tegenwoordig hebben sommige heiligen het zo druk met de zorg voor hun eigen huis dat ze geen tijd hebben om de samenkomsten bij te wonen. Als we dit overwegen, moeten we ons realiseren dat er in het hele universum niet zoiets bestaat als neutraliteit. We moeten absoluut zijn. We moeten eerst voor ons huis zorgen of eerst voor het huis van de Heer zorgen. Mijn punt hier is dat we moeten leren wat tijd vrij te maken voor de belangen van de Heer. Hoeveel zondaars wachten op ons bezoek? Hoeveel heiligen, vooral jongere, wachten op onze koestering en voedend?…Als de Heer komt om met ons af te rekenen (Matt. 25:19), zal Hij ons zeker berispen. Het is voor ons moeilijk geweest om de verhoging te krijgen, niet voornamelijk vanwege onze omgeving maar vanwege onze excuses. Op Zijn bevel zei Jehova tegen de mensen dat ze hun wegen moesten overwegen en de berg moesten beklimmen en hout moesten halen en het huis moesten bouwen, en Hij zou er behagen in scheppen en verheerlijkt worden (Hag. 1:7-8). Tegenwoordig is onze evangelieprediking onze verzameling van materiaal voor de bouw van Gods huis. (Levensstudie van Haggaï, pp. 2-5)

Verder lezen: Levensstudie van Haggaï, msg. 1

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 3 DAY 6
Morning Nourishment

Rom. 12:1 I exhort you therefore, brothers, through the compassions of God to present your bodies a living sacrifice, holy, well pleasing to God, which is your reasonable service.

2 Cor. 5:15 And He died for all that those who live may no longer live to themselves but to Him who died for them and has been raised.

The meaning of consecration is to be a “sacrifice” [Rom. 12:1]. In the
Old Testament men offered bullocks and rams as sacrifices. The principle is this: The bullock originally lived in a corral and was used for plowing the field and drawing carts. Now it is taken out from the corral and brought beside the altar. There is a change in its position. Then it is killed, placed on the altar, and consumed by fire to be a sweet-smelling savor unto God. This is a change in its usage. Thus, this bullock becomes a sacrifice…All the sacrifices on the altar belong to God and are for His use and enjoyment. To put it simply, to be a sacrifice means to be offered to God for His use.

The offering of these sacrifices is a type of our consecration…The meaning of consecration is to offer ourselves to God as a living sacrifice for God’s satisfaction. (CWWL, 1953, vol. 3, “The Experience of Life,” pp. 228-229)

Today’s Reading

In the New Testament, we who belong to God should offer ourselves as a burnt offering daily to God for His satisfaction. The difference is that the Old Testament people offered dead sacrifices, whereas we offer living sacrifices…To offer ourselves to the Lord is to be a sacrifice for His satisfaction. What matters is not what we do for the Lord, but that we satisfy Him. This is the real significance of our consecration to the Lord.

The purpose of our consecration to the Lord is to live to Him [2 Cor. 5:15]. Living to Him is higher than living for Him. When we live for Him, we and He may still be two, but when we live to Him, we and He must become one. When we live to Him, we take Him not only as our life but also as our person. In all our living and actions, we should cooperate with Him and allow Him to live Himself through us. (Life Lessons, vol. 2, pp. 44-45)

God wants us to worship Him with Christ as the reality of the offerings. God does not want a people who worship Him by bowing down, kneeling, or even merely by singing and praising. Genuine worship, the worship which satisfies God’s heart, is a matter of our coming to worship God by offering to Him the Christ whom we have experienced and offering Him according to our experiences, reviewing the experiences we have had in our daily life. This is the worship the Father is seeking, the worship He desires.

In Philippians 3:10 Paul tells us that we can be conformed to Christ’s
death if we experience the sustaining and strengthening power of Christ’s resurrection. In one of his hymns, A. B. Simpson says, “’Tis not hard to die with Christ when His risen life we know” (Hymns, #481)…We have an all-sufficient supply within us, and this supply is the Spirit of Christ in His resurrection. This was the reason Paul could say, “I am able to do all things in Him who empowers me” (Phil. 4:13).

In Him and by Him we can do all the things related to experiencing Christ as the burnt offering. In Him and by Him we can live an overcoming life in our married life and a victorious life in the church life, overcoming all difficulties in our family life and all problems in the church life…We can experience Christ in His experiences and have Him to offer to God as the burnt offering.

When we offer a burnt offering in smoke to God, a fragrance well-pleasing to God will ascend to Him for His satisfaction and rest. Since.God is satisfied, He will render His sweet acceptance to us. This is the significance of the burnt offering. (Life-study of Leviticus, pp. 89-90, 39)

Further Reading: CWWL, 1954, vol. 3, “The Service for Building Up the
House of God,” ch. 2; CWWL, 1954, vol. 3, “Dead to Law but Living to God,” ch. 6

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 3 DAG 6
Ochtendvoeding

Rom. 12:1 Daarom vermaan ik u, broeders, door de ontfermingen van Aloha, om uw lichaam te offeren als een levend offer, heilig, God welgevallig, dat is uw redelijke dienst.

2 Kor. 5:15 En Hij stierf voor allen opdat zij die leven niet langer voor zichzelf leven, maar voor Hem die voor hen stierf en is opgewekt.

De betekenis van toewijding is een “offer” te zijn [Rom. 12:1]. In de
Oudtestamentische mannen offerden ossen en rammen als offers. Het principe is dit: de os leefde oorspronkelijk in een kraal en werd gebruikt om het veld te ploegen en karren te trekken. Nu wordt het uit de kraal gehaald en naast het altaar gebracht. Er is een verandering in zijn positie. Daarna wordt het gedood, erop geplaatst het altaar, en verteerd door vuur om een welriekende reuk voor God te zijn. Dit is een verandering in het gebruik ervan. Zo wordt deze stier een offer... Alle offers op het altaar zijn van God en zijn voor Zijn gebruik en genot. Simpel gezegd, een offer zijn betekent aan God geofferd worden voor Zijn gebruik.

Het offeren van deze offers is een type van onze toewijding... De betekenis van toewijding is om onszelf aan God te offeren als een levend offer voor Gods tevredenheid. (CWWL, 1953, deel 3, "The Experience of Life", pp. 228-229)

Lezing van vandaag

In het Nieuwe Testament moeten wij, die God toebehoren, onszelf dagelijks als brandoffer aan God offeren voor Zijn voldoening. Het verschil is dat de oudtestamentische mensen dode offers brachten, terwijl wij levenden offerden
offers…Ons offeren aan de Heer is een offer zijn voor Zijn voldoening. Het gaat er niet om wat we voor de Heer doen, maar dat we Hem tevreden stellen. Dit is de werkelijke betekenis van onze toewijding aan de Heer.

Het doel van onze toewijding aan de Heer is om voor Hem te leven [2 Kor. 5:15]. Leven voor Hem is hoger dan leven voor Hem. Als we voor Hem leven, kunnen wij en Hij nog steeds twee zijn, maar als we voor Hem leven, moeten wij en Hij één worden. Als we naar Hem leven, nemen we Hem niet alleen als ons leven, maar ook als onze persoon. In al ons leven en handelen moeten we met Hem samenwerken en Hem toestaan om zelf door ons heen te leven. (Levenslessen, deel 2, pp. 44-45)

God wil dat we Hem aanbidden met Christus als de werkelijkheid van de offergaven. God wil geen volk dat Hem aanbidt door te buigen, te knielen of zelfs maar door te zingen en te prijzen. Oprechte aanbidding, de aanbidding die Gods hart bevredigt, is een kwestie van onze komst om God te aanbidden door Hem de Christus die we hebben ervaren aan te bieden en Hem te offeren op basis van onze ervaringen, waarbij we de ervaringen die we in ons dagelijks leven hebben gehad, herhalen. Dit is de aanbidding die de Vader zoekt, de aanbidding die Hij heeft
verlangens.

In Filippenzen 3:10 vertelt Paulus ons dat we gelijkvormig kunnen worden aan die van Christus
dood als we de ondersteunende en versterkende kracht van de opstanding van Christus ervaren. In een van zijn hymnes zegt A. B. Simpson: "Het is niet moeilijk om met Christus te sterven als we zijn verrezen leven kennen" (Hymns, #481)...We hebben een
algenoegzame voorziening in ons, en deze voorziening is de Geest van Christus in Zijn opstanding. Dit was de reden dat Paulus kon zeggen: "Ik ben tot alles in staat in Hem die mij kracht geeft" (Fil. 4:13).

In Hem en door Hem kunnen wij alles doen wat te maken heeft met het ervaren van Christus als het brandoffer. In Hem en door Hem kunnen we een overwinnend leven leiden in ons huwelijksleven en een zegevierend leven in het kerkelijk leven, waarbij we alle moeilijkheden in ons gezinsleven en alle problemen in het kerkelijk leven overwinnen... We kunnen Christus ervaren in Zijn ervaringen en Hem hebben om offer aan God als brandoffer.

Wanneer we een brandoffer in rook aan God brengen, zal een geur die God welgevallig is naar Hem opstijgen voor Zijn tevredenheid en rust. Aangezien God tevreden is, zal Hij ons Zijn zoete aanvaarding geven. Dit is de betekenis van het brandoffer. (Levensstudie van Leviticus, pp. 89-90, 39)

Verder lezen: CWWL, 1954, vol. 3, “De service voor het opbouwen van de
Huis van God", hfdst. 2; CWWL, 1954, vol. 3, „Dood voor de wet, maar levend voor God”, hfdst. 6

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 3 DAY 5
Morning Nourishment

Lev. 1:4-5 And he shall lay his hand on the head of the burnt offering, and it shall be accepted for him, to make expiation for him. And he shall slaughter the young bull before Jehovah; and Aaron’s sons the priests shall present the blood and sprinkle the blood on and around the altar that is at the entrance of the Tent of Meeting.

[According to Leviticus 1:4], the offerer was not only to bring the
offering but also to lay his hand on the offering. In the Scripture, the laying on of hands always signifies identification, union; it does not signify substitution. To lay our hand on the offering means that we are one with the offering and take the offering as being one with us. Hence, the laying on of hands makes the two parties one. By laying our hands on Christ as our burnt offering, we are joined to
Him…Such a union, such an identification, indicates that all our weaknesses, defects,shortcomings, and faults become His and that all His virtues become ours. This is not exchange—it is union. (Life-study of Leviticus, pp. 27-28)

 

Today’s Reading

We may realize that we are altogether unqualified and hopeless. This is our actual situation. But when we lay our hands on Christ, our weak points become His, and His strong points, His virtues, become ours. Furthermore, spiritually speaking, by such a union He becomes one with usand lives in us. As He lives in us, He will repeat in us the life He lived on earth, the life of the burnt offering. In ourselves we cannot live this kind of life, but He can live it in us. By laying our hands on Him we make Him one with us, and we make ourselves one with Him. Then He will repeat His living in us. This is to offer the burnt offering.

Laying our hands on Christ as the burnt offering is not just a matter of dentification; it is also a matter of expiation, or propitiation. Propitiation means that our problems with God and God’s problems with us are taken care of. Laying our hands on Christ not only makes us one with Him but also takes care of our problems, propitiating our situation with God and enabling us to have peace with God…Therefore, the laying of our hands on the burnt offering is for propitiation.

[In Leviticus 1:5] the slaughtering of the offering was for the shedding
of blood for forgiveness. The sprinkling of the blood around the altar was for the acceptance by God of the offering burned on the altar. Verse 6 tells us that the offering was to be skinned and cut into pieces. As our burnt offering, Christ passed through this kind of mistreatment. He was skinned and He was cut into pieces. To skin the offering is to strip it of its outward
expression. This skinning of the burnt offering signifies Christ’s being willing to let the outward expression of His virtues be stripped. The cutting of the offering into pieces signifies Christ’s being willing to let His entire being be broken without any reservation…as our burnt offering.

The thought that we may enjoy Christ as the offerings is hidden in the book of Leviticus. For example, we may enjoy Christ as the burnt offering. We cannot be absolute for God, but Christ as the burnt offering is absolute for Him. Therefore, we should take Christ as the burnt offering and enjoy Him as the burnt offering. To have this experience and enjoyment of Christ we need to pray, saying, “Lord Jesus, You are a wonderful person. You are the consummated Spirit with me all the time, and You are with me to be my
burnt offering. Lord, I cannot satisfy God, but You can satisfy Him. I cannot be absolute for God, but You have always been and still are absolute for Him. Now, Lord Jesus, I take You as my burnt offering.” By praying like this we will enjoy Christ as our burnt offering. (Life-study of Leviticus, pp. 28-29,128)

Further Reading: Life-study of Leviticus, msgs. 3, 14; CWWL, 1964, vol. 4, “Practical Lessons on the Experience of Life,” ch. 4; Truth Lessons—Level Three, vol. 2, lsn. 21

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 3 DAG 5
Ochtendvoeding

Lev. 1:4-5 En hij zal zijn hand op de kop van het brandoffer leggen, en het zal hem welgevallig zijn, om voor hem verzoening te doen. En hij zal de jonge stier slachten voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed aanbieden en het bloed sprengen op en rondom het altaar dat bij de ingang van de tent van samenkomst staat.

[Volgens Leviticus 1:4] moest de offeraar niet alleen de
offer, maar ook om zijn hand op het offer te leggen. In de Schrift betekent handoplegging altijd identificatie, vereniging; het betekent geen vervanging. Onze hand op het offer leggen betekent dat we één zijn met het offer en het offer als één met ons beschouwen. Vandaar dat de handoplegging de twee partijen één maakt. Door onze handen op Christus te leggen als ons brandoffer, zijn wij verbonden
Hij... Zo'n vereniging, zo'n identificatie, geeft aan dat al onze zwakheden, gebreken, tekortkomingen en fouten de Zijne worden en dat al Zijn deugden de onze worden. Dit is geen uitwisseling - het is vereniging. (Levensstudie van Leviticus, pp. 27-28)

Lezing van vandaag

We kunnen ons realiseren dat we helemaal ongekwalificeerd en hopeloos zijn. Dit is onze feitelijke situatie. Maar als we onze handen op Christus leggen, worden onze zwakke punten de Zijne en worden Zijn sterke punten, Zijn deugden de onze. Bovendien wordt Hij door zo'n vereniging geestelijk één met ons en leeft Hij in ons. Terwijl Hij in ons leeft, zal Hij in ons het leven herhalen dat Hij op aarde leefde, het leven van het brandoffer. In onszelf kunnen we dit soort leven niet leiden, maar Hij kan het in ons leven. Door onze handen op Hem te leggen, maken we Hem één met ons, en maken we onszelf één met Hem. Dan zal Hij Zijn leven in ons herhalen. Dit is om het brandoffer te brengen.

Christus de handen opleggen als het brandoffer is niet alleen een kwestie van dentificeren; het is ook een kwestie van boetedoening of verzoening. Verzoening betekent dat er voor onze problemen met God en voor Gods problemen met ons wordt gezorgd. Onze handen op Christus leggen maakt ons niet alleen één met Hem, maar lost ook onze problemen op, maakt onze situatie met God gunstig en stelt ons in staat vrede met God te hebben... Daarom is het opleggen van onze handen op het brandoffer ter verzoening.

[In Leviticus 1:5] was het slachten van het offer voor het vergieten
van bloed voor vergeving. Het sprenkelen van het bloed rond het altaar was voor de aanvaarding door God van het offer dat op het altaar verbrand was. Vers 6 vertelt ons dat het offer gevild en in stukken gesneden moest worden. Als ons brandoffer heeft Christus dit soort mishandeling ondergaan. Hij werd gevild en in stukken gesneden. Het offer villen is het van zijn uiterlijk ontdoen
uitdrukking. Dit villen van het brandoffer betekent dat Christus bereid is de uiterlijke uitdrukking van Zijn deugden te laten ontnemen. Het in stukken snijden van het offer betekent dat Christus bereid is om Zijn hele wezen zonder enig voorbehoud te laten breken... als ons brandoffer.

De gedachte dat we Christus mogen genieten als de offergaven, is verborgen in het boek Leviticus. We kunnen bijvoorbeeld genieten van Christus als het brandoffer. Wij kunnen niet absoluut zijn voor God, maar Christus als het brandoffer is absoluut voor Hem. Daarom moeten we Christus als het brandoffer nemen en van Hem genieten als het brandoffer. Om deze ervaring en vreugde van Christus te hebben, moeten we bidden en zeggen: “Here Jezus, U bent een geweldig persoon. U bent de hele tijd de volmaakte Geest bij mij, en U bent bij mij om de mijne te zijn
brandoffer. Heer, ik kan God niet tevreden stellen, maar U kunt Hem wel tevreden stellen. Ik kan niet absoluut zijn voor God, maar U bent altijd absoluut geweest en bent nog steeds absoluut voor Hem. Nu, Heer Jezus, ik neem U aan als mijn brandoffer.” Door zo te bidden zullen we genieten van Christus als ons brandoffer. (Levensstudie van Leviticus, pp. 28-29,128)

Verder lezen: Levensstudie van Leviticus, msgs. 3, 14; CWWL, 1964, vol. 4, "Praktische lessen over de ervaring van het leven", hfdst. 4; Waarheidslessen — Niveau drie, vol. 2, lsn. 21

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 3 DAY 4

Morning Nourishment

Lev. 1:9…Then the priest shall burn the whole on the altar, as a burnt offering, an offering by fire, a satisfying fragrance to Jehovah.

Heb. 10:5 Therefore, coming into the world, He says, “Sacrifice and offering You did not desire, but a body You have prepared for Me.”

7 “Then I said, Behold, I have come…to do Your will, O God.”

The Hebrew word translated “burnt offering” literally means “that which goes up” and thus denotes something that ascends to God…The only thing that can ascend to God from earth is the life lived by Christ, for He is the unique person to live a life absolutely for God. In ourselves we cannot live a life that is absolutely for God…Whatever comes out of our being is dirty, and anything we touch becomes dirty. For this reason, according to the typology in the Bible, even when we come to God to do the most holy thing, we still need the sin offering and the trespass offering. Whenever I speak the holy word, I am deeply conscious of my need of the sin offering and the trespass offering, and I trust in the Lord’s washing and cleansing. (Life-study of Leviticus, pp. 71-72)

Today’s Reading

The burnt offering indicates a life absolutely for God. Such a life is
absolutely out of a pure source, with no element of the fall, no defect, and no sin. This kind of life is pure and holy. In ourselves we cannot live this kind of life. We have fallen to such an extent that we have become the world, which is altogether dirty. Actually, the world is we ourselves, and we are the world. Every part of our substance, our essence, our fiber, our element, is dirty. We could never be a burnt offering to God. Therefore, we must take Christ as our burnt offering. (Life-study of Leviticus, p. 72)

We need Christ first as our burnt offering, because our first problem
with God is not a matter of trespasses but a matter of not being for God. Whether we have trespassed or not, we are still not much for God. We may have done nothing amiss, but we are still not for God. Though I may not be wrong with this person or that person, I am wrong with God because I am still not absolutely for Him. So our first need is Christ as the burnt offering.

Our first situation is that we are not for God. Of course, before we were
saved, we were absolutely not for God. Now that we are saved, in a sense we are for God, but in another sense we are still not for God. Are you absolutely for God? This is the first aspect of our situation. Whether we are good or whether we are bad, whether we are doing right or doing wrong, the pitiful thing is that we are not really for God. You may be doing good
and still not be for God, just as others may be doing bad and not be for God. Regardless of whether we are good or bad, we are altogether not for God. One person may be a bank robber, and another may be a gentleman, but both are not for God. Therefore, in a sense all are the same, whether they are robbers or college professors. Sometimes even the Christian teachers, preachers, and pastors are not for God. Your reading of the Bible may not be for God, just as reading a magazine may not be for God.

Do you really care absolutely for God? Can you say that whatever you do, whatever you say, and whatever you are is one hundred percent for God? No, none of us can honestly say this. Then what shall we do? We must take Christ. We need Him as our burnt offering. The burnt offering signifies that
Christ is the One who is absolutely for God. If you would read the four
Gospels again, you would see a man living on the earth who was one hundred percent for God. Whatever He was, whatever He spoke, and whatever He did was absolutely for God. On the contrary, we are not for God. We are for our own interests and our own choices. But Christ as our burnt offering is completely for God. (CWWL, 1971, vol. 2, “Christ as the Reality,” pp. 12, 11-12)

Further Reading: CWWL, 1971, vol. 2, “Christ as the Reality,” chs. 2-3;
CWWL, 1982, vol. 2, “The Fulfillment of the Tabernacle and the Offerings in the Writings of John,” ch. 21

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 3 DAG 4

Ochtendvoeding

Lev. 1:9…Dan zal de priester het geheel op het altaar verbranden, als een brandoffer, een vuuroffer, een aangename geur voor Jehovah.

Heb. 10:5 Daarom, in de wereld komend, zegt Hij: "Slachtoffer en spijsoffer hebt Gij niet gewild, maar een lichaam hebt Gij voor Mij bereid."

7 "Toen zei ik: Zie, ik ben gekomen ... om uw wil te doen, o God."

Het Hebreeuwse woord dat vertaald is met "brandoffer" betekent letterlijk "dat wat omhoog gaat" en duidt dus op iets dat opstijgt naar God... een leven absoluut voor God. In onszelf kunnen we geen leven leiden dat absoluut voor God is... Alles wat uit ons wezen komt is vuil, en alles wat we aanraken wordt vuil. Om deze reden hebben we, volgens de typologie in de Bijbel, zelfs als we tot God komen om het allerheiligste te doen, nog steeds het zondoffer en het schuldoffer nodig. Telkens wanneer ik het heilige woord spreek, ben ik me ten diepste bewust van mijn behoefte aan het zondoffer en het schuldoffer, en ik vertrouw op de wassing en reiniging van de Heer. (Levensstudie van Leviticus, pp. 71-72)

Lezing van vandaag

Het brandoffer wijst op een leven absoluut voor God. Zo'n leven is
absoluut uit een zuivere bron, zonder enig element van de val, zonder defect en zonder zonde. Dit soort leven is puur en heilig. In onszelf kunnen we dit soort leven niet leiden. We zijn zo ver gevallen dat we de wereld zijn geworden, die helemaal vies is. Eigenlijk zijn wij de wereld zelf, en wij zijn de wereld. Elk deel van onze substantie, onze essentie, onze vezel, ons element, is vuil. We zouden nooit een brandoffer voor God kunnen zijn. Daarom moeten we Christus als ons brandoffer nemen. (Levensstudie van Leviticus, p. 72)

We hebben Christus eerst nodig als ons brandoffer, omdat ons eerste probleem
met God is geen kwestie van overtredingen, maar een kwestie van niet voor God zijn. Of we nu een overtreding hebben begaan of niet, we zijn nog steeds niet veel voor God. We hebben misschien niets verkeerds gedaan, maar we zijn nog steeds niet voor God. Hoewel ik het misschien niet mis heb met deze persoon of die persoon, heb ik het mis met God omdat ik nog steeds niet absoluut voor Hem ben. Dus onze eerste behoefte is Christus als het brandoffer.

Onze eerste situatie is dat we niet voor God zijn. Natuurlijk, voordat we waren
gered, waren we absoluut niet voor God. Nu we gered zijn, zijn we in zekere zin voor God, maar in een andere zin zijn we nog steeds niet voor God. Ben je absoluut voor God? Dit is het eerste aspect van onze situatie. Of we nu goed of slecht zijn, of we nu goed of fout doen, het jammerlijke is dat we niet echt voor God zijn. Misschien ben je goed bezig
en nog steeds niet voor God zijn, net zoals anderen het misschien slecht doen en niet voor God zijn. Ongeacht of we goed of slecht zijn, we zijn helemaal niet voor God. De een kan een bankovervaller zijn en de ander een heer, maar beide zijn niet voor God. Daarom zijn ze in zekere zin allemaal hetzelfde, of het nu overvallers of universiteitsprofessoren zijn. Soms zijn zelfs de christelijke leraren, predikanten en voorgangers niet voor God. Het lezen van de Bijbel is misschien niet voor God, net zoals het lezen van een tijdschrift misschien niet voor God is.

Geef je werkelijk absoluut om God? Kun je zeggen dat wat je ook doet, wat je ook zegt en wat je ook bent, honderd procent voor God is? Nee, niemand van ons kan dit eerlijk zeggen. Wat zullen we dan doen? We moeten Christus nemen. We hebben Hem nodig als ons brandoffer. Het brandoffer betekent dat
Christus is Degene die absoluut voor God is. Als je de vier zou lezen
Nogmaals, je zou een man op aarde zien leven die honderd procent voor God was. Wat Hij ook was, wat Hij ook sprak en wat Hij ook deed, het was absoluut voor God. Integendeel, wij zijn niet voor God. We zijn voor onze eigen belangen en onze eigen keuzes. Maar Christus als ons brandoffer is helemaal voor God. (CWWL, 1971, deel 2, "Christus als de werkelijkheid", pp. 12, 11-12)

Verder lezen: CWWL, 1971, vol. 2, "Christus als de Werkelijkheid", chs. 2-3;
CWWL, 1982, vol. 2, "De vervulling van de tabernakel en de offergaven in de geschriften van Johannes", hfdst. 21

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 3 DAY 3

Morning Nourishment

Num. 28:2 Command the children of Israel and say to them, My offering, My food for My offerings by fire of a satisfying fragrance to Me, you shall be careful to present to Me at its appointed time.

2 Cor. 5:15 And He died for all that those who live may no longer live to themselves but to Him who died for them and has been raised.

In Numbers 28:2 God speaks of His food. It seems that He is asking His people not to forget His food. He wants them to remember to give Him something to eat. Here God seems to be saying to His people, “I have done a great deal for you. I have prepared food and drink. Now I ask you to take care of My food. My food is the offerings you present to Me. These offerings are My satisfying fragrance.”(Life-study of Numbers, p. 287)

Today’s Reading

At the beginning of Numbers 28, God came in and seemed to say to the people, “Do you have everything you need? Are you satisfied and happy? How about Me and My satisfaction? You need to take care of My food. I have been taking care of you for years. I have prepared everything for you in a new, complete way, and now you are ready to possess the land which I
promised to your forefathers. I ask you not to forget Me.”

God is hungry and wants to eat. Although He is almighty, He cannot
provide Himself something to eat. His food must come from His people. This is why He said, “My offering, My food for My offerings by fire of a satisfying fragrance to Me, you shall be careful to present to Me” (28:2). All the offerings in Numbers 28, which are God’s food, point to Christ. This indicates that Christ is not only our food but also God’s food. God and we enjoy the same food—Christ…Christ is the intrinsic substance of this chapter.

Christ is also the peace that enables us to have fellowship with God. The best fellowship involves eating. If we would enjoy the best fellowship with God, we need to serve Him with Christ as His food. Then as we are having fellowship with God, we and God will have the mutual enjoyment of Christ by eating and drinking Him. Although Christ is God’s food, He is not God’s food in a direct way. Rather, Christ is God’s food served to God by us.

Eventually, however, God’s food also becomes our food. If we carefully read the book of Leviticus, we will see that the burnt offering is to be wholly and absolutely burned for God’s satisfaction. No portion of the burnt offering is to be eaten by the ones who offer it. However, the burnt offering is accompanied by a meal offering, a large portion of which is for the offerers. This indicates that when we serve God, offering Christ to Him as His food, God takes care of us. God seems to say, “You serve Me with My food, and now I would like to share a portion of this food with you.” In this way we enjoy Christ with God. As we are feasting, God also is feasting. He is feasting with us, and we are feasting with Him. In mutuality, God and we feast together on the all-inclusive Christ.

With Christ as all [the] offerings, we may now enjoy Christ with God. First, we enjoy Christ as the One given to us by God. Having experienced Christ, we present Him to God as His food, and then God shares with us a portion of the Christ we have offered to Him (Life-study of Numbers, pp.
290, 292-293)

The burnt offering typifies the Christ who lived a life that is perfect and absolutely for God and for God’s satisfaction; it also typifies Christ’s being the life that enables God’s people to have such a living (Lev. 1:9; John 5:19, 30; 6:38; 7:18; 8:29; 14:24; 2 Cor. 5:15; Gal. 2:19-20). By enjoying Christ as our burnt offering, we can live a life that is absolute for God. (CWWL, 1971, vol. 2, pp. 257-258)

Further Reading: Life-study of Numbers, msg. 40; Life-study of Leviticus, msgs. 10-13; CWWL, 1983, vol. 3, “The Divine Trinity as Revealed in the Holy Word,” ch. 6

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 3 DAG 3

Ochtendvoeding

aantal 28:2 Geef de kinderen Israels bevel en zeg tot hen: Mijn offerande, Mijn spijze voor Mijn vuuroffers met een aangename geur voor Mij, zult gij Mij zorgvuldig aanbieden op de vastgestelde tijd.

2 Kor. 5:15 En Hij stierf voor allen opdat zij die leven niet langer voor zichzelf leven, maar voor Hem die voor hen stierf en is opgewekt.

In Numeri 28:2 spreekt God over Zijn voedsel. Het lijkt erop dat Hij Zijn volk vraagt Zijn voedsel niet te vergeten. Hij wil dat ze eraan denken om Hem iets te eten te geven. Hier lijkt God tegen Zijn volk te zeggen: “Ik heb veel voor jullie gedaan. Ik heb eten en drinken klaargemaakt. Nu vraag Ik je om voor Mijn eten te zorgen. Mijn voedsel is het aanbod dat jij Mij aanbiedt. Deze offers zijn mijn bevredigende geur.”(Life-study of Numbers, p. 287)

Lezing van vandaag

Aan het begin van Numeri 28 kwam God binnen en leek tegen de mensen te zeggen: “Heb je alles wat je nodig hebt? Ben je tevreden en gelukkig? Hoe zit het met mij en mijn tevredenheid? Je moet voor Mijn eten zorgen. Ik zorg al jaren voor je. Ik heb alles voor je voorbereid op een nieuwe, complete manier, en nu ben je klaar om het land te bezitten dat ik
beloofd aan je voorouders. Ik vraag je om Mij niet te vergeten.”

God heeft honger en wil eten. Hoewel Hij almachtig is, kan Hij dat niet
zichzelf iets te eten geven. Zijn voedsel moet van Zijn volk komen. Dit is waarom Hij zei: "Mijn offer, Mijn voedsel voor Mijn vuuroffers met een aangename geur voor Mij, zorg ervoor dat je Mij die aanbiedt" (28:2). Alle offergaven in Numeri 28, die Gods voedsel zijn, wijzen naar Christus. Dit geeft aan dat Christus niet alleen ons voedsel is, maar ook Gods voedsel. God en wij genieten van hetzelfde voedsel: Christus... Christus is de intrinsieke inhoud van dit hoofdstuk.

Christus is ook de vrede die ons in staat stelt gemeenschap met God te hebben. De beste gemeenschap omvat eten. Als we de beste gemeenschap met God willen hebben, moeten we Hem dienen met Christus als Zijn voedsel. Als we dan gemeenschap met God hebben, zullen wij en God het wederzijdse genot van Christus hebben door van Hem te eten en te drinken. Hoewel Christus Gods voedsel is, is Hij niet rechtstreeks Gods voedsel. Integendeel, Christus is Gods voedsel dat door ons aan God wordt geserveerd.

Uiteindelijk wordt Gods voedsel echter ook ons voedsel. Als we zorgvuldig het boek Leviticus lezen, zullen we zien dat het brandoffer geheel en absoluut verbrand moet worden voor Gods tevredenheid. Geen enkel deel van het brandoffer mag worden gegeten door degenen die het offeren. Het brandoffer gaat echter gepaard met een spijsoffer, waarvan een groot deel voor de offeraars is. Dit geeft aan dat wanneer we God dienen en Christus aan Hem aanbieden als Zijn voedsel, God voor ons zorgt. God lijkt te zeggen: "Je bedient Mij met Mijn voedsel, en nu zou ik graag een portie van dit voedsel met jou willen delen." Zo genieten we met God van Christus. Zoals wij aan het feesten zijn, is God ook aan het feesten. Hij viert feest met ons, en wij vieren feest met Hem. In wederkerigheid vergasten God en wij ons samen aan de alomvattende Christus.

Met Christus als alle [de] offergaven, kunnen we nu genieten van Christus met God. Ten eerste genieten we van Christus als Degene die ons door God is gegeven. Nadat we Christus hebben ervaren, presenteren we Hem aan God als Zijn voedsel, en dan deelt God met ons een deel van de Christus die we Hem hebben aangeboden (Life-study of Numbers, pp.
290, 292-293)

Het brandoffer symboliseert de Christus die een leven leidde dat perfect en absoluut voor God en voor Gods voldoening is; het typeert ook dat Christus het leven is dat Gods volk in staat stelt zo'n leven te leiden (Lev. 1:9; Joh. 5:19, 30; 6:38; 7:18; 8:29; 14:24; 2 Kor. 5 :15 Gal.2:19-20). Door Christus als ons brandoffer te genieten, kunnen we een leven leiden dat absoluut is voor God. (CWWL, 1971, deel 2, pp. 257-258)

Verder lezen: Levensstudie van getallen, msg. 40; Levensstudie van Leviticus, msgs. 10-13; CWWL, 1983, vol. 3, "De Goddelijke Drieëenheid zoals geopenbaard in het Heilige Woord", hfdst. 6

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 3 DAY 2

Morning Nourishment

1 Cor. 2:2 For I did not determine to know anything among you except Jesus Christ, and this One crucified.

Luke 9:23 And He said to them all, If anyone wants to come after Me, let him deny himself and take up his cross daily and follow Me.

In His economy God gives us one person and one way. The one person is the preeminent, all-inclusive Christ, and the one way is the cross. As the all-inclusive One, Christ is everything to us. He is God, man, and the reality of every positive thing in the universe. God has given us this marvelous person to be our salvation. The one person, Christ, is the center of the universe; and the one way, the cross, is the center of God’s government. God
governs everything by the cross and deals with everything by the cross. Therefore, just as Christ is the focal point of the universe, so the cross is the center of God’s government. (Life-study of Colossians, p. 211)

Today’s Reading

When we go to bed at night,…we should pass through the cross. This means that no matter what we have done during the day or what has
happened to us, the cross takes care of everything. Suppose in the
afternoon you are made unhappy in some way by your wife or husband. At bedtime you need to apply the cross to your feeling of unhappiness. If you do this, the feeling of unhappiness will disappear. This indicates that our
way is the cross, not asceticism or any severe treatment of the self. Realizing that we have already died in Christ, we should go to bed at night with a consciousness of the cross. If we practice going to bed through the cross, lying down with the realization that we have died in Christ, the next morning we shall wake up in resurrection as a new person. We not only have Christ, the unique person who is versus all things; we also have the cross, the unique way, which is versus all other ways.

Driving down the street can be a reminder of the way of the cross. As we drive, we come to many intersections. Have you realized that every intersection is a cross? Some of these crosses may be large and others may be small, but they are all crosses. Only by passing through many crosses can
we get to our destination. Speaking of spiritual experience, we also must pass through many crosses before we can reach the New Jerusalem. Just as we cannot travel very far geographically without crossing an intersection,
so we cannot progress spiritually without passing through the cross. Only when we arrive at the New Jerusalem shall we cease to pass through the cross, for by that time all the negative things will have been eliminated. Until we come to the New Jerusalem, we need to pass through the cross day by day in our walk with the Lord.

Because we have Christ as the unique person and the cross as the
unique way, we do not need asceticism. Furthermore, we do not even need to make up our minds with respect to certain things. Such a practice does not work. What we need to do is simply lie down through the cross at night, have a restful sleep, and then rise up in the morning in resurrection. Praise the Lord that the experience of Christ’s death is versus asceticism!

The only way for us to take is the way of the cross. The cross is both a narrow way and a highway. For those not willing to take the cross, the cross is a narrow way. But for those who are willing to take this way, the cross becomes a highway. In the church we all should be nothing and nobody. This was Paul’s attitude when he said that we have died and have been buried. To lay hold of this, we need revelation. Whatever we are, whatever we have, and whatever we do can become a substitute for Christ. The better we are or the more capable we are of doing things, the more Christ may be
replaced in our experience. Through the cross, we need to become nothing,to have nothing, and to be able to do nothing. Otherwise, what we are, what we have, or what we can do will become a substitute for Christ. (Life-study of Colossians, pp. 214-216, 6-7)

Further Reading: Life-study of Leviticus, msgs. 6-9; Life-study of 1 John, msg. 10

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 3 DAG 2

Ochtendvoeding

1 Kor. 2:2 Want ik heb niet besloten iets onder u te weten behalve Jezus Christus en deze gekruisigde.

Lukas 9:23 En Hij zei tegen hen allen: Als iemand Mij wil volgen, moet hij zichzelf verloochenen en dagelijks zijn kruis opnemen en Mij volgen.

In Zijn economie geeft God ons één persoon en één weg. De ene persoon is de meest vooraanstaande, alomvattende Christus, en de enige weg is het kruis. Als de allesomvattende is Christus alles voor ons. Hij is God, mens en de realiteit van al het positieve in het universum. God heeft ons deze geweldige persoon gegeven om onze redding te zijn. De ene persoon, Christus, is het centrum van het universum; en de enige weg, het kruis, is het centrum van Gods heerschappij. God
regeert alles door het kruis en regelt alles door het kruis. Daarom, net zoals Christus het brandpunt van het universum is, zo is het kruis het centrum van Gods heerschappij. (Levensstudie van Kolossenzen, p. 211)

Lezing van vandaag

Als we 's avonds naar bed gaan, moeten we door het kruis gaan. Dit betekent dat het niet uitmaakt wat we gedurende de dag hebben gedaan of wat heeft gedaan
ons is overkomen, het kruis regelt alles. Stel in de
's middags wordt u op de een of andere manier ongelukkig gemaakt door uw vrouw of echtgenoot. Voor het slapengaan moet je het kruis toepassen op je gevoel van ongeluk. Als je dit doet, zal het gevoel van ongeluk verdwijnen. Dit geeft aan dat onze
weg is het kruis, niet ascetisme of een andere ernstige behandeling van het zelf. Beseffend dat we al in Christus zijn gestorven, zouden we 's avonds naar bed moeten gaan met een bewustzijn van het kruis. Als we oefenen om door het kruis naar bed te gaan, liggend met het besef dat we in Christus zijn gestorven, zullen we de volgende ochtend wakker worden in de opstanding als een nieuw persoon. We hebben niet alleen Christus, de unieke persoon die tegen alle dingen is; we hebben ook het kruis, de unieke weg, die tegenover alle andere wegen staat.

Op straat rijden kan een herinnering zijn aan de weg van het kruis. Terwijl we rijden, komen we bij veel kruispunten. Heb je je gerealiseerd dat elke kruising een kruis is? Sommige van deze kruisen kunnen groot zijn en andere klein, maar het zijn allemaal kruisen. Dat kan alleen door veel kruisen te passeren
we komen op onze bestemming. Over spirituele ervaring gesproken, we moeten ook door vele kruisen voordat we het Nieuwe Jeruzalem kunnen bereiken. Net zoals we geografisch gezien niet ver kunnen reizen zonder een kruispunt over te steken,
dus we kunnen geen geestelijke vooruitgang boeken zonder door het kruis te gaan. Pas als we bij het nieuwe Jeruzalem aankomen, zullen we ophouden door het kruis te gaan, want tegen die tijd zullen alle negatieve dingen geëlimineerd zijn. Totdat we bij het nieuwe Jeruzalem komen, moeten we dag aan dag door het kruis gaan in onze wandel met de Heer.

Omdat we Christus hebben als de unieke persoon en het kruis als de
unieke manier hebben we geen ascetisme nodig. Bovendien hoeven we over bepaalde dingen niet eens een besluit te nemen. Zo'n praktijk werkt niet. Wat we moeten doen is gewoon 's nachts door het kruis heen liggen, een goede nachtrust hebben en dan' s ochtends opstaan ​​in de opstanding. Prijs de Heer dat de ervaring van de dood van Christus tegenover ascetisme staat!

De enige weg die wij kunnen gaan is de weg van het kruis. Het kruis is zowel een smalle weg als een snelweg. Voor degenen die niet bereid zijn het kruis te nemen, het kruis is een smalle weg. Maar voor degenen die bereid zijn deze weg te nemen, wordt het kruis een snelweg. In de kerk zouden we allemaal niets en niemand moeten zijn. Dit was de houding van Paulus toen hij zei dat we zijn gestorven en begraven. Om hier grip op te krijgen, hebben we openbaring nodig. Wat we ook zijn, wat we ook hebben en wat we ook doen, het kan een plaatsvervanger van Christus worden. Hoe beter we zijn of hoe beter we in staat zijn om dingen te doen, hoe meer Christus kan zijn
vervangen in onze ervaring. Door het kruis moeten we niets worden, niets hebben en niets kunnen doen. Anders zal wat we zijn, wat we hebben of wat we kunnen doen een plaatsvervanger worden voor Christus. (Levensstudie van Kolossenzen, pp. 214-216, 6-7)

Verder lezen: Levensstudie van Leviticus, msgs. 6-9; Levensstudie van 1 Johannes, msg. 10

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 3 DAY 1

Morning Nourishment

Ezra 3:2…They built the altar of the God of Israel to offer burnt offerings upon it, as it is written in the law of Moses the man of God.

Rom. 12:1 I exhort you therefore, brothers, through the compassions of God to present your bodies a living sacrifice, holy, well pleasing to God, which is your reasonable service.

In the Lord’s recovery there is the need of the priesthood and the kingship; then there will be something recovered. Ezra 3 tells us that the first thing recovered was the altar. For the recovery of the house we need the recovery of the altar…The altar is the place to offer all things to the Lord. This is the recovery of the real consecration. (CWWL, 1969, vol. 2, “The Recovery of God’s House and God’s City,” pp. 329-330)

Today’s Reading

According to Ezra 3, they did not offer anything except the burnt offering upon the altar. They did not offer the sin offering, the trespass
offering, the peace offering, or any other offering…We all know that the
burnt offering is for God’s satisfaction. The sin offering is for sins, the trespass offering is for our trespasses, the peace offering is for our peace, the meal offering is for our satisfaction, but the burnt offering is for God’s satisfaction. To recover the house is for God’s satisfaction. The house is not for us to be forgiven; it is not for us to have peace with God; it is not for our enjoyment; it is wholly for God’s satisfaction. Therefore, we must offer nothing but the burnt offering. In other words, we must put all that we have, all that we are, and all that we can do on the altar for God’s satisfaction. This is the start of the church life. Before we can have the church life, we must put everything on the altar. The young people must offer their college degrees and their scholarships, and we all must offer all that we have and are on the altar for God’s satisfaction. Otherwise, it is impossible to recover God’s house.

In some places I have observed that certain brothers like to bear
responsibility in the church life, but they are still in the world. They have not put all that they have and are on the altar. We need a consecration to offer everything on the altar for the building up of the local churches.

Many of the churches have a real burden that local seeking ones be
added. But eventually, they only have a small number. I tell you frankly that if you will offer everything—what you have, what you can do, and what you are—on the altar, the Lord will bring in the seeking ones. The problem is that we have come back from Babylon to Jerusalem, yet at Jerusalem we
still keep many things for our own interest. We would not offer everything on the altar for His interest and for His satisfaction. This is why we need consecration.

In Ezra 3 they offered burnt offerings morning and evening every day, and they offered the burnt offerings continually. All the time there was something burning on the altar. Only this type of consecration can bring about the building up of the churches.

If we really mean business with the Lord, we must offer everything on
the altar…We should not come back to Jerusalem and yet still maintain our life just as it was in Babylon. The life in Jerusalem must be absolutely for the Lord’s interest. The life in the Lord’s recovery must be absolutely for the recovery of the building up of the churches.

A few of the churches have had little increase. If they mean business with the Lord, they will be desperate to pray, “Lord, give us an increase; otherwise, we will die!” We must make ourselves cold or hot. If we are cold, let us be freezing. If we are hot, let us be so hot that people will say we are crazy…If we will be so burning, we will see the increase of the church. We do not care what people say about us; we must be absolutely for the Lord’s
recovery. (CWWL, 1969, vol. 2, “The Recovery of God’s House and God’s City,” pp. 330-331)

Further Reading: Life-study of Leviticus, msgs. 4-5; Life-study of
Romans, msg. 25

 

 

 

 

 

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 3 DAG 1

Ochtendvoeding

Ezra 3:2…Zij bouwden het altaar van de God van Israël om daarop brandoffers te brengen, zoals geschreven staat in de wet van Mozes, de man van God.

Rom. 12:1 Daarom vermaan ik u, broeders, door de ontfermingen van Aloha, om uw lichaam te offeren als een levend offer, heilig, God welgevallig, dat is uw redelijke dienst.

Bij het herstel van de Heer is er behoefte aan het priesterschap en het koningschap; dan wordt er iets hersteld. Ezra 3 vertelt ons dat het eerste dat werd teruggevonden het altaar was. Voor het herstel van het huis hebben we het herstel van het altaar nodig... Het altaar is de plaats om alle dingen aan de Heer te offeren. Dit is het herstel van de werkelijke toewijding. (CWWL, 1969, deel 2, "The Recovery of God's House and God's City", pp. 329-330)

Lezing van vandaag

Volgens Ezra 3 offerden ze niets anders dan het brandoffer op het altaar. Ze brachten niet het zondoffer, de schuld
offer, het dankoffer, of enig ander offer... We weten allemaal dat de
brandoffer is voor Gods voldoening. Het zondoffer is voor de zonden, het schuldoffer is voor onze overtredingen, het vredeoffer is voor onze vrede, het spijsoffer is voor onze voldoening, maar het brandoffer is voor Gods tevredenheid. Het huis herstellen is voor Gods tevredenheid. Het huis is niet voor ons om vergeven te worden; het is niet aan ons om vrede met God te hebben; het is niet voor ons plezier; het is geheel voor Gods tevredenheid. Daarom moeten we niets anders offeren dan het brandoffer. Met andere woorden, we moeten alles wat we hebben, alles wat we zijn en alles wat we kunnen doen op het altaar leggen tot Gods tevredenheid. Dit is het begin van het kerkelijk leven. Voordat we het kerkelijk leven kunnen hebben, moeten we alles op het altaar leggen. De jonge mensen moeten hun universitaire diploma's en hun beurzen aanbieden, en we moeten allemaal alles wat we hebben en op het altaar staan aanbieden voor Gods tevredenheid. Anders is het onmogelijk om Gods huis terug te krijgen.

Op sommige plaatsen heb ik gemerkt dat bepaalde broeders graag baren
verantwoordelijkheid in het kerkelijk leven, maar ze zijn nog steeds in de wereld. Ze hebben niet alles wat ze hebben en zijn op het altaar gelegd. We hebben een wijding nodig om alles op het altaar te offeren voor de opbouw van de plaatselijke kerken.

Veel van de kerken hebben een echte last dat er lokale zoekenden zijn
toegevoegd. Maar uiteindelijk hebben ze maar een klein aantal. Ik zeg u ronduit dat als u alles — wat u hebt, wat u kunt en wat u bent — op het altaar offert, de Heer de zoekenden zal brengen. Het probleem is dat we zijn teruggekeerd van Babylon naar Jeruzalem, maar in Jeruzalem zijn we
houden nog steeds veel dingen voor ons eigen belang. We zouden niet alles op het altaar offeren voor Zijn belang en voor Zijn tevredenheid. Daarom hebben we toewijding nodig.

In Ezra 3 brachten ze elke dag 's morgens en' s avonds brandoffers, en ze brachten de brandoffers voortdurend. De hele tijd brandde er iets op het altaar. Alleen dit soort wijding kan de opbouw van de kerken bewerkstelligen.

Als we echt zaken willen doen met de Heer, moeten we alles aanbieden
het altaar... We moeten niet terugkeren naar Jeruzalem en toch ons leven behouden zoals het was in Babylon. Het leven in Jeruzalem moet absoluut in het belang van de Heer zijn. Het leven in het herstel van de Heer moet absoluut gericht zijn op het herstel van de opbouw van de kerken.

Een paar kerken hebben weinig groei gehad. Als ze zaken met de Heer menen, zullen ze wanhopig bidden: “Heer, geef ons een verhoging; anders gaan we dood!” We moeten onszelf koud of warm maken. Als we het koud hebben, laten we dan bevriezen. Als we het warm hebben, laten we dan zo heet zijn dat mensen zullen zeggen dat we gek zijn... Als we zo brandend zijn, zullen we de groei van de kerk zien. Het kan ons niet schelen wat mensen over ons zeggen; we moeten absoluut voor de Heer zijn
herstel. (CWWL, 1969, deel 2, "The Recovery of God's House and God's City", pp. 330-331)

Verder lezen: Levensstudie van Leviticus, msgs. 4-5; Levensstudie van
Romeinen, bericht. 25

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 2 DAY 6

Morning Nourishment

2 Chron. 20:22 And when they began to shout in song and to praise, Jehovah set ambushes for the children of Ammon, Moab, and Mount Seir, who were coming out against Judah; and they were struck.

Psa. 86:12 I will praise You, O Lord my God, with all my heart; and I will glorify Your name forever.

Praise is the highest work carried out by God’s children. We can say
that the highest expression of a saint’s spiritual life is his praise to God. God’s throne is the highest point in the universe, yet He sits “enthroned upon the praises of Israel” (Psa. 22:3). God’s name and even God Himself are exalted through praise. The Christian life soars through praises. To praise is to transcend everything to touch the Lord…Once we praise, we are above the trials. The more others try to put us down, the more we should rise up before the Lord and say, “I thank You and praise You!”…Nothing can ripen and mature a man like sacrifices of praise. We need to learn not only to accept the discipline of the Holy Spirit but also to praise the discipline of the Holy Spirit…If we do this, a clear and glorious door will be opened to us.
(CWWN, vol. 48, pp. 247, 257-258)

Today’s Reading

The nation of Judah was coming to an end at the time of Jehoshaphat’s rule. It was very weak; everything was in a state of shambles…Judah was completely in despair; they felt that defeat was certain. Jehoshaphat was a revived king and a God-fearing person…Jehoshaphat was a person seeking after God. He told Judah to believe in God…He appointed singers to sing praises to Jehovah [2 Chron. 20:21]. He also asked these ones to praise the beauty of holiness and to walk out before the army…”And when they began to shout in song and to praise, Jehovah set ambushes for the children of Ammon, Moab, and Mount Senir” [v. 22]. When they began means at that very moment…Nothing moves the Lord’s hand as quickly as praise…We need to pray, and we need to pray every day. However, we can overcome many things only by praising.

Here we see that spiritual victory does not depend on warfare but on
praising…We overcome Satan not only by prayer but also by praise…[In] 2 Chronicles 20…on one side was the army, and on the other side was the singing of hymns. These ones either had great faith in God, or they were crazy. Thank God, we are not crazy people. We are those who have faith in God.

Many of God’s children are under severe trials; they are frequently tested…They are like Jehoshaphat. They are shut in by their trouble. One side is too strong, and the other side too weak…Their problems are too great and beyond their ability to overcome. At such times, it is easy for them to turn their attention to their problems…The more a man goes through trials, the easier it is for him to be bound by his problems. This becomes a great time of testing…The more a man is tested, the more he tends to look at himself or his environment. But for those who know God, the more they are tested, the more they put their trust in the Lord. The more they are tested, the more they learn to praise. Therefore, we must learn not to set our eyes on ourselves. We must learn to set our eyes on the Lord. We should lift up our heads and tell the Lord, “You are above everything; I praise You!” Loud praises, praises that issue from the heart, and the praises that flow out of wounded feelings are the sacrifices of praise pleasing and acceptable to God. Once the sacrifice of praise ascends to God, the enemy, Satan, is defeated by the praise. The sacrifice of praise is very effective before God. Let your loftiest praises burst forth to God, and you will surely withstand and overcome. When you praise, you will find the way of victory opening wide before your eyes! (CWWN, vol. 48, pp. 253-255)

Further Reading: CWWN, vol. 48, ch. 16; CWWL, 1991-1992, vol. 1, “The Central Line of the Divine Revelation,” ch. 1; CWWL, 1932-1949, vol. 4, “Crucial Truths in the Holy Scriptures, Volume 4,” ch. 34

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 2 DAG 6

Ochtendvoeding

2 Kron. 20:22 Toen zij begonnen te juichen en te loven, legde de HEERE hinderlagen voor de kinderen van Ammon, Moab en het gebergte Seïr, die uittrokken tegen Juda; en ze werden geslagen.

Psa. 86:12 Ik zal U loven, Heer, mijn God, met heel mijn hart; en ik zal uw naam voor altijd verheerlijken.

Lofprijzing is het hoogste werk dat door Gods kinderen wordt uitgevoerd. We kunnen zeggen
dat de hoogste uitdrukking van het spirituele leven van een heilige zijn lof aan God is. Gods troon is het hoogste punt in het universum, maar toch zit Hij "getroond op de lofzangen van Israël" (Ps. 22:3). Gods naam en zelfs God Zelf worden verheven door lofprijzing. Het christelijk leven stijgt door lofprijzingen. Lofprijs is alles overstijgen om de Heer aan te raken... Als we eenmaal prijzen, zijn we dat ook
boven de beproevingen. Hoe meer anderen ons proberen neer te halen, des te meer zouden we voor de Heer moeten opstaan en zeggen: "Ik dank U en prijs U!"... Niets kan een mens rijpen en rijpen als offers van lofprijzing. We moeten niet alleen leren om de tuchtiging van de Heilige Geest te aanvaarden, maar ook om de tuchtiging van de Heilige Geest te loven... Als we dit doen, zal er een duidelijke en glorieuze deur voor ons opengaan.
(CWWN, deel 48, blz. 247, 257-258)

Lezing van vandaag

De natie Juda liep ten einde ten tijde van Josafats heerschappij. Het was erg zwak; alles was een puinhoop... Juda was totaal wanhopig; ze voelden dat de nederlaag zeker was. Josafat was een nieuw leven ingeblazen koning en een godvrezende persoon... Josafat was een persoon die op zoek was naar God. Hij zei tegen Juda dat hij in God moest geloven... Hij stelde zangers aan om Jehovah te loven [2 Kron. 20:21]. Hij vroeg deze ook om de schoonheid van heiligheid te loven en voor het leger uit te lopen..."En toen ze begonnen te juichen en te loven, legde Jehova hinderlagen voor de kinderen van Ammon, Moab en de berg Senir" [v. 22]. Toen ze begonnen betekent op dat moment... Niets beweegt de hand van de Heer zo snel als lofprijzing... We moeten bidden, en we moeten elke dag bidden. Veel dingen kunnen we echter alleen overwinnen door te prijzen. Hier zien we dat geestelijke overwinning niet afhangt van oorlogvoering maar van
lofprijzing... We overwinnen Satan niet alleen door gebed maar ook door lofprijzing... [In] 2 Kronieken 20...aan de ene kant was het leger en aan de andere kant het zingen van hymnen. Deze mensen hadden ofwel een groot geloof in God, of ze waren gek. Godzijdank zijn we geen gekke mensen. Wij zijn degenen die in God geloven.

Veel van Gods kinderen worden zwaar beproefd; ze worden vaak op de proef gesteld... Ze zijn als Josafat. Ze zijn ingesloten door hun problemen. De ene kant is te sterk en de andere kant te zwak... Hun problemen zijn te groot en ze kunnen ze niet overwinnen. Op zulke momenten is het gemakkelijk voor hen om hun aandacht op hun problemen te richten... Hoe meer een man door beproevingen gaat, hoe gemakkelijker het voor hem is om gebonden te zijn aan zijn problemen. Dit wordt een geweldige tijd om te testen ... Hoe meer een man wordt getest, hoe meer hij geneigd is naar zichzelf of zijn omgeving te kijken. Maar degenen die God kennen, hoe meer ze worden getest, hoe meer ze op de Heer vertrouwen. Hoe meer ze worden getest, hoe meer ze leren prijzen. Daarom moeten we leren onze ogen niet op onszelf te richten. We moeten leren onze ogen op de Heer te richten. We moeten ons hoofd opheffen en tegen de Heer zeggen: “U staat boven alles; Ik aanbid je!" Luide lofprijzingen, lofprijzingen die uit het hart komen en de lofprijzingen die voortkomen uit gekwetste gevoelens zijn de offers van lofprijzing die God behaagt en aanvaardbaar vindt. Zodra het offer van lofprijzing opstijgt naar God, wordt de vijand, Satan, verslagen door de lofprijzing. Het offer van lofprijzing is zeer effectief voor God. Laat uw hoogste lofprijzingen uitbarsten voor God, en u zult zeker standhouden en overwinnen. Als je prijst, zul je de vinden
weg van de overwinning die zich wijd voor je ogen opent! (CWWN, deel 48, blz. 253-255)

Verder lezen: CWWN, vol. 48, hoofdstuk. 16; CWWL, 1991-1992, vol. 1, "De centrale lijn van de goddelijke openbaring", hoofdstuk. 1; CWWL, 1932-1949, vol. 4, "Cruciale waarheden in de Heilige Schrift, deel 4", hfdst. 34

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 2 DAY 5

Morning Nourishment

Matt. 6:10 Your kingdom come; Your will be done, as in heaven, so also on earth.

John 15:7 If you abide in Me and My words abide in you, ask whatever you will, and it shall be done for you.

In 1 Chronicles 4:10 we have a particular prayer offered by one of the descendants of Judah: “Jabez called on the God of Israel saying, Oh that You would richly bless me and enlarge my border, and that Your hand would be with me, and that You would so keep me from evil that it would not grieve me!” God caused what Jabez had requested to come to pass. I hope that all of us would have such a prayer, a prayer that God would enlarge the border of the enjoyment of the good land, that is, enlarge the border of our enjoyment of Christ.

(Life-study of 1 & 2 Chronicles, p. 18)

Today’s Reading

One main principle of God’s work is the need for man’s prayer. He wants man to cooperate with Him in prayer. There was once a Christian who was very experienced in prayer. He said that all spiritual work consists of four steps. In the first step, God intends to do something; there is God’s will. In the second step, He reveals this will to His children through the Spirit so that they know His will, His plan, His desire, and His aspiration. In the third step, God’s children return His will back to Him through prayer. Prayer is the echoing of God’s will. If our heart is in tune with God’s heart, spontaneously we will speak forth God’s will. As a result God will accomplish His work in the fourth step. We will pay attention to the third step, which is returning God’s will back to God…All worthwhile prayers are a kind of returning. If our prayer is only for the fulfillment of our plans and wishes, it will not have any value in the spiritual realm. Only the prayers that are initiated by God and that echo what He has initiated have any worth. God’s work is governed by prayers God is willing to do many things, but He will not do them when His people do not pray.

He must wait for man to agree with Him before He will do them. This is a great principle of God’s work, and it is also one of the most crucial principles in the Bible. When God created man, He gave man a free will, so that now there are three wills in the universe. One is the will of God, the second is the will of Satan, and the third is the will of man. Man wonders why God would not destroy Satan quickly. But God would not do this. He wants man to join Him in dealing with Satan. God has His will, Satan has his will, and man also has his will. God wants man’s will to be joined to Him…He does not want to act alone; He wants man to cooperate with Him. This is the responsibility of the church on earth. In order to do something, God must first put His will within us through the Holy Spirit. He will only accomplish something after we have echoed it in our prayer. God operates through this procedure…He wants a will that is one with Him and that echoes Him. If God does everything without us, then man does not need to be here, and we do not need to know God’s will. Yet every part of God’s will needs someone to carry it out, and He wants our will to become one with His will. The first step in carrying out His will is to pray out God’s will and utter His will through our prayer. From this we see that prayer is a work. There is no work more important than this work because prayer is the speaking of God’s will and the accomplishment of His will. Brothers and sisters, we have to know that God’s will is uttered through our prayers. Therefore, prayers that originate from our self-will are useless prayers. Prayers that are according to God’s will originate from God. He conveys His will to us through the Holy Spirit, and then we return the same thought to Him through our prayer. Prayers that are after God’s heart have God’s will as the starting point; man is merely the transmitting and responding organ. Prayer that originates from ourselves has no spiritual value. (CWWN, vol. 38, pp. 281-284) Further Reading: CWWL, 1986, vol. 3, “The Revelation and Vision of God,” ch. 3; CWWL, 1959, vol. 3, “Ten Lines in the Bible,” ch. 1

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 2 DAG 5

Ochtendvoeding

Mat. 6:10 Uw koninkrijk kome; Uw wil geschiede, zoals in de hemel, zo ook op aarde.

Johannes 15:7 Als je in Mij blijft en Mijn woorden in jou blijven, vraag dan wat je wilt en het zal voor je gebeuren.

In 1 Kronieken 4:10 hebben we een specifiek gebed dat wordt opgezonden door een van de nakomelingen van Juda: “Jabez riep de God van Israël aan en zei: O, dat U mij rijkelijk zoudt zegenen en mijn gebied zou verruimen, en dat Uw hand met mij zou zijn. , en dat U mij zo van het kwade zoudt houden dat het mij niet zou bedroeven!” God liet gebeuren wat Jabez had gevraagd. Ik hoop dat we allemaal zo'n gebed zouden hebben, een gebed dat God de grens van het genot van het goede land zou vergroten, dat wil zeggen, de grens van ons genot van Christus zou vergroten. (Levensstudie van 1 & 2 Kronieken, p. 18)

Lezing van vandaag

Een hoofdprincipe van Gods werk is de noodzaak van het gebed van de mens. Hij wil dat de mens met Hem samenwerkt in het gebed. Er was eens een christen
die zeer ervaren was in gebed. Hij zei dat al het spirituele werk uit vier stappen bestaat. In de eerste stap is God van plan iets te doen; daar is Gods wil. In de tweede stap openbaart Hij deze wil aan zijn kinderen door de Geest, zodat ze zijn wil, zijn plan, zijn verlangen en zijn streven kennen. In de derde stap geven Gods kinderen Zijn wil aan Hem terug door middel van gebed. Gebed is de weerklank van Gods wil. Als ons hart in overeenstemming is met Gods hart, zullen we spontaan Gods wil uitspreken. Als resultaat zal God het doen
volbreng Zijn werk in de vierde stap.

We zullen aandacht besteden aan de derde stap, namelijk het beantwoorden van Gods wil
terug naar God... Alle waardevolle gebeden zijn een soort terugkeer. Als ons gebed alleen voor de vervulling van onze plannen en wensen is, heeft het geen enkele waarde in de spirituele wereld. Alleen de gebeden die door God zijn geïnitieerd en die weerspiegelen wat Hij heeft geïnitieerd, hebben enige waarde. Gods werk wordt geleid door gebeden. God is bereid om veel dingen te doen, maar Hij zal ze niet doen als Zijn volk niet bidt. Hij moet wachten tot de mens het met Hem eens is voordat Hij ze zal doen. Dit is een geweldig principe van Gods werk, en het is ook een van de meest
cruciale principes in de Bijbel.

Toen God de mens schiep, gaf Hij de mens een vrije wil, zodat er nu drie willen in het universum zijn. De ene is de wil van God, de tweede is de wil van Satan en de derde is de wil van de mens. De mens vraagt zich af waarom God Satan niet snel zou vernietigen. Maar God zou dit niet doen. Hij wil dat de mens zich bij Hem voegt in de omgang met Satan. God heeft Zijn wil, Satan heeft zijn wil en de mens heeft ook zijn wil. God wil dat de wil van de mens zich bij Hem voegt... Hij wil niet alleen handelen; Hij wil dat de mens met Hem samenwerkt. Dit is de verantwoordelijkheid van de kerk op aarde.

Om iets te kunnen doen, moet God eerst Zijn wil in ons doordrukken
de Heilige Geest. Hij zal pas iets tot stand brengen nadat we het in ons gebed hebben herhaald. God werkt via deze procedure... Hij wil een wil die één is met Hem en die Hem weergalmt. Als God alles zonder ons doet, hoeft de mens hier niet te zijn en hoeven we Gods wil niet te kennen. Nog
elk deel van Gods wil heeft iemand nodig om het uit te voeren, en Hij wil dat onze wil één wordt met zijn wil. De eerste stap in het uitvoeren van Zijn wil is om Gods wil uit te bidden en Zijn wil te uiten door ons gebed. Hieruit zien we dat gebed een werk is. Er is geen belangrijker werk dan dit werk, want bidden is het uitspreken van Gods wil en het volbrengen van Zijn wil. Broeders en zusters, we moeten weten dat Gods wil wordt uitgesproken door onze gebeden. Daarom zijn gebeden die voortkomen uit onze eigen wil nutteloze gebeden. Gebeden die in overeenstemming met Gods wil zijn, komen van God. Hij brengt Zijn wil aan ons over door de Heilige Geest, en dan geven wij dezelfde gedachte aan Hem terug door ons gebed. Gebeden naar Gods hart hebben Gods wil als uitgangspunt; de mens is slechts het verzendende en reagerende orgaan. Gebed dat uit onszelf komt, heeft geen spirituele waarde. (CWWN, deel 38, blz. 281-284)

Verder lezen: CWWL, 1986, vol. 3, 'De openbaring en het visioen van God', hfdst. 3; CWWL, 1959, vol. 3, "Tien regels in de Bijbel", hfdst. 1

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 2 DAY 4
Morning Nourishment

1 Chron. 16:16-18 The covenant that He made with Abraham, and His oath unto Isaac…He confirmed it unto Jacob as a statute, unto Israel as an eternal covenant, saying, To you I will give the land of Canaan, the portion of your inheritance.

God not only repeated His promise to Abraham concerning the seed
but also the promise to him concerning the land…Abraham believed in the Lord for that promise concerning the seed. The promise concerning the land is affirmatively made by God in Genesis 15:7, but Abraham lacked faith to believe in God for this promise concerning the land. Because Abraham found it difficult to believe in God regarding the promise of the land, God was forced to make a covenant with him. In Genesis 15:9-21 we see that God confirmed His promise by making a covenant with Abraham through Christ. (Life-study of Genesis, pp. 602, 605)

Today’s Reading

In making His covenant with Abraham, God told him to take a heifer, a she-goat, a ram, a turtledove, and a young pigeon (Gen. 15:9)…It was through these that God made His covenant with Abraham, implying that it was in this way that Abraham could fulfill God’s eternal purpose.

The three cattle, which were cut and killed, are types of the crucified
Christ. The crucified Christ was the One who became flesh, living on earth in His humanity…The Lamb of God was the One who was the Word of God becoming flesh [John 1:14, 29]. Thus, the three cattle in Genesis 15 should signify Christ in His humanity being crucified for us.

The female heifer was for a peace offering (Lev. 3:1)…In order for God
to make a covenant with His called one, there was first the need of a peace offering. And Christ was that peace offering. The she-goat was a type of Christ as our sin offering (Lev. 4:28; 5:6). Regardless of how good we may be as God’s called ones, we are still sinful. Thus, following the peace offering we need the sin offering. Hallelujah, the problem of sin has been settled! It has been taken away by Christ as our she-goat, as our sin offering.
Following this there was the need of the burnt offering, the offering which signifies that everything must be for God (Lev. 1:10)…Christ was all of the offerings that God passed through in making a covenant with His called one.

The two birds, neither of which was killed, signify the resurrected, living Christ (Lev. 14:6-7). This resurrected Christ is mainly in His divinity because, according to the Bible, a dove in typology signifies the Holy Spirit (John 1:32). Therefore, while the cattle typify Christ in His humanity, the birds typify Him in His divinity. So the birds in Genesis 15 signify the
heavenly Christ, the Christ who came from and who still is in heaven (John 3:13), the Christ who was and who still is living…He was killed as a man who walked on this earth, but now He is living as the heavenly One soaring in the heavens…He was sacrificed for us in His humanity, and He is living for us in His divinity.

In typology, the turtledove signifies a suffering life and the young pigeon signifies a believing life, a life of faith. While He was living on earth, the Lord Jesus was always suffering and believing. In His suffering life He was the turtledove and in His believing life He was the young pigeon.

There were two birds, and the number two means testimony, bearing witness (Acts 5:32). The two living birds bear testimony of Christ as the resurrected One living in us and for us (John 14:19-20; Gal. 2:20)…In Revelation 1 the Lord Jesus said, “I am…the living One; and I became dead, and behold, I am living forever and ever” (vv. 17-18). His living forever is.His testimony, for the testimony of Jesus is always related to the matter of being living. If a local church is not living, it does not have the testimony of Jesus. The more living we are, the more we are the testimony of the living Jesus. (Life-study of Genesis, pp.606-609)

Further Reading: Life-study of Genesis, msg. 45; The Conclusion of the New Testament, msg. 230

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 2 DAG 4
Ochtendvoeding

1 Kron. 16:16-18 Het verbond dat Hij sloot met Abraham, en Zijn eed aan Isaak... Hij bevestigde het aan Jakob als een wet, aan Israël als een eeuwig verbond, zeggende: Ik zal u het land Kanaän geven, het deel van uw erfenis.

God herhaalde niet alleen Zijn belofte aan Abraham betreffende het zaad, maar ook de belofte aan hem betreffende het land...Abraham geloofde in de Heer voor die belofte betreffende het zaad. De belofte met betrekking tot het land wordt bevestigend door God gedaan in Genesis 15:7, maar het ontbrak Abraham aan geloof om in God te geloven voor deze belofte met betrekking tot het land. Omdat Abraham het moeilijk vond om in God te geloven met betrekking tot de belofte van het land, werd God gedwongen een verbond met hem te sluiten. In Genesis 15:9-21 zien we dat God Zijn belofte bevestigde door een verbond met Abraham te sluiten door Christus. (Levensstudie van Genesis, pp. 602, 605)

Lezing van vandaag

Bij het sluiten van Zijn verbond met Abraham zei God tegen hem dat hij een vaars, een geit, een ram, een tortelduif en een jonge duif moest nemen (Gen. 15:9)... Door hen sloot God Zijn verbond met Abraham, wat impliceert dat Abraham op deze manier Gods eeuwige doel kon vervullen.

De drie runderen, die werden afgehakt en gedood, zijn typen van de gekruisigde
Christus. De gekruisigde Christus was Degene die vlees werd en op aarde leefde in Zijn menselijkheid... Het Lam van God was Degene die het vleesgeworden Woord van God was [Johannes 1:14, 29]. De drie runderen in Genesis 15 zouden dus moeten betekenen dat Christus in Zijn menselijkheid voor ons gekruisigd wordt.

De vrouwelijke vaars was voor een vredeoffer (Lev. 3:1) ... voor God
om een verbond te sluiten met Zijn geroepene, was er eerst een vredeoffer nodig. En Christus was dat vredeoffer. De geit was een type van Christus als ons zondoffer (Lev. 4:28; 5:6). Hoe goed we ook zijn als door God geroepenen, we zijn nog steeds zondig. Dus na het vredeoffer hebben we het zondoffer nodig. Halleluja, het probleem van de zonde is opgelost! Het is weggenomen door Christus als onze geit, als ons zondoffer.
Hierna was er de noodzaak van het brandoffer, het offer dat betekent dat alles voor God moet zijn (Lev. 1:10) ... Christus was alle offergaven waar God doorheen ging om een verbond te sluiten met Zijn geroepene.

De twee vogels, die geen van beiden werden gedood, duiden op de opgestane, levende Christus (Lev. 14:6-7). Deze opgestane Christus is voornamelijk in Zijn goddelijkheid omdat, volgens de Bijbel, een duif in typologie de Heilige Geest aanduidt (Johannes 1:32). Daarom, terwijl het vee Christus typeert in Zijn menselijkheid, symboliseren de vogels Hem in Zijn goddelijkheid. Dus de vogels in Genesis 15 betekenen de
hemelse Christus, de Christus die uit de hemel kwam en nog steeds in de hemel is (Johannes 3:13), de Christus die leefde en nog steeds leeft... Hij werd gedood als een man die op deze aarde wandelde, maar nu leeft Hij als de hemelse Ene die in de hemel zweeft... Hij werd voor ons geofferd in Zijn menselijkheid, en Hij leeft voor ons in Zijn goddelijkheid.

In de typologie staat de tortelduif voor een lijdend leven en de jonge duif voor een gelovig leven, een leven van geloof. Terwijl Hij op aarde leefde, leed en geloofde de Heer Jezus altijd. In Zijn lijdende leven was Hij de tortelduif en in Zijn gelovige leven was Hij de jonge duif.

Er waren twee vogels, en het getal twee betekent getuigenis, getuigenis afleggen (Handelingen 5:32). De twee levende vogels getuigen van Christus als de Verrezene die in ons en voor ons leeft (Johannes 14:19-20; Galaten 2:20)... In Openbaring 1 zei de Heer Jezus: “Ik ben… de Levende; en ik werd dood, en zie, ik leef voor eeuwig en altijd” (vv. 17-18). Zijn eeuwig leven is dat wel. Zijn getuigenis, want het getuigenis van Jezus heeft altijd te maken met de kwestie van leven. Als een plaatselijke kerk niet leeft, heeft ze niet het getuigenis van Jezus. Hoe meer we leven, hoe meer we de getuigenis zijn van de levende Jezus. (Levensstudie van Genesis, pp.606-609)

Verder lezen: Levensstudie van Genesis, msg. 45; De conclusie van het Nieuwe Testament, msg. 230

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 2 DAY 3
Morning Nourishment

2 Chron. 36:23…Jehovah…has charged me to build Him a house in Jerusalem…Whoever there is among you of all His people, may Jehovah his God be with him, and let him go up!

Deut. 12:5 But to the place which Jehovah your God will choose…to put His name, to His habitation, shall you seek, and there shall you go.

The local ground of the church is basically the unique oneness of the
Body of Christ practiced in the local churches…There is one unique Body of Christ in the universe, and there is one unique local church in each locality. This unique oneness is the basic element of the church life. Since the oneness of the Body of Christ is the oneness of the Spirit (Eph. 4:3), the oneness practiced in a local church must be in the move of the Spirit and under the government of the Spirit. Hence, this Spirit is also a basic element of the church ground. In addition to this, since a local church is very much involved with its locality, the locality of the local church is also a crucial element of the church ground. So, the church ground on which a local church is built must be constituted with and prevail in the oneness executed by the Spirit and the oneness safeguarded by the locality. (CWWL, 1993, vol. 2, “The Crucial Points of the Major Items of the Lord’s Recovery Today,” p. 66)

Today’s Reading

According to the divine revelation of the New Testament, the church ground is constituted of three crucial elements:

The first element of the constitution of the church ground is the unique oneness of the universal Body of Christ, which is called “the oneness
of the Spirit” (Eph. 4:3). This is the oneness that the Lord prayed for in John 17. It is a oneness of the mingling of the processed Triune God with all the believers in Christ. This oneness is in the name of the Father (vv. 6, 11), denoting the Father’s person, in which is the Father’s life. This oneness is even in the Triune God through sanctification by His holy word as the truth (vv. 14-21). This oneness is ultimately in the divine glory for the expression of the Triune God (vv. 22-24). Such a oneness was imparted into the spirit of all the believers in Christ, in their regeneration by the Spirit of life with Christ as the divine life.

The second element of the church ground is the unique ground of the
locality in which a local church is established and exists. The New
Testament presents us a clear picture that all the local churches, as the expression of the universal church—the universal Body of Christ—are located in their respective cities. Hence, we see the church in Jerusalem (Acts 8:1), the church in Antioch (13:1), the church in Cenchrea (Rom. 16:1), the church in Corinth (1 Cor. 1:2), and the seven churches in Asia in seven respective cities (Rev. 1:4, 11). Every city, as the boundary in which a church exists, is the local ground of that church. Such a unique ground of locality preserves the church from being divided by many different matters as different grounds in the way that divisive denominations, such as the Baptists, the Presbyterians, the Lutherans, the Methodists, and the
Episcopalians, are divided.

The third element of the church ground is the reality of the Spirit of
oneness, expressing the unique oneness of the universal Body of Christ on the unique ground of locality of a local church. Briefly, [it] is the reality of the Spirit, who is the living reality of the Divine Trinity (1 John 5:6; John16:13). It is by this Spirit that the oneness of the Body of Christ becomes real and living. It is also through this Spirit that the ground of locality is applied in life and not in legality. And it is by this Spirit that the genuine ground of the church is linked with the Triune God (Eph. 4:3-6). (CWWL, 1990, vol. 2, “A Brief Presentation of the Lord’s Recovery,” pp. 408-409)

Further Reading: CWWL, 1979, vol. 2, “The Genuine Ground of Oneness,” chs. 3-5, 10; Life-study of Deuteronomy, msgs. 9-10; CWWL, 1968, vol. 1, “The Practical Expression of the Church,” chs. 6, 8-9

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 2 DAG 3
Ochtendvoeding

2 Kron. 36:23...Jehovah...heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem...Wie er ook onder u is van al Zijn volk, moge Jehovah, zijn God, met hem zijn, en laat hem optrekken!

Deut. 12:5 Maar naar de plaats die de HEERE, uw God, zal uitkiezen...om Zijn naam te vestigen, naar Zijn woning, zult gij zoeken, en daarheen gaan. De lokale grond van de kerk is in wezen de unieke eenheid van het Lichaam van Christus beoefend in de lokale kerken... Er is één uniek Lichaam van Christus in het universum, en er is één unieke lokale kerk in elke plaats. Deze unieke eenheid is het basiselement van het kerkelijk leven. Aangezien de eenheid van het Lichaam van Christus de eenheid van de Geest is (Efeziërs 4:3), moet de eenheid die in een plaatselijke gemeente wordt beoefend, in beweging zijn van de Geest en onder de heerschappij van de Geest. Daarom is deze Geest ook een basiselement van de kerkgrond. Bovendien, aangezien een plaatselijke kerk erg betrokken is bij haar plaats, is de plaats van de plaatselijke kerk ook een cruciaal element van de kerkgrond. De kerkelijke grond waarop een plaatselijke kerk is gebouwd, moet dus gevormd zijn met en de overhand hebben in de eenheid die wordt bewerkstelligd door de Geest en de eenheid die wordt gewaarborgd door de plaats. (CWWL, 1993, deel 2, "The Crucial Points of the Major Items of the Lord's Recovery Today", p. 66)

Lezing van vandaag

Volgens de goddelijke openbaring van het Nieuwe Testament bestaat de kerkgrond uit drie cruciale elementen:

Het eerste element van de constitutie van de kerkgrond is de unieke eenheid van het universele Lichaam van Christus, dat “de eenheid” wordt genoemd.
van de Geest” (Efeziërs 4:3). Dit is de eenheid waar de Heer om bad in Johannes 17. Het is de eenheid van de vermenging van de verwerkte Drie-enige God met alle gelovigen in Christus. Deze eenheid is in de naam van de Vader (vv. 6, 11), waarmee de persoon van de Vader wordt aangeduid, waarin het leven van de Vader is. Deze eenheid is zelfs in de Drie-enige God door heiliging door Zijn heilig woord als waarheid (vv. 14-21). Deze eenheid is uiteindelijk in de goddelijke heerlijkheid voor de uitdrukking van de Drie-enige God (vv. 22-24). Zo'n eenheid werd meegedeeld in de geest van alle gelovigen in Christus, in hun wedergeboorte door de Geest des levens met Christus als het goddelijk leven.

Het tweede element van de kerkgrond is de unieke grond van de
plaats waar een plaatselijke kerk is gevestigd en bestaat. De nieuwe
Testament geeft ons een duidelijk beeld dat alle lokale kerken, als de uitdrukking van de universele kerk - het universele Lichaam van Christus - zich in hun respectieve steden bevinden. Daarom zien we de kerk in Jeruzalem (Hand. 8:1), de kerk in Antiochië (13:1), de kerk in Kenchree (Rom. 16:1), de kerk in Korinthe (1 Kor. 1:2), en de zeven gemeenten in Azië in zeven respectieve steden (Openbaring 1:4, 11). Elke stad, als de grens waarin een kerk bestaat, is de lokale grond van die kerk. Zo'n unieke grond van plaats behoedt de kerk voor verdeeldheid door veel verschillende zaken als verschillende gronden zoals verdeeldheid zaaiende denominaties, zoals de baptisten, de presbyterianen, de lutheranen, de methodisten en de
Episcopalen, zijn verdeeld.

Het derde element van de kerkgrond is de werkelijkheid van de Geest van
eenheid, die de unieke eenheid van het universele Lichaam van Christus uitdrukt op de unieke grond van plaats van een plaatselijke kerk. In het kort, [het] is de realiteit van de Geest, die de levende realiteit is van de Goddelijke Drie-eenheid (1 Johannes 5:6; Johannes 16:13). Het is door deze Geest dat de eenheid van het Lichaam van Christus echt en levend wordt. Het is ook door deze Geest dat de grond van de plaats in het leven wordt toegepast en niet in de legaliteit. En het is door deze Geest dat de ware grond van de kerk verbonden is met de Drie-enige God (Efeziërs 4:3-6). (CWWL, 1990, deel 2, "A Brief Presentation of the Lord's Recovery", pp. 408-409)

Verder lezen: CWWL, 1979, vol. 2, "De echte grond van eenheid", chs. 3-5, 10; Levensstudie van Deuteronomium, msgs. 9-10; CWWL, 1968, vol. 1, ‘De praktische uitdrukking van de kerk’, hfdst. 6, 8-9

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 2 DAY 2
Morning Nourishment

1 Chron. 16:8 Give thanks to Jehovah; call upon His name; make known His deeds among the peoples.

Exo. 3:14 And God said to Moses, I AM WHO I AM. And He said, Thus you shall say to the children of Israel, I AM has sent me to you.

God is the common name, while Jehovah is the name of intimacy. God refers to His power, while Jehovah refers to His love. God refers to creation, while Jehovah refers to His intimacy. Genesis 1 does not mention Jehovah, because it covers the creation. Even when chapter 1 mentions man, it is in relation to creation and power. Genesis 2 speaks of God’s intimacy with man and His relationship with man; therefore, it mentions Jehovah God. [Saying] Jehovah God…instead of just Jehovah…proves that the Jehovah in chapter 2 is the God in chapter 1. Jehovah God is not only the One who is powerful, but is also the One who draws near to man. (CWWN, vol. 9, p.265)

Today’s Reading

Just as El Shaddai is God’s name for supply and promise, so Jehovah is His name for existence and fulfillment. As Jehovah, God is the existing God (Exo. 3:14; John 8:24, 28, 58) and the fulfilling God (Exo. 6:6-8). Abraham, Isaac, and Jacob died without enjoying the fulfillment of the promise (Heb.11:13). In their experience God was the all-sufficient One, but He was not Jehovah. To them, He was the promising God, but He was not the fulfilling God. When God spoke to Moses in Exodus 6:1-8,…God did not make a promise to Moses regarding the good land; rather, He came to fulfill the promise He had made to Abraham, Isaac, and Jacob. When God was making a covenant with Abraham in Genesis 15, He indicated in verses 13 and 14 that it would be four hundred years before the promise concerning the good land would be fulfilled. These years were completed when Moses was eighty years of age. This indicates that what was a promise to Abraham was to be a fulfillment to Moses and to the children of Israel.

In order for God to be the fulfilling God, He must be the existing God;
that is, He must be the self-existing One. In a unique sense, the verb to be is applied only to Him. This verb is a basic component of the name Jehovah. In this universe He alone is the self-existing One. As the One who promised, He is El Shaddai; but as the One who fulfills what He has promised, He is Jehovah, the One who is. God’s existence is not dependent on anything apart from Himself. He exists eternally, having neither beginning nor ending. As Jehovah, God simply is.

Approximately four thousand years ago, God made a promise to Abraham concerning the good land. God’s promise has not yet been fulfilled to Abraham himself, because Abraham has not been resurrected…Because God is and always will be, He cannot fail to fulfill His promise. In this universe there is One who is, and this One is the fulfilling God. Whatever He says will come to pass. Jehovah will fulfill His word. In the Lord’s recovery today…we are in the stage of fulfillment. The stage of fulfillment includes the fulfillment of the promises made both in the Old Testament and in the New Testament. One New Testament promise is the Lord’s word, “I will build My church” (Matt. 16:18). This word is being fulfilled among us today.

Young people, my burden in this message is especially for you. I am
grateful to the Lord for your faithfulness to His recovery. But I realize that there is a long journey ahead of you and that many trials and tests await you. I want to testify to you that the very God whom you are serving is not only El Shaddai, but also Jehovah…I may not be able to keep my word because I may cease to be. But because Jehovah exists eternally and because He is the reality of the verb to be, He will fulfill whatever He has spoken. When you encounter tests, trials, and difficulties, you should say, “Lord, You are. My problems will end, but You, Lord, will be forever.”
(Life-study of Exodus,pp.162-166

Further Reading: CWWN, vol. 9, pp. 263-274; Life-study of Exodus, msgs. 5, 14

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 2 DAG 2
Ochtendvoeding

1 Kron. 16:8 Breng dank aan Maryah; roep Zijn naam aan; Zijn daden bekend maken onder de volken.

Exo. 3:14 En God zei tot Mozes, IK BEN DIE IK BEN. En Hij zei: Zo zult u tegen de kinderen van Israël zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden. God is de algemene naam, terwijl Jehovah de naam van intimiteit is. God verwijst naar Zijn macht, terwijl Jehova verwijst naar Zijn liefde. God verwijst naar de schepping, terwijl Jehova verwijst naar Zijn intimiteit. Genesis 1 vermeldt Jehovah niet, omdat het betrekking heeft op de schepping. Zelfs als in hoofdstuk 1 de mens wordt genoemd, is dat in relatie tot schepping en macht. Genesis 2 spreekt over Gods intimiteit met de mens en Zijn relatie met de mens; daarom wordt Jehovah God genoemd. [Zeggen] Jehova God... in plaats van alleen Jehova... bewijst dat de Jehova in hoofdstuk 2 de God is in hoofdstuk 1. Jehova God is niet alleen Degene die machtig is, maar ook Degene die de mens nadert. (CWWN, deel 9, p.265)

Lezing van vandaag

Net zoals El Shaddai Gods naam is voor voorziening en belofte, zo is Jehova Zijn naam voor bestaan en vervulling. Als Jehova is God de bestaande God (Exodus 3:14; Johannes 8:24, 28, 58) en de vervullende God (Exodus 6:6-8). Abraham, Isaak en Jakob stierven zonder de vervulling van de belofte te genieten (Hebr.11:13). In hun ervaring was God de Algenoegzame, maar dat was Hij niet Jehova. Voor hen was Hij de veelbelovende God, maar Hij was niet de vervullende God. Toen God tot Mozes sprak in Exodus 6:1-8,... deed God geen belofte aan Mozes met betrekking tot het goede land; in plaats daarvan kwam Hij om de belofte te vervullen die Hij aan Abraham, Isaak en Jacob had gedaan. Toen God in Genesis 15 een verbond sloot met Abraham, gaf Hij in de verzen 13 en 14 aan dat het vierhonderd jaar zou duren voordat de belofte aangaande het goede land vervuld zou worden. Deze jaren waren voltooid toen Mozes tachtig jaar oud was. Dit geeft aan dat wat een belofte aan Abraham was, een vervulling zou zijn voor Mozes en de kinderen van Israël.

Wil God de vervullende God zijn, dan moet Hij de bestaande God zijn;
dat wil zeggen, Hij moet de in zichzelf bestaande Ene zijn. In een unieke zin wordt het werkwoord zijn alleen op Hem toegepast. Dit werkwoord is een basiscomponent van de naam Jehovah. In dit universum is Hij alleen de in zichzelf bestaande Ene. Als Degene die beloofde, is Hij El Shaddai; maar als Degene die vervult wat Hij heeft beloofd, is Hij Jehova, de Ene die is. Gods bestaan is van niets anders afhankelijk dan van Hemzelf. Hij bestaat eeuwig, zonder begin of einde. God is gewoon zoals Jehovah.

Ongeveer vierduizend jaar geleden deed God een belofte aan Abraham over het goede land. Gods belofte aan Abraham zelf is nog niet vervuld, omdat Abraham niet is opgewekt... Omdat God bestaat en altijd zal zijn, kan Hij niet nalaten Zijn belofte na te komen. In dit universum is er Eén die is, en deze is de vervullende God. Alles wat Hij zegt zal gebeuren. Jehovah zal Zijn woord vervullen. In het herstel van de Heer vandaag... bevinden we ons in het stadium van vervulling. Het stadium van vervulling omvat de vervulling van de beloften die zowel in het Oude Testament als in het Nieuwe Testament zijn gedaan. Een nieuwtestamentische belofte is het woord van de Heer: "Ik zal Mijn kerk bouwen" (Matt. 16:18). Dit woord wordt vandaag onder ons vervuld. Jonge mensen, mijn last in deze boodschap is speciaal voor jullie. Ik ben de Heer dankbaar voor uw trouw aan Zijn herstel. Maar ik realiseer me dat er een lange reis voor je ligt en dat er veel beproevingen en testen op je wachten. Ik wil tot u getuigen dat de God die u dient niet alleen El Shaddai is, maar ook Jehova... Ik kan mijn woord misschien niet houden omdat ik misschien ophoud te bestaan. Maar omdat Jehova eeuwig bestaat en omdat Hij de werkelijkheid is van het werkwoord zijn, zal Hij vervullen wat Hij heeft gezegd. Wanneer u beproevingen, beproevingen en moeilijkheden tegenkomt, zou u moeten zeggen: “Heer, U bent. Mijn problemen zullen eindigen, maar U, Heer, zal voor altijd zijn. (Levensstudie van Exodus, pp.162-166 Verder lezen: CWWN, vol. 9, blz. 263-274; Levensstudie van Exodus, msgs. 5, 14

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 2 DAY 1

Morning Nourishment

1 Cor. 10:11 Now these things happened to them as an example, and they were written for our admonition, unto whom the ends of the ages have come.

2 Tim. 2:13 If we are faithless, He remains faithful, for He cannot deny Himself.

1 Cor. 4:2 Here, furthermore, it is sought in stewards that one be found faithful.

God is surely the best writer, and He uses pictures in the first thirty-nine books of His writing in the Bible…The pictures are the types, figures, and shadows in the Old Testament. For instance, Adam is “a type of Him who was to come” (Rom.5:14). Some types are also prophecies…The greatest type in the Old Testament is the history of the people of Israel, who typify God’s people on earth today. Thus, the history of Israel in the Old Testament is a big type signifying things to come. (Life-study of 1 & 2 Chronicles, p. 2)

Today’s Reading

In 1 Corinthians 1:9 Paul says, “God is faithful, through whom you were called into the fellowship of His Son, Jesus Christ our Lord.” God is faithful in this matter, but He may not be faithful to provide you a large house or a well-paying job. I would not deny the fact that God is faithful in caring for our welfare. My point is that God’s faithfulness is not according to our natural understanding. We need to realize that in allowing us to have troubles, God is faithful in His purpose to turn us from idols and bring us back to Himself. Our peace, safety, health, and possessions may become idols to us, and God is faithful to take these things away so that we may drink of Him as the fountain of living waters. If our house or our possessions become idols to us, we drink of them and not of God. God’s faithfulness is a matter of dealing with these idols and causing us to drink of Him. God is faithful in leading us into His economy, and His economy is for us to drink Christ, to eat Christ, to enjoy Christ, to absorb Christ, and to assimilate Christ that God may have His increase with us to fulfill His economy. Instead of drinking of God as the fountain of living waters, Israel drank of their idols. Therefore, God used the Babylonians to deal with these idols and also to destroy Jerusalem and even the temple, which had become an idol to them. We need to see that we are not better than Israel. Anything can become an idol to us. But God is faithful in fulfilling His economy. In His faithfulness He deals with our idols that we may drink of Him. We all need to drink of God as the fountain of living waters, receiving Christ into us and assimilating Him, so that He may increase for the fulfillment of God’s economy to have His expression through His counterpart. Whereas God is faithful, we are neither faithful nor chaste but go to many other husbands. After failing God, we may receive some mercy and grace and therefore repent and weep…While we are repenting and weeping, God is rejoicing. However, if we repent and weep too much, even our repentance may become an idol…Therefore, after repenting, we should begin to drink of the living waters, praising God, giving thanks to Him for everything, and enjoying Him. This is what God wants. God is not interested in anything other than our enjoyment of Christ. (Life-study of Jeremiah, pp. 28-29) In 1 Corinthians 4:2…the word here means in the stewardship, in the dispensing ministry. In this dispensing ministry it is most important that stewards be found faithful. Here Paul seems to be talking about himself…When I was with the Brethren, we were taught never to refer to ourselves in a positive way. But here Paul seems to indicate that he was faithful as a steward. (Life-study of 1 Corinthians, p. 300) Further Reading: CWWL, 1983, vol. 3, “The Divine Trinity as Revealed in the Holy Word,” ch. 2; Life-study of 1 & 2 Chronicles, msgs. 1, 3, 6, 8, 12; Life-study of Ezra, msg. 1

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 2 DAG 1

Ochtendvoeding

1 Kor. 10:11 Deze dingen nu zijn hun overkomen als een voorbeeld, en ze zijn geschreven tot onze vermaning, tot wie het einde der eeuwen is gekomen.

2 Tim. 2:13 Als wij ontrouw zijn, blijft hij trouw, want hij kan zichzelf niet verloochenen.

1 Kor. 4:2 Verder wordt hier in rentmeesters gezocht dat men getrouw bevonden wordt.

God is zeker de beste schrijver, en Hij gebruikt afbeeldingen in de eerste negenendertig boeken van Zijn schrijven in de Bijbel... De afbeeldingen zijn de typen, figuren en schaduwen in het Oude Testament. Adam is bijvoorbeeld "een type van Hem die zou komen" (Rom.5:14). Sommige typen zijn ook profetieën... Het grootste type in het Oude Testament is de geschiedenis van het volk Israël, dat Gods volk op aarde vandaag typeert. De geschiedenis van Israël in het Oude Testament is dus een groot type dat toekomstige dingen aanduidt. (Levensstudie van 1 & 2
Kronieken, op. 2)

Lezing van vandaag

In 1 Korintiërs 1:9 zegt Paulus: "God is getrouw, door wie u geroepen bent tot de gemeenschap van zijn Zoon, Jezus Christus, onze Heer." God is
trouw in deze zaak, maar Hij is misschien niet trouw om u een groot huis of een goedbetaalde baan te geven. Ik zou het feit niet ontkennen dat God trouw is in de zorg voor ons welzijn. Mijn punt is dat Gods trouw niet in overeenstemming is met ons natuurlijke begrip.

We moeten ons realiseren dat God trouw is door ons problemen te laten hebben
in Zijn doel om ons af te keren van afgoden en ons terug te brengen naar Hemzelf. Ons
vrede, veiligheid, gezondheid en bezittingen kunnen afgoden voor ons worden, en God is getrouw om deze dingen weg te nemen, zodat we van Hem kunnen drinken als de bron van levend water. Als ons huis of onze bezittingen afgoden voor ons worden, drinken we ervan en niet van God. Gods trouw is een kwestie van
omgaan met deze afgoden en ervoor zorgen dat we van Hem drinken.

God is getrouw in het leiden van ons naar Zijn economie, en Zijn economie is voor
ons om Christus te drinken, om Christus te eten, om van Christus te genieten, om Christus in ons op te nemen en om Christus te assimileren, zodat God Zijn nakomelingschap met ons mag hebben om Zijn economie te vervullen.

In plaats van te drinken van God als de bron van levend water, dronk Israël van hun afgoden. Daarom gebruikte God de Babyloniërs om met deze afgoden af te rekenen en ook om Jeruzalem en zelfs de tempel, die voor hen een afgod was geworden, te vernietigen. We moeten inzien dat we niet beter zijn dan Israël. Alles kan een idool voor ons worden. Maar God is getrouw in het vervullen van Zijn economie. In Zijn trouw rekent Hij af met onze afgoden opdat wij van Hem mogen drinken. We moeten allemaal van God drinken als de bron van levend water, Christus in ons ontvangen en Hem assimileren, zodat Hij mag toenemen voor de vervulling van Gods economie om Zijn uitdrukking te hebben door Zijn tegenhanger.

Terwijl God trouw is, zijn wij noch trouw noch kuis, maar gaan naar
vele andere echtgenoten. Nadat we God in de steek hebben gelaten, kunnen we enige barmhartigheid en genade ontvangen en ons daarom bekeren en huilen…Terwijl we berouw tonen en huilen, verheugt God zich. Als we ons echter bekeren en te veel huilen, kan zelfs ons berouw een afgod worden... Daarom zouden we, nadat we ons bekeerd hebben, moeten beginnen met het drinken van het levende water, God prijzen, Hem voor alles danken en van Hem genieten. Dit is wat God wil. God is in niets anders geïnteresseerd dan in ons genieten van Christus. (Levensstudie van Jeremia, pp. 28-29)

In 1 Korintiërs 4:2... betekent het woord hier in het rentmeesterschap, in de
verstrekkende bediening. In deze uitdelende bediening is het van het grootste belang dat rentmeesters getrouw bevonden worden. Hier lijkt Paulus over zichzelf te praten... Toen ik bij de Broeders was, werd ons geleerd om nooit op een positieve manier naar onszelf te verwijzen. Maar hier lijkt Paulus aan te geven dat hij trouw was als rentmeester. (Levensstudie van 1 Korintiërs, p. 300)

Verder lezen: CWWL, 1983, vol. 3, "De Goddelijke Drieëenheid zoals geopenbaard in het Heilige Woord", hfdst. 2; Levensstudie van 1 & 2 Kronieken, msgs. 1, 3, 6, 8, 12; Levensstudie van Ezra, msg. 1

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 1 DAY 6

Morning Nourishment

Zech. 12:1 The burden of the word of Jehovah concerning Israel. Thus declares Jehovah, who stretches forth the heavens and lays the foundations of the earth and forms the spirit of man within him.

10:8 I will whistle for them and gather them, for I have redeemed them; and they will multiply as they have multiplied.

The heavens are for the earth, the earth is for man, and man was created by God with a spirit that he may contact God, receive God, live God, fulfill God’s purpose for God, and be one with God. It is marvelous that such a verse as Zechariah 12:1 is in an Old Testament book which unveils a
Christ who is so involved with human history and politics. This indicates that in His economy God planned to have Christ as the centrality and universality of His move on earth. As the very God, He has ruled over the entire human race, managing the world situation age after age for thousands of years. For His chosen people, who would care for Him as the Creator and as the Redeemer, there was the need for Him to create a receiver so that they would have the capacity to receive all that God had planned for Christ to be. Christ is wonderful, but if we did not have a spirit, how could we receive Him?…If we neglect our human spirit, there is no way for us to contact God. (Life-study of Zechariah, pp. 67-68)

Today’s Reading

The prophecy in Zechariah 10 concerns the Lord’s loving visitation to Israel,…[which] is actually Christ’s coming to Israel. “Ask rain of Jehovah / At the time of spring rain, / Of Jehovah who makes the lightning, / And He will give them showers of rain, / To everyone herbage in the field” (v. 1)…To ask for more rain is to seek more blessing. Thus…the Lord is encouraging the children of Israel to seek more blessings while He would be favorable to them. While the Lord is so favorable to us, we should ask Him to send us even more favor. Since God is giving us showers of rain, we should ask Him for more rain. This indicates that we all need to pray for the Lord’s
abundant blessing.

“Jehovah of hosts has visited His flock, the house of Judah, / And will make them like His horse of majesty in battle” (Zech. 10:3b). God came to His people in such a gracious way to visit them. His visiting them was Christ’s coming to them. He came in the man, Jesus. This portion of the Word speaks about the Shepherd of God’s flock. In the New Testament the Lord Jesus likened Himself to a shepherd…He was the good Shepherd who gave up His life for the sheep (John 10:11, 14-15). By visiting His flock, He makes them like a horse of majesty. Are you a sheep or a horse of majesty? We all need to progress so that we are no longer sheep but horses of majesty. After being touched by the Shepherd, every weak sheep will become a horse of majesty.

Zechariah 10:8-12 reveals further aspects of the Lord’s loving.visitation to Israel…The Lord’s whistling [in verse 8] is not shrill but mild.and gentle, somewhat like the singing of a bird. Often during our time of morning revival, the Lord whistles to us, calling us and gathering us to Him.
“I will strengthen them in Jehovah, / And they will walk about in His name, / Declares Jehovah” [v. 12]. The I here is Jehovah, indicating that Jehovah.will strengthen His people in Himself. They will then walk about in His name. To be in someone’s name is to be one with the person who is the reality of that name. To be in God’s name is to be one with God in our daily walk, living, walking, and having our being in God’s name.

Often after we enjoy such a loving visitation, our situation changes. In
His visitation He encourages us to seek more blessings…We are not that bold or strong, but after the Lord’s visitation with His dear touch, we are strengthened to become horses of majesty in battle. Eventually, the Lord.strengthens us in Himself so that we may walk about in His name. (Life-study of Zechariah, pp. 57-60)

Further Reading: Life-study of Zechariah, msgs. 9-10, 13-15

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 1 DAG 6

Ochtendvoeding

Zach. 12:1 De last van het woord des HEEREN over Israël. Zo verklaart Jehovah, die de hemel uitspant en de aarde grondvest en de geest van de mens in zich vormt.

10:8 Ik zal voor hen fluiten en hen verzamelen, want ik heb hen verlost; en ze zullen zich vermenigvuldigen zoals ze zich hebben vermenigvuldigd.

De hemelen zijn voor de aarde, de aarde is voor de mens, en de mens is door God geschapen met een geest zodat hij contact met God kan maken, God kan ontvangen, voor God kan leven, Gods doel met God kan vervullen en één met God kan zijn. Het is wonderbaarlijk dat een vers als Zacharia 12:1 in een oudtestamentisch boek staat dat een
Christus die zo betrokken is bij de menselijke geschiedenis en politiek. Dit geeft aan dat God in Zijn economie van plan was om Christus als de centrale en universele plaats van Zijn beweging op aarde te hebben. Als de ware God heeft Hij over het hele menselijke ras geregeerd en duizenden jaren lang de wereldsituatie eeuwenlang beheerd. Voor Zijn uitverkoren volk, dat voor Hem zou zorgen als de Schepper en als de Verlosser, was het nodig dat Hij een ontvanger creëerde zodat ze het vermogen zouden hebben om alles te ontvangen wat God van plan was dat Christus zou zijn. Christus is geweldig, maar als we geen geest hadden, hoe zouden we Hem dan kunnen ontvangen?... Als we onze menselijke geest verwaarlozen, kunnen we op geen enkele manier contact met God opnemen. (Levensstudie van Zacharia, pp. 67-68)

Lezing van vandaag

De profetie in Zacharia 10 gaat over het liefdevolle bezoek van de Heer aan Israël, ... [wat] eigenlijk de komst van Christus naar Israël is. "Vraag Jehovah om regen / Ten tijde van de lenteregen, / Aan Jehovah die de bliksem maakt, / En Hij zal ze regenbuien geven, / Voor iedereen gras in het veld" (v. 1)... Om meer regen te vragen is om meer zegen te zoeken. Dus... moedigt de Heer de kinderen van Israël aan om meer zegeningen te zoeken terwijl Hij hen gunstig gezind is. Hoewel de Heer zo gunstig voor ons is, zouden we Hem moeten vragen om ons nog meer gunst te sturen. Aangezien God ons regenbuien geeft, zouden we Hem om meer regen moeten vragen. Dit geeft aan dat we allemaal moeten bidden voor de Heer
overvloedige zegen.

"Jehovah der heerscharen heeft zijn kudde bezocht, het huis van Juda, / en zal ze maken als zijn majestueuze paard in de strijd" (Zacharia 10:3b). God kwam op zo'n genadige manier naar Zijn volk om hen te bezoeken. Zijn bezoek aan hen was de komst van Christus tot hen. Hij kwam in de man, Jezus. Dit gedeelte van het Woord spreekt over de Herder van Gods kudde. In het Nieuwe Testament vergeleek de Heer Jezus Zichzelf met een herder... Hij was de goede Herder die Zijn leven gaf voor de schapen (Johannes 10:11, 14-15). Door Zijn kudde te bezoeken, maakt Hij ze als een majestueus paard. Ben je een majestueus schaap of een paard? We moeten allemaal vooruitgang boeken, zodat we geen schapen meer zijn, maar majestueuze paarden. Na aangeraakt te zijn door de Herder, zal elk zwak schaap een majestueus paard worden.

Zacharia 10:8-12 onthult verdere aspecten van het liefdevol bezoek van de Heer aan Israël... Het fluiten van de Heer [in vers 8] is niet schril maar zacht en zacht, een beetje zoals het zingen van een vogel. Vaak fluit de Heer tijdens onze ochtendopwekking naar ons, roept ons en brengt ons bij Hem.
"Ik zal ze sterken in Jehovah, / En ze zullen rondwandelen in zijn naam, / verklaart Jehovah" [v. 12]. De ik hier is Jehova, wat aangeeft dat Jehova Zijn volk in Zichzelf zal versterken. Zij zullen dan in Zijn naam rondwandelen. In iemands naam staan is één zijn met de persoon die de realiteit van die naam is. In Gods naam zijn is één zijn met God in onze dagelijkse wandel, leven, wandelen en zijn in Gods naam.

Vaak verandert onze situatie nadat we zo'n liefdevol bezoek hebben genoten. In
Zijn bezoek Hij moedigt ons aan om meer zegeningen te zoeken... We zijn niet zo moedig of sterk, maar na het bezoek van de Heer met Zijn dierbare aanraking, worden we gesterkt om majestueuze paarden in de strijd te worden. Uiteindelijk sterkt de Heer ons in Zichzelf zodat we in Zijn naam kunnen rondwandelen. (Levensstudie van Zacharia, pp. 57-60)

Verder lezen: Levensstudie van Zacharia, msgs. 9-10, 13-15

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 1 DAY 5

Morning Nourishment

Rev. 19:7-8 Let us rejoice and exult, and let us give the glory to Him, for the marriage of the Lamb has come, and His wife has made herself ready. And it was given to her that she should be clothed in fine linen, bright and clean; for the fine linen is the righteousnesses of the saints.  

14…The armies…in heaven followed Him on white horses, dressed in fine linen, white and clean.

According to Revelation 19, the church is both the bride who is presented to Christ and the warrior who fights with Him against God’s
enemy. At His coming again, the Lord Jesus first will meet His bride. After receiving the bride, Christ and the overcomers will enter into battle against the enemy…The Lord will ride on a white horse [v. 11], and the armies which are in heaven will follow Him on white horses, dressed in fine linen, white and clean (v. 14). Revelation 17:14 also refers to this: “These will make war with the Lamb, and the Lamb will overcome them, for He is Lord of lords and King of kings; and they who are with Him, the called and chosen and faithful.”

In Revelation 19:7 and 8 we see that the bride is clothed in “fine linen, bright and clean.” Then in verse 14 we see that the armies which follow the Lord into battle are “dressed in fine linen, white and clean.” (Life-study of Ephesians, p. 814)

Today’s Reading

As the church, we are not only the Body, the dwelling place of God, the kingdom of God, the family of God, and the new man; we are also the bride and the warrior. As the bride, we must be beautiful, without spot or wrinkle, and be clothed in fine linen. As the warrior, we must be equipped to fight against God’s enemy [cf. Eph. 5—6; Rev. 19].

Because the self is the greatest enemy, we need to experience the killing power of God’s word. As we pray-read, we are nourished on the one hand, but certain elements are killed on the other hand. Perhaps you are troubled by doubts, hatred, jealousy, pride, or selfishness. Do you realize that these things can be killed through pray-reading the word? The more we take in the word with its killing power, the more our pride and all the negative elements within us are put to death. By pray-reading, the inward adversary is slain. After a time of pray-reading the word, we may discover that the adversary who was attacking us has disappeared. In a very practical sense, he has been slain by the word we have taken into us.

In Ephesians 5 the word is for nourishment that leads to the
beautifying of the bride. But in Ephesians 6 the word is for killing that enables the church as the corporate warrior to engage in spiritual warfare. (Life-study of Ephesians, pp. 815, 820-821)

On the day of His wedding, Christ will marry the one who has been
fighting the battle against God’s enemy for years. This means that in Revelation 19 Christ will marry the overcomers, who have already overcome the evil one…When Christ comes to fight against Antichrist and his army,…as the Son of Man, He will need a counterpart to match Him and complete Him. This counterpart will be His bride. In His coming to crush human government, Christ will be the Husband with the overcomers as His bride. This means that before He descends to earth to deal with the ten toes and then with the entire image, He will have a wedding (Rev. 19:7-9). After His wedding, He will come with His newly married bride to destroy Antichrist, who with his army will fight against God directly.

After Christ has married His bride, He will come as the stone cut out
without hands and will crush the great human image from the toes to the head, destroying the human government which fights against God directly. Through this crushing, the whole earth will be cleared up. The problem of the human government in the old creation will be solved. Then Christ will increase from a stone to a great mountain that fills the whole earth (Dan.2:35). (Life-study of Daniel, pp. 80, 82)

Further Reading: Life-study of Ephesians, msgs. 95, 97; Life-study of Daniel, msgs. 12-13

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 1 DAG 5

Ochtendvoeding

Openb. 19:7-8 Laten wij ons verheugen en jubelen, en laten wij Hem de eer geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt. En haar werd gegeven dat zij gekleed zou worden in fijn linnen, blinkend en schoon; want het fijn linnen zijn de gerechtigheid der heiligen.

14...De legers...in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed in fijn linnen, wit en schoon. Volgens Openbaring 19 is de kerk zowel de bruid die aan Christus wordt voorgesteld als de strijder die met Hem strijdt tegen Gods vijand. Bij Zijn wederkomst zal de Heer Jezus eerst Zijn bruid ontmoeten. Na ontvangst van de bruid zullen Christus en de overwinnaars de strijd aangaan met de vijand... De Heer zal rijden op een wit paard [v. 11], en de legers die in de hemel zijn, zullen Hem volgen op witte paarden, gekleed in fijn linnen, wit en schoon (v. 14). Openbaring 17:14 verwijst hier ook naar: “Dezen zullen oorlog voeren met het Lam, en het Lam zal hen overwinnen, want Hij is Heer der heren en Koning der koningen; en zij die bij Hem zijn, de geroepenen en uitverkoren en trouw.” In Openbaring 19:7 en 8 zien we dat de bruid gekleed is in "fijn linnen, blinkend en rein". Vervolgens zien we in vers 14 dat de legers die de Heer volgen in de strijd, "gekleed zijn in fijn linnen, wit en rein". (Levensstudie van Efeziërs, p. 814)

Lezing van vandaag

Als kerk zijn we niet alleen het lichaam, de woonplaats van God, het koninkrijk van God, de familie van God en de nieuwe mens; wij zijn ook de bruid en de krijger. Als bruid moeten we mooi zijn, zonder vlek of rimpel, en gekleed zijn in fijn linnen. Als krijger moeten we uitgerust zijn om te strijden tegen Gods vijand [vgl. Ef. 5—6; Openbaring 19].

Omdat het zelf de grootste vijand is, moeten we de dodende kracht van Gods woord ervaren. Als we bidden-lezen worden we enerzijds gevoed, maar anderzijds worden bepaalde elementen gedood. Misschien heb je last van twijfels, haat, jaloezie, trots of egoïsme. Realiseert u zich dat deze dingen kunnen worden gedood door het woord in gebed te lezen? Hoe meer we het woord met zijn dodelijke kracht in ons opnemen, hoe meer onze trots en alle negatieve elementen in ons worden gedood. Door gebedslezing wordt de innerlijke tegenstander verslagen. Na een tijd van biddend lezen van het woord, kunnen we ontdekken dat de tegenstander die ons aanviel, verdwenen is. In heel praktische zin is hij gedood door het woord dat we in ons hebben opgenomen.

In Efeziërs 5 is het woord voor voeding die leidt tot de
verfraaiing van de bruid. Maar in Efeziërs 6 is het woord voor doden dat de kerk als de gemeenschappelijke krijger in staat stelt om deel te nemen aan geestelijke oorlogvoering. (Levensstudie van Efeziërs, pp. 815, 820-821)

Op de dag van Zijn huwelijk zal Christus degene trouwen die geweest is
jarenlang de strijd tegen Gods vijand gevoerd. Dit betekent dat Christus in Openbaring 19 zal trouwen met de overwinnaars, die de boze al hebben overwonnen... Wanneer Christus komt om te strijden tegen de Antichrist en zijn leger,... als de Mensenzoon, zal Hij een tegenhanger nodig hebben om Hem te evenaren en Hem compleet te maken. Deze tegenhanger zal Zijn bruid zijn. Bij Zijn komst om de menselijke heerschappij te verpletteren, zal Christus de Echtgenoot zijn met de overwinnaars als Zijn bruid. Dit betekent dat voordat Hij naar de aarde afdaalt om de tien tenen en daarna het hele beeld te behandelen, Hij een bruiloft zal houden (Openbaring 19:7-9). Na Zijn huwelijk zal Hij komen met Zijn pas getrouwde bruid om de Antichrist te vernietigen, die met zijn leger rechtstreeks tegen God zal vechten.

Nadat Christus zijn bruid heeft getrouwd, zal Hij komen als de steen die is uitgehouwen
zonder handen en zal het grote menselijke beeld van de tenen tot het hoofd verpletteren en de menselijke regering vernietigen die rechtstreeks tegen God vecht. Door deze verplettering zal de hele aarde worden opgeruimd. Het probleem van de menselijke regering in de oude schepping zal worden opgelost. Dan zal Christus toenemen van een steen tot een grote berg die de hele aarde vult (Dan.2:35). (Levensstudie van Daniël, pp. 80, 82)

Verder lezen: Levensstudie van Efeziërs, msgs. 95, 97; Levensstudie van Daniël, msgs. 12-13

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 1 DAY 4

Morning Nourishment

Zech. 1:8…A man was riding upon a red horse; and He was standing among the myrtle trees that were in the bottoms…

20-21 Then Jehovah showed me four craftsmen…These are the horns that have so scattered Judah …,but these have come…to cast down the horns of the nations who have lifted up the horn against the land of Judah to scatter it.

This man [in Zechariah 1:8a] is Christ in His humanity…The man here is the Angel of Jehovah (v. 11a). The Angel of Jehovah is Jehovah Himself as the Triune God (Exo. 3:2a, 4-6, 13-15). The Angel of Jehovah is also Christ as the embodiment of the Triune God (Col. 2:9) and as the sent One of God (John 5:36-38; 6:38-39). The Angel of Jehovah is also the Angel of God who escorted and protected Israel on their way from Egypt to the promised land (Exo. 23:20; 32:34; Judg. 6:19-24; Isa. 63:9). (Life-study of Zechariah, p. 7)

Today’s Reading

The man in this vision is riding on a red horse (Zech. 1:8a)…Here the red horse signifies Christ’s swift move in His redemption by the shedding of His blood. These myrtle trees [in verse 8b] signify the humiliated people of Israel in their captivity…Captured Israel was in the lowest part of the valley, and Christ was ready to do anything for them swiftly. Christ, the One on the red horse, was their patron taking care of them in their captivity.

“Behind Him there were red, reddish-brown, and white horses” (v.8c)…This indicates that Christ’s redemption (the red horse) leads the repentant Israel (the reddish-brown horses) to be justified and accepted by God swiftly (the white horses)…The word reddish indicates redemption, and the word brown indicates a mixture. Eventually, as signified by the white horses, when the redeemed people of God come to God and are dealt with, they will be justified.

In verses 18 through 21 we have the vision of the four horns and the four craftsmen. “Then I lifted up my eyes and looked, and there were four horns. And I said to the angel who spoke with me, What are these? And he said to me, These are the horns that have scattered Judah, Israel, and Jerusalem” (vv. 18-19). These four horns are the four kingdoms with their kings—Babylon, Medo-Persia, Greece, and the Roman Empire—signified by the great human image in Daniel 2 and by the four beasts in Daniel 7:3-8, which damaged and destroyed the chosen people of God.

These four craftsmen [in Zechariah 1:20 and 21] are the skills, including the stone not hewn by man’s hands, used by God to destroy the four kingdoms, with their kings, that destroyed the nation of Israel.. Christ is the One among the craftsmen who will come as the stone cut out without hands to smash the great image. Each of the first three kingdoms—Babylon, Medo-Persia, and Greece—was taken over in a skillful way by the kingdom which followed it. Babylon was defeated in one night when Darius the Mede came and defeated Belshazzar. How skillful was Darius! Then, as Daniel 8 reveals, the goat from Macedonia (the Grecian Empire under Alexander the Great) came to trample the ram of Persia. History tells us that Alexander the Great was very skillful. He was one of the craftsmen that dealt with the four horns. Later the Roman Empire came in to deal with Greece. These four empires are the central factors of human history. Eventually, the restored Roman Empire will be smashed into powder by Christ as the top Craftsman.

All four empires devastated and destroyed Israel. But they all have
been or, in the case of the restored Roman Empire, will be destroyed by the four craftsmen raised up by God. This is a comforting and encouraging word of promise. (Life-study of Zechariah, pp. 7-8, 10-12)

Further Reading: Life-study of Zechariah, msg. 2; Life-study of Joel, msgs. 1-7

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 1 DAG 4

Ochtendvoeding

Zach. 1:8... Een man reed op een rood paard; en Hij stond tussen de mirtebomen die in de bodem stonden...

20-21 Toen liet Jehova mij vier ambachtslieden zien... Dit zijn de hoorns die Juda zo hebben verstrooid...

Deze man [in Zacharia 1:8a] is Christus in zijn menselijkheid... De man hier is de engel van Jehovah (v. 11a). De Engel van Jehova is Jehova Zelf als de Drie-enige God (Exodus 3:2a, 4-6, 13-15). De Engel van Jehova is ook Christus als de belichaming van de Drie-enige God (Kol. 2:9) en als de door God gezonden (Johannes 5:36-38; 6:38-39). De Engel van Jehova is ook de Engel van God die Israël begeleidde en beschermde op hun weg van Egypte naar het beloofde land (Exo. 23:20; 32:34; Richt. 6:19-24; Jes. 63:9). (Levensstudie van Zacharia, p. 7)

Lezing van vandaag

De man in dit visioen rijdt op een rood paard (Zacharia 1:8a)... Hier duidt het rode paard op de snelle beweging van Christus in Zijn verlossing door het vergieten van Zijn bloed. Deze mirten [in vers 8b] duiden op het vernederde volk van Israël in hun ballingschap... Het gevangengenomen Israël bevond zich in het laagste deel van de vallei en Christus was bereid snel alles voor hen te doen. Christus, Degene op het rode paard, was hun beschermheer die voor hen zorgde in hun gevangenschap.

"Achter Hem waren rode, roodbruine en witte paarden" (v.8c)... Dit geeft aan dat Christus' verlossing (het rode paard) ertoe leidt dat het berouwvolle Israël (de roodbruine paarden) snel wordt gerechtvaardigd en door God wordt geaccepteerd. (de witte paarden) ... Het woord roodachtig duidt op verlossing,
en het woord bruin geeft een mengsel aan. Uiteindelijk, zoals aangegeven door de witte paarden, zullen de verloste mensen van God, wanneer ze tot God komen en worden behandeld, gerechtvaardigd worden. In de verzen 18 tot en met 21 hebben we het visioen van de vier horens en de vier ambachtslieden. “Toen sloeg ik mijn ogen op en keek, en er waren vier hoorns. En ik zei tegen de engel die met mij sprak: Wat zijn dit? En hij zei tegen mij: Dit zijn de horens die Juda, Israël en Jeruzalem hebben verstrooid” (vv. 18-19). Deze vier horens zijn de vier koninkrijken met hun koningen - Babylon, Medo-Perzië, Griekenland en het Romeinse rijk - aangeduid met het grote menselijke beeld in Daniël 2 en door de vier beesten in Daniël 7:3-8, die het uitverkoren volk van God beschadigden en vernietigden. Deze vier ambachtslieden [in Zacharia 1:20 en 21] zijn de vaardigheden, inclusief de steen die niet door mensenhanden is gehouwen, die door God werden gebruikt om de vier koninkrijken te vernietigen, met hun koningen, die de natie Israël vernietigden. Christus is de Ene onder de ambachtslieden die zullen komen als de steen die zonder handen is uitgehouwen om het grote beeld te breken. Elk van de eerste drie koninkrijken — Babylon, Medo-Perzië en Griekenland - werd op bekwame wijze overgenomen door het koninkrijk dat erop volgde. Babylon werd in één nacht verslagen toen Darius de Meder kwam en Belsazar versloeg. Hoe bekwaam was Darius! Toen, zoals Daniël 8 onthult, kwam de bok uit Macedonië (het Griekse rijk onder Alexander de Grote) om de ram van Perzië te vertrappen. De geschiedenis leert ons dat Alexander de Grote zeer bekwaam was. Hij was een van de ambachtslieden die zich met de vier hoorns bezighielden. Later kwam het Romeinse Rijk binnen om af te rekenen met Griekenland. Deze vier rijken zijn de centrale factoren van de menselijke geschiedenis. Uiteindelijk zal het herstelde Romeinse rijk tot poeder worden verpletterd door Christus als de beste vakman. Alle vier rijken verwoestten en vernietigden Israël. Maar dat hebben ze allemaal
geweest of, in het geval van het herstelde Romeinse rijk, zal worden vernietigd door de vier ambachtslieden die door God zijn verwekt. Dit is een troostend en bemoedigend woord van belofte. (Levensstudie van Zacharia, pp. 7-8, 10-12)  Verder lezen: Levensstudie van Zacharia, msg. 2; Levensstudie van Joel, msgs. 1-7

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 1 DAY 3

Morning Nourishment

Zech. 14:3-4 Then Jehovah will go forth and fight against those nations, as when He fights in a day of battle. And His feet will stand in that day on the Mount of Olives, which is before Jerusalem on the east; and the Mount of Olives will be split at its middle toward the east and toward the west into a very great valley, so that half of the mountain will remove to the north and half of it to the south.

At the end of this age, Christ will come to stand on the Mount of Olives and will fight with the nations that besiege Jerusalem (Zech. 14:3-4). Then Christ as Jehovah will be King over all the earth in the millennium (v. 9).

The Christ unveiled in Zechariah, the pierced One with whom there is
the open fountain, is the centrality and universality of God’s economy. As such a One, He is intimately involved with human history, in particular with the Persian Empire, the Grecian Empire, and the Roman Empire. The Roman Empire especially has been helpful to Christ. Christ was born under the Roman Empire…He grew up, carried out His ministry, was crucified, resurrected, and ascended under the Roman Empire. Christ’s death for the accomplishment of God’s eternal redemption was consummated under the Roman Empire. The formation of the church and the preaching of the gospel also took place under the Roman Empire. Surely, the Roman Empire, whose influence in law and culture continues today, has been used by God to fulfill His intention to make Christ the centrality and universality of His economy. (Life-study of Zechariah, p. 87)

Today’s Reading

During the great tribulation Israel will be trampled underfoot by Antichrist and his army (Rev. 11:2). Furthermore, the principal calamities of the great tribulation will occur in that land (Matt. 24:16-22). At the end, Antichrist will kill many of the Jews and will besiege them on the Mount of Olives. However, at the very moment of peril, Christ will come on the clouds of heaven with power and great glory, and all Israel will look upon the One.whom they have pierced, and they will wail over Him and repent (v. 30; Zech. 12:10). Then Christ will descend onto the Mount of Olives to save Israel (14:4-5). After Christ judges the nations, He will send His angels with a loud trumpet, and they will gather together from the four winds all the children of Israel to the good land, which He promised to Abraham. That will be the time of the restoration of the nation of Israel (Matt. 24:31), and it will usher in the restoration of all things (Acts 3:21). At that point, the kingdom age will begin. (CWWL, 1990, vol. 3, “The Up-to-date Presentation of the God-ordained Way and the Signs concerning the Coming of Christ,”
pp. 586-587)

In Zechariah 12 through 14, we see Christ in His second coming. In His coming back, He will be the King not only over Israel but also over all the peoples on earth [cf. 14:9]…He will reign over the entire earth, and all the peoples of the earth will go up to Jerusalem from year to year to worship the King, Jehovah of hosts, and to keep the Feast of Tabernacles (v. 16). People will dwell in Jerusalem, and there will be no more curse, for Jerusalem will dwell securely (v. 11). Instead of curse, there will be blessing with security…Everyone left from all the nations that went forth against Jerusalem will go up from year to year to worship the King, Jehovah of hosts, and to keep the Feast of Tabernacles (v. 16). Whoever does not go up to Jerusalem to worship the King, Jehovah of hosts, upon them there will no rain, but there will be the plague with which Jehovah strikes the nations. This will be their sin (vv. 17-19)…[In] the age of grace, God sends rain on the just and the unjust alike (Matt. 5:45). But [in] the coming age…of righteousness, those who do not go up to Jerusalem to worship the King and to keep the Feast of Tabernacles will not receive rain. This is righteous. (Life-study of Zechariah, pp. 95, 84)

Further Reading: CWWL, 1990, vol. 3, “The Up-to-date Presentation of
the God-ordained Way and the Signs concerning the Coming of x7đŕþþChrist,” ch. 7

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 1 DAG 3

Ochtendvoeding

Zach. 14:3-4 Dan zal Jehova uittrekken en tegen die volken strijden, zoals wanneer Hij strijdt op een dag van strijd. En Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt in het oosten; en de Olijfberg zal in het midden naar het oosten en naar het westen in tweeën gedeeld worden zeer grote vallei, zodat de helft van de berg naar het noorden en de helft naar het zuiden zal verdwijnen.

Aan het einde van dit tijdperk zal Christus op de Olijfberg komen staan en strijden tegen de naties die Jeruzalem belegeren (Zacharia 14:3-4). Dan zal Christus als Jehova Koning zijn over de hele aarde in het millennium (vers 9). De Christus ontsluierd in Zacharia, de doorboorde bij wie er is de open fontein, is de centrale plaats en de universaliteit van Gods economie. Als zodanig is Hij nauw betrokken bij de menselijke geschiedenis, in het bijzonder bij het Perzische Rijk, het Griekse Rijk en het Romeinse Rijk. Vooral het Romeinse rijk is Christus behulpzaam geweest. Christus werd geboren onder het Romeinse Rijk... Hij groeide op, voerde Zijn bediening uit, werd gekruisigd, herrees en steeg op onder het Romeinse Rijk. De dood van Christus voor de voltooiing van Gods eeuwige verlossing werd voltrokken onder het Romeinse Rijk. De vorming van de kerk en de prediking van het evangelie vond ook plaats onder het Romeinse rijk. Zeker, het Romeinse Rijk, wiens invloed in wet en cultuur vandaag voortduurt, is door God gebruikt om Zijn voornemen te vervullen om van Christus de centrale plaats en universaliteit van Zijn economie te maken. (Levensstudie van Zacharia, p. 87)

Lezing van vandaag

Tijdens de grote verdrukking zal Israël vertrapt worden door de Antichrist en zijn leger (Openb. 11:2). Bovendien zullen de belangrijkste rampen van de grote verdrukking in dat land plaats-vinden (Matt. 24:16-22). Aan het einde zal de Antichrist veel van de Joden doden en hen belegeren op de Olijfberg. Maar op het moment van gevaar zal Christus komen op de wolken van de hemel met macht en grote heerlijkheid, en heel Israël zal naar Degene kijken die ze hebben doorstoken, en ze zullen over Hem jammeren en zich bekeren (v. 30; Zacharia 12:10). Dan zal Christus neerdalen op de Olijfberg om Israël te redden (14:4-5). Nadat Christus de naties heeft geoordeeld, zal Hij Zijn engelen uitzenden met een luide bazuin, en zij zullen uit de vier windstreken alle kinderen van Israël bijeenbrengen naar het goede land, dat Hij aan Abraham beloofde. Dat zal de tijd zijn van het herstel van de natie Israël (Matt. 24:31), en het zal het herstel van alle dingen inluiden (Handelingen 3:21). Op dat moment zal het koninkrijkstijdperk beginnen. (CWWL, 1990, deel 3, "De up-to-date presentatie van de door God verordende weg en de tekenen betreffende de komst van Christus", blz. 586-587) In Zacharia 12 tot en met 14 zien we Christus bij Zijn wederkomst. Bij Zijn  terugkeer zal Hij niet alleen Koning zijn over Israël, maar ook over alle volken op aarde [vgl. 14:9]...Hij zal over de hele aarde regeren, en alle volken van de aarde zullen van jaar tot jaar naar Jeruzalem gaan om de Koning, Jehovah der heerscharen, te aanbidden en het Loofhuttenfeest te vieren (v. 16) . De mensen zullen in Jeruzalem wonen en er zal geen vloek meer zijn Jeruzalem zal veilig wonen (vers 11). In plaats van vloek, zal er zegen zijn met veiligheid... Iedereen die is overgebleven van alle naties die tegen Jeruzalem zijn opgetrokken, zal van jaar tot jaar optrekken om de Koning, Jehovah der heerscharen, te aanbidden en het Loofhuttenfeest te vieren (v. 16) . Wie niet naar Jeruzalem gaat om de Koning, Jehovah der heer-scharen, te aanbidden, op hen zal geen regen vallen, maar er zal de plaag zijn waarmee Jehovah de natiën treft. Dit zal hun zonde zijn (vv. 17-19)...[In] het tijdperk van genade laat God regen vallen op zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen (Matt. 5:45). Maar [in] het komende tijdperk... van gerechtigheid zullen degenen die niet naar Jeruzalem gaan om de Koning te aanbidden en het Loofhuttenfeest te vieren, geen regen ontvangen. Dit is rechtvaardig. (Levensstudie van Zacharia, pp. 95, 84) Verder lezen: CWWL, 1990, vol. 3, “De up-to-date presentatie van de door God verordende weg en de tekenen betreffende de komst van x7đŕþþChrist,” hfdst. 7

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 1 DAY 2

Morning Nourishment

Zech. 9:9 Exult greatly, O daughter of Zion; shout, O daughter of Jerusalem! Now your King comes to you. He is righteous and bears salvation, lowly and riding upon a donkey, even upon a colt, the foal of a donkey.

13:1 In that day there will be an opened fountain for the house of David and for the inhabitants of Jerusalem, for sin and for impurity. The Christ unveiled in the book of Zechariah is a Christ who is intimately involved with human history. The first six chapters reveal that He is involved with the Persian Empire, and the last six chapters reveal that He is involved with the Grecian Empire and the Roman Empire…The center of the prophecies in chapters 9 through 11 is Christ as the rejected Messiah. In chapters 12 through 14, Christ is unveiled as the Messiah returning to be enthroned as the King not only over Israel but over the whole world. His first coming…was humble and intimate [cf. Zech. 9—11]; His coming back…will be with power and authority [cf. Zech. 12—14]. Zechariah 9:9…reveals that Christ would come in a righteous way with salvation for us and that He would ride upon a donkey, even a foal of a donkey. This verse was fulfilled in the four Gospels when Jesus Christ came into Jerusalem the last time. He came as a King, but as a lowly King, a humiliated King, riding not on a majestic horse but on a colt. (Life-study of Zechariah, pp. 67, 53) Today’s Reading

Zechariah 11:12 and 13 reveal that the Messiah, as the proper Shepherd of Israel, was detested, attacked, rejected, and sold for thirty pieces of silver, the price of a slave (Exo. 21:32). What is prophesied here was fulfilled in the Gospels. The Lord Jesus was sold under the reign of the Roman Empire, and He was judged by the Roman rulers. Zechariah 11:12…says, “I said to them, If it is good in your sight, give me my wages…So they weighed out my wages, thirty pieces of silver…” This clearly indicates that Christ was detested, attacked, rejected, and sold. In order to understand…verses [12 and 13] and know who provided the silver and who threw it into the house of Jehovah, we need to study the four Gospels. Christ, the Fellow of Jehovah, came as the God-sent Shepherd to the children of Israel but was attacked unto death by them (13:7a; Matt. 9:36; John 10:11; Matt. 26:31; Acts 2:23). Zechariah 13:7a says, “Awake, O sword,against My Shepherd, / And against the man who is My Fellow, / Declares Jehovah of hosts. / Strike the Shepherd, / That the sheep may be scattered.” Christ was both a relative to the children of Israel and a Fellow of Jehovah. As He was hanging on the cross, His relatives wounded Him, and God called in the sword to strike Him. He was in a situation where His relatives were against Him and where God, to whom He is a Fellow, was also against Him. The word in verse 7a about striking the Shepherd is quoted by the Lord Jesus in Matthew 26:31. To strike the Shepherd means to attack the Shepherd. Immediately after He established the table, He told His disciples that He would be attacked and that they, the sheep, would be scattered. Zechariah 13:6 [says], “Someone will say to Him, What are these wounds between Your arms? And He will say, Those with which I was wounded in the house of those who love Me.”…The children of Israel killed Him, but He counted their action as wounds from those who loved Him. This is very sweet. God has provided the house of David and the inhabitants of Jerusalem with an opened fountain (Christ’s pierced side—John 19:34, 37) for sin and for impurity. “In that day there will be an opened fountain for the house of David and for the inhabitants of Jerusalem, for sin and for impurity” (Zech. 13:1). The piercing of Christ has opened such a fountain. This is a matter of redemption. (Life-study of Zechariah, pp. 63, 80, 79-80,79) Further Reading: Life-study of Zechariah, msgs. 1, 3, 5, 11-12

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 1 DAG 2

Ochtendvoeding

Zach. 9:9 Verheug u zeer, o dochter van Sion! schreeuw, o dochter van Jeruzalem! Nu komt je koning naar je toe. Hij is rechtvaardig en brengt redding, nederig en rijdend op een ezel, zelfs op een veulen, het veulen van een ezel.

13:1 Op die dag zal er een geopende fontein zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem, voor zonde en voor onreinheid. De Christus die in het boek Zacharia wordt onthuld, is een Christus die nauw betrokken is bij de menselijke geschiedenis. De eerste zes hoofdstukken onthullen dat Hij betrokken is bij het Perzische Rijk, en de laatste zes hoofdstukken onthullen dat Hij betrokken is bij het Griekse Rijk en het Romeinse Rijk... Het middelpunt van de profetieën in de hoofdstukken 9 tot en met 11 is Christus als de verworpen Messias. In de hoofdstukken 12 tot en met 14 wordt Christus onthuld als de Messias die terugkeert om op de troon te komen als Koning, niet alleen over Israël maar over de hele wereld. Zijn eerste komst...was nederig en intiem [vgl. Zach. 9—11]; Zijn terugkeer... zal met kracht en gezag zijn [vgl. Zach. 12-14]. Zacharia 9:9...opent dat Christus op een rechtvaardige manier zou komen met redding voor ons en dat Hij op een ezel zou rijden, zelfs een veulen van een ezel. Dit vers werd vervuld in de vier evangeliën toen Jezus Christus de laatste keer in Jeruzalem kwam. Hij kwam als een koning, maar als een nederige koning, een vernederde koning, niet rijdend op een majestueus paard maar op een veulen. (Levensstudie van Zacharia, pp. 67, 53)

Lezing van vandaag

Zacharia 11:12 en 13 openbaren dat de Messias, als de juiste Herder van Israël, werd verafschuwd, aangevallen, verworpen en verkocht voor dertig zilverstukken, de prijs van een slaaf (Exodus 21:32). Wat hier wordt geprofeteerd, is vervuld in de evangeliën. De Heer Jezus werd verkocht onder de heerschappij van het Romeinse Rijk, en Hij werd geoordeeld door de Romeinse heersers. Zacharia 11:12... zegt: "Ik zei tegen hen: Als het goed is in uw ogen, geef mij dan mijn loon... Dus wogen ze mijn loon af, dertig zilverlingen..." Dit geeft duidelijk aan dat Christus werd verafschuwd, aangevallen, afgewezen , en verkocht. Om de verzen [12 en 13] te begrijpen en te weten wie het zilver heeft geleverd en wie het in het huis van Jehova heeft gegooid, moeten we de vier evangeliën bestuderen. Christus, de Kameraad van Jehova, kwam als de door God gezonden Herder naar de kinderen van Israël, maar werd door hen tot de dood aangevallen (13:7a; Matt. 9:36; Joh. 10:11; Matt. 26:31; Hand. 2:23). Zacharia 13:7a zegt: "Ontwaak, o zwaard, tegen Mijn Herder, / En tegen de man die Mijn Metgezel is, / Verklaart Jehovah der heerscharen. / Sla de Herder, / Dat de schapen verstrooid zullen worden.” Christus was zowel een bloedverwant van de kinderen van Israël als een metgezel van Jehova. Terwijl Hij aan het kruis hing, verwondden zijn familieleden Hem, en God riep het zwaard om Hem te slaan. Hij bevond zich in een situatie waarin Zijn familieleden tegen Hem waren en waarin God, voor wie Hij een Medewerker is, ook tegen Hem was. Het woord in vers 7a over het slaan van de Herder wordt geciteerd door de Heer Jezus in Mattheüs 26:31. De Herder slaan betekent de aanvallen Herder. Onmiddellijk nadat Hij de tafel had gedekt, vertelde Hij Zijn discipelen dat Hij zou worden aangevallen en dat zij, de schapen, verstrooid zouden worden. Zacharia 13:6 [zegt]: “Iemand zal tegen Hem zeggen: Wat zijn deze wonden tussen Uw armen? En Hij zal zeggen: Degenen bij wie ik was
gewond in het huis van degenen die van Mij houden.”... De kinderen van Israël doodden Hem, maar Hij beschouwde hun actie als wonden van degenen die van Hem hielden. Dit is heel lief. God heeft het huis van David en de inwoners van Jeruzalem voorzien van een geopende fontein (Christus' doorboorde zijde - Johannes 19:34, 37) tegen zonde en onreinheid. “Op die dag zal er een geopende fontein zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem, voor de zonde en voor de onreinheid” (Zacharia 13:1). De doorboring van Christus heeft zo'n fontein geopend. Dit is een kwestie van verzilveren. (Levensstudie van Zacharia, pp. 63, 80, 79-80,79)

Verder lezen: Levensstudie van Zacharia, msgs. 1, 3, 5, 11-12

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL WEEK 1 OUTLINE

God’s Move in Man’s History for the Carrying Out of His Eternal Economy

I. The intrinsic significance of the twelve historical books in the Old Testament (Joshua, Judges, Ruth, 1 and 2 Samuel, 1 and 2 Kings, 1 and 2 Chronicles, Ezra, Nehemiah, and Esther) is the revelation that God's move in man's history prepares the way for God to carry out His eternal economy by His becoming a man that man may become God in life and in nature (but not in the Godhead), for the producing and building up of the church as the organic Body of Christ to consummate the New Jerusalem for His ultimate expression:

II. The book of Zechariah reveals that the crucial point and major content of God's move in man's history are the two comings of Christ for the testimony of Jesus, the building of God:

III. The all-inclusive Christ is the history of God's move in man's history in order to gain the building of God for the manifestation of God—Zech. 4:9; 6:12-15; Matt. 16:18; John 1:1, 14; 1 Cor. 15:45b; Rev. 4:5; 5:6; 21:2:

IV. Ephesians 5 and 6 reveal that the church is both the bride and the warrior; in Revelation 19 we also have these two aspects of the church—Eph. 5:25-27; 6:10-20; Rev. 19:7-9, 11,14:

V. The way to fulfill God's move in man's history for the carrying out of His eternal economy is by exercising our spirit to experience and enjoy Christ as the sevenfold intensified Spirit—1:10; 4:2; 17:3; 21:10; 4:5; 5:6; Zech. 3:9; 4:10:

VI. With God's move, as the divine history, in man's history, there is the new creation—the new man with a new heart, a new spirit, a new life, a new nature, a new history, and a new consummation; we praise the Lord that we are in the divine history, experiencing and enjoying the mysterious, divine things for our organic salvation, so that we may make ourselves ready to become His overcoming bride to bring Him back—Hymns, #16; Rom. 5:10, 17-18, 21; 6:4; Ezek. 36:26; 2 Cor. 3:16-18; Matt. 5:8; Titus 3:5; Eph. 5:26-27; 6:17-18; Rev. 19:7; Matt. 24:44; 25:10.

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING WEEK 1 OVERZICHT

Gods zet in de geschiedenis van de mens voor de uitvoering van zijn eeuwige economie

I. De intrinsieke betekenis van de twaalf historische boeken in het Oude Testament (Jozua, Rechters, Ruth, 1 en 2 Samuël, 1 en 2 Koningen, 1 en 2 Kronieken, Ezra, Nehemia en Esther) is de openbaring dat Gods de geschiedenis van de mens bereidt voor God de weg voor om Zijn eeuwige economie uit te voeren door een mens te worden, zodat de mens God kan worden in het leven en in de natuur (maar niet in de Godheid), voor het voortbrengen en opbouwen van de kerk als het organische Lichaam van Christus om het Nieuwe Jeruzalem te voltooien voor Zijn ultieme uitdrukking:

II. Het boek Zacharia onthult dat het cruciale punt en de belangrijkste inhoud van Gods beweging in de geschiedenis van de mens de twee komsten van Christus zijn voor het getuigenis van Jezus, het gebouw van God:

III. De alomvattende Christus is de geschiedenis van Gods beweging in de geschiedenis van de mens om het gebouw van God te verkrijgen voor de manifestatie van God - Zach. 4:9; 6:12-15; Mat. 16:18; Johannes 1:1, 14; 1 Kor. 15:45b; Openb. 4:5; 5:6; 21:2:

IV. Efeziërs 5 en 6 onthullen dat de kerk zowel de bruid als de strijder is; in Openbaring 19 hebben we ook deze twee aspecten van de kerk - Ef. 5:25-27; 6:10-20; Openb. 19:7-9, 11,14:

V. De manier om Gods beweging in de geschiedenis van de mens voor de uitvoering van Zijn eeuwige economie te vervullen, is door onze geest te oefenen om Christus te ervaren en ervan te genieten als de zevenvoudig geïntensiveerde Geest—1:10; 4:2; 17:3; 21:10; 4:5; 5:6; Zach. 3:9; 4:10:

VI. Met Gods beweging, als de goddelijke geschiedenis, in de geschiedenis van de mens, is er de nieuwe schepping - de nieuwe mens met een nieuw hart, een nieuwe geest, een nieuw leven, een nieuwe natuur, een nieuwe geschiedenis en een nieuwe voleinding; we prijzen de Heer dat we in de goddelijke geschiedenis zijn, de mysterieuze, goddelijke dingen ervaren en ervan genieten voor onze organische redding, zodat we onszelf gereed kunnen maken om Zijn overwinnende bruid te worden om Hem terug te brengen—Hymns, #16; Rom. 5:10, 17-18, 21; 6:4; Ezech. 36:26; 2 Kor. 3:16-18; Mat. 5:8; Titus 3:5; Ef. 5:26-27; 6:17-18; Openb. 19:7; Mat. 24:44; 25:10.

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 1 DAY 1

Morning Nourishment

Eph. 1:4 Even as He chose us in Him before the foundation of the world to be holy and without blemish before Him in love.

Rev. 11:15 And the seventh angel trumpeted; and there were loud voices in heaven, saying, The kingdom of the world has become the kingdom of our Lord and of His Christ, and He will reign forever and ever.

The central thought of 1 and 2 Chronicles is,…first, to give us a full
chronology of God’s move in man’s history by including the genealogy from Adam to Samuel, indicating that God’s move in man’s history to prepare the way for God to carry out His eternal economy in humanity by becoming a man that man may become God is not a matter that concerns only the history of God’s elect but a matter that concerns the history of the entire race of mankind. The central point of view in 1 and 2 Samuel and 1 and 2 Kings is the chosen people of God, but in 1 and 2 Chronicles it is the entire race of mankind. This needs a lineage not from Samuel but from Adam to Christ, which corresponds to the genealogy of Christ as recorded in Luke 3, not as presented in Matthew 1. The view in Matthew 1 is narrow and is limited to Israel. The view in Luke 3 is broad and includes all of mankind. This is a strong evidence that the coming Christ as the embodiment of God is not only for the one race chosen by God but for the entire human race created by God. (Life-study of 1 & 2 Chronicles, pp. 3-4)

Today’s Reading

We need to see that God’s move is in man’s history…We need to believe that God has been moving and is still moving in and through man’s history. I can testify from my observation of the world situation since 1918 and from my study of the prophecies in the Bible that God surely moves in man’s history. Let us consider…the dispute over Palestine…Who is the landlord, the rightful owner, of the good land—Israel or the Arabs?…God is the landlord of Palestine, and only He can solve the problem concerning
this land. I believe that while the statesmen are negotiating over the
ownership of the good land, the Lord is in the heavens laughing (Psa.2:4)…Soon the Lord Jesus may come back and settle this matter. When He comes, He may say to the statesmen of the world, “This is not your business—it is My business.”

The chronology in 1 and 2 Chronicles indicates that God’s move in man’s history is to prepare the way for God to carry out His eternal economy in humanity by becoming a man that man may become God. If this cannot be accomplished, there is no way to solve the problems of today’s world situation. All the problems on this earth are waiting for one thing—for a good number of men to become God-men. This matter concerns not only the history of God’s elect, Israel, but also the history of the entire race of mankind…Ephesians 1:4 tells us we all were chosen by God before the foundation of the world. We praise the Lord for choosing us in Christ before the foundation of the world. (Life-study of 1 & 2 Chronicles, pp. 4-6)

This world has many fundamental problems that man cannot solve. They can only be resolved when the Lord comes again. The first thing that will be resolved when He comes again will be justice…Isaiah 11:4 says that in the future, the world will be filled with justice and righteousness. Second, when the Lord comes again, all the wars in this world will be over…Isaiah 2:4 says that when the Lord comes back again, all the swords will be beaten into plowshares, and all the spears will be turned into pruning knives.

Revelation 11:15 says that one day all the nations of the earth will become the kingdom of our Lord and His Christ. Then no government will oppress its people. Then the earth will be filled with righteousness and justice. Without the second coming of the Lord, salvation will not be complete. (CWWN, vol. 60, pp. 444-445, 448)

Further Reading: Life-study of 1 & 2 Chronicles, msgs. 1, 7-8; CWWN, vol. 60, ch. 50; CWWL, 1932-1949, vol. 2, p. 27
Schrijven naar Dipolog Saints

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 1 DAG 1

Ochtendvoeding

Ef. 1:4 Gelijk Hij ons in Hem uitverkoren heeft vóór de grondlegging der wereld, om heilig en smetteloos voor Hem te zijn in liefde.

Openb. 11:15 En de zevende engel bazuinde; en er klonken luide stemmen in de hemel die zeiden: Het koninkrijk van de wereld is het koninkrijk van onze Heer en van Zijn Christus geworden, en Hij zal voor eeuwig en altijd regeren.

De centrale gedachte van 1 en 2 Kronieken is,...ten eerste, om ons een volledig beeld te geven chronologie van Gods beweging in de geschiedenis van de mens door de genealogie van Adam tot Samuël op te nemen, wat aangeeft dat Gods beweging in de geschiedenis van de mens om de weg voor God te bereiden om Zijn eeuwige economie in de mensheid uit te voeren door een mens te worden zodat de mens God kan worden, geen zaak is dat betreft alleen de geschiedenis van Gods uitverkorenen, maar een zaak die de geschiedenis van het hele mensenras betreft. Het centrale gezichtspunt in 1 en 2 Samuël en 1 en 2 Koningen is het uitverkoren volk van God, maar in 1 en 2 Kronieken is het het hele mensenras. Hiervoor is een afstamming nodig, niet van Samuël maar van Adam tot Christus, wat overeenkomt met de genealogie van Christus zoals opgetekend in Lukas 3, niet zoals gepresenteerd in Mattheüs 1. De kijk in Mattheüs 1 is bekrompen en beperkt tot Israël. De kijk in Lukas 3 is breed en omvat de hele mensheid. Dit is een sterk bewijs dat de komende Christus als de belichaming van God niet alleen voor het ene ras is dat door God is gekozen, maar voor het hele menselijke ras dat door God is geschapen. (Levensstudie van 1 & 2 Kronieken, pp. 3-4)

Lezing van vandaag

We moeten zien dat Gods beweging in de geschiedenis van de mens zit... We moeten geloven dat God in beweging is geweest en nog steeds beweegt in en door de geschiedenis van de mens. Ik kan getuigen uit mijn observatie van de wereldsituatie sinds 1918 en uit mijn studie van de profetieën in de Bijbel dat God zeker beweegt in de geschiedenis van de mens. Laten we eens kijken naar... het geschil over Palestina... Wie is de grondbezitter, de rechtmatige eigenaar van het goede land - Israël of de Arabieren?... God is de grondbezitter van Palestina, en alleen Hij kan het probleem betreffende
dit land. Ik geloof dat terwijl de staatslieden onderhandelen over de
eigendom van het goede land, de Heer is in de hemel lachend (Ps.2:4)... Spoedig zal de Heer Jezus terugkomen om deze zaak te regelen. Wanneer Hij komt, kan Hij tegen de staatslieden van de wereld zeggen: "Dit is niet jouw zaak - het is Mijn zaak."

De chronologie in 1 en 2 Kronieken geeft aan dat Gods actie in de geschiedenis van de mens is om de weg voor God te bereiden om Zijn eeuwige economie in de mensheid uit te voeren door een mens te worden zodat de mens God kan worden. Als dit niet kan worden bereikt, is er geen manier om de problemen van de huidige wereldsituatie op te lossen. Alle problemen op deze aarde wachten op één ding: dat een flink aantal mensen God-mensen worden. Deze kwestie betreft niet alleen de geschiedenis van Gods uitverkorenen, Israël, maar ook de geschiedenis van het hele mensenras... Efeziërs 1:4 vertelt ons dat we allemaal zijn gekozen door
God voor de grondlegging van de wereld. We prijzen de Heer dat Hij ons in Christus heeft gekozen vóór de grondlegging van de wereld. (Levensstudie van 1 & 2 Kronieken, pp. 4-6)

Deze wereld heeft veel fundamentele problemen die de mens niet kan oplossen. Ze kunnen alleen worden opgelost als de Heer terugkomt. Het eerste dat zal worden opgelost wanneer Hij terugkomt, is gerechtigheid... Jesaja 11:4 zegt dat in de toekomst de wereld gevuld zal zijn met gerechtigheid en gerechtigheid. Ten tweede, wanneer de Heer terugkomt, zullen alle oorlogen in deze wereld voorbij zijn... Jesaja 2:4 zegt dat wanneer de Heer terugkomt, alle zwaarden tot ploegscharen zullen worden geslagen en alle speren in snoeimessen zullen worden . Openbaring 11:15 zegt dat op een dag alle naties van de aarde het koninkrijk van onze Heer en Zijn Christus zullen worden. Dan zal geen enkele regering haar volk onderdrukken. Dan zal de aarde gevuld zijn met gerechtigheid en rechtvaardigheid. Zonder de wederkomst van de Heer zal de redding niet volledig zijn. (CWWN, deel 60, blz. 444-445, 448)

Verder lezen: Levensstudie van 1 & 2 Kronieken, msgs. 1, 7-8; CWWN, vol. 60, ch. 50; CWWL, 1932-1949, vol. 2, p. 27
Schrijven naar Dipolog Saints

‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 6 — DAY 6 ››
Morning Nourishment

Rom. 10:12-13 For there is no distinction between Jew and Greek, for the same Lord is Lord of all and rich to all who call upon Him; for “whoever calls upon the name of the Lord shall be saved.”

John 3:6 That which is born of the flesh is flesh, and that which is born of the Spirit is spirit.

When we call on the name of the Lord Jesus, we receive the processed Triune God. To open up our mouths and call is most normal. It is normal to call “O Lord Jesus.” We can call on the Lord’s name in any way, at any time, and in any place. Thank the Lord for the
normality of calling “O Lord Jesus, O Lord Jesus.” But when we call “O Lord Jesus,” do you realize what we get? We get the processed Triune God! This is miraculous. To get the processed Triune God is the top miracle, the greatest miracle among all the miracles. In order to receive Him, there is no need for me to dress up, make myself extremely neat, and be reverent bykneeling down in a proper way to pray in a formal way. There is no need for me to “wait on the Lord” for a number of days before I can contact, receive, and enjoy Him. All that I need to do is call “O Lord Jesus,” and I get the processed Triune God for my enjoyment. This is the greatest miracle in this universe and the totality and absolute aggregate of all the miracles throughout all the generations. This is altogether miraculous, yet it is so normal. We can call on the Lord’s name while we are driving or before we go to bed. (CWWL, 1987, vol. 3, “The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building Up of the Body of Christ,” p. 388)

Today’s Reading

Regeneration is a miraculous normality. Some inner-life teachers said that it was not so easy to be regenerated, and they called regeneration the “first blessing.” I read a number of writings in an attempt to understand what regeneration is, but I could not find the answer until I read an article by Brother T. Austin-Sparks. He said that regeneration was to receive God’s divine life in addition to our human life. I was happy when I read that definition. From that day I understood what regeneration is. To be regenerated is to be born of the Spirit in our spirit (John 3:3, 5-6), thus obtaining God’s divine life to become the sons of God (1:12-13).

We have observed...that many have been genuinely regenerated instantly. This is miraculous yet normal. It is miraculous normality. (CWWL, 1987, vol. 3, “The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building Up of the Body of Christ,” pp. 388-389)

Now I would use an illustration from the Bible to show you that matters of spiritual life are normal matters. Romans 10:6-7...[indicates that] no one can cause Christ to come down from heaven and then to descend to the abyss and to be resurrected from the dead. Christ has already accomplished all this for us...God has already prepared
everything of His salvation for us. This can be compared to God preparing air for human beings on the earth so that once a person is born, with a cry he can breathe the air into him. Today, if a person wants to be saved, he only needs to open his mouth and call, “O Lord Jesus!” Then he will obtain salvation.

The Lord as the Spirit is already in your mouth and in your heart. The Lord as the Word is also already in our hands and within us. Now you need only to receive the word and contact this Spirit, and the Lord will become your supply. Then day by day you will be saved and filled with the Holy Spirit, and you will allow the Holy Spirit to descend upon you. This should be your daily experience...Brother Moody once said, “The greatest miracle in the universe is that man can be regenerated.”...Every day in the spiritual life, we can experience this great thing in the universe. It is miraculous yet normal. Therefore, it is a miraculous normality. (CWWL, 1987, vol. 2, “Words of Training for the New Way,” pp. 168- 169, 172-173) Further Reading: CWWL, 1987, vol. 2, “Words of Training for the New Way,” ch. 10

‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 6 — DAG 6 ››
Ochtendvoeding

Rom. 10:12-13 Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek, want dezelfde Heer is Heer van allen en rijk aan allen die Hem aanroepen; want "een ieder die de naam van de Heer aanroept, zal behouden worden."

Johannes 3:6 Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest.

Wanneer we de naam van de Heer Jezus aanroepen, ontvangen we de verwerkte Drie-enige God. Onze mond opendoen en bellen is heel normaal. Het is normaal om "O Heer Jezus" te roepen. We kunnen de naam van de Heer op elke manier, altijd en overal aanroepen. Dank de Heer voor de
normaliteit om "O Heer Jezus, o Heer Jezus" te roepen. Maar als we "O Heer Jezus" roepen, beseft u dan wat we krijgen? We krijgen de verwerkte Drie-enige God! Dit is wonderbaarlijk. Om de verwerkte Drieënige God te krijgen is het topwonder, het grootste wonder onder alle wonderen. Om Hem te ontvangen hoef ik me niet op te kleden, mezelf extreem netjes te maken en eerbiedig te zijn door op de juiste manier neer te knielen om op een formele manier te bidden. Ik hoef niet een aantal dagen 'op de Heer te wachten' voordat ik contact met Hem kan maken, Hem kan ontvangen en van Hem kan genieten. Alles wat ik hoef te doen is "O Heer Jezus" te roepen en ik krijg de verwerkte Drie-enige God voor mijn plezier. Dit is het grootste wonder in dit universum en de totaliteit en het absolute totaal van alle wonderen door alle generaties heen. Dit is helemaal wonderbaarlijk, maar toch zo normaal. We kunnen de naam van de Heer aanroepen terwijl we rijden of voordat we naar bed gaan. (CWWL, 1987, deel 3,
'De Schriftuurlijke manier om elkaar te ontmoeten en te dienen voor de opbouw van het lichaam van Christus', p. 388)

Lezing van vandaag

Regeneratie is een wonderbaarlijke normaliteit. Sommige leraren van het innerlijke leven zeiden dat het niet zo gemakkelijk was om wedergeboren te worden, en zij noemden wedergeboorte de "eerste zegen". Ik las een aantal geschriften in een poging te begrijpen wat regeneratie is, maar ik kon het antwoord pas vinden toen ik een artikel van broeder T. Austin-Sparks las. Hij zei dat wedergeboorte het ontvangen van Gods goddelijke leven was naast ons menselijk leven. Ik was blij toen ik die definitie las. Vanaf die dag begreep ik wat regeneratie is. Wedergeboorte is geboren worden uit de Geest in onze geest (Johannes 3:3, 5-6), waardoor we Gods goddelijk leven verkrijgen om de zonen van God te worden (1:12-13).

We hebben gezien... dat velen in een oogwenk oprecht zijn geregenereerd. Dit is wonderbaarlijk en toch normaal. Het is wonderbaarlijke normaliteit. (CWWL, 1987, deel 3, "The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building of the Body of Christ", pp. 388-389)

Nu zou ik een illustratie uit de Bijbel willen gebruiken om u te laten zien dat zaken van het geestelijk leven normale zaken zijn. Romeinen 10:6-7...[geeft aan dat] niemand ervoor kan zorgen dat Christus uit de hemel neerdaalt en vervolgens afdaalt naar de afgrond en uit de dood wordt opgewekt. Christus heeft dit allemaal al voor ons volbracht... God heeft het al voorbereid
alles van Zijn redding voor ons. Dit kan worden vergeleken met God die lucht klaarmaakt voor mensen op aarde, zodat zodra een persoon geboren is, hij met een kreet de lucht in hem kan inademen. Als iemand vandaag gered wil worden, hoeft hij alleen maar zijn mond te openen en te roepen: "O Heer Jezus!" Dan zal hij redding verkrijgen.

De Heer als de Geest is al in je mond en in je hart. De Heer als het Woord is ook al in onze handen en in ons. Nu hoef je alleen nog maar het woord en te ontvangen
neem contact op met deze Geest en de Heer zal je voorzien. Dan zult u dag na dag gered worden en vervuld worden met de Heilige Geest, en zult u toestaan dat de Heilige Geest op u neerdaalt. Dit zou je dagelijkse ervaring moeten zijn... Broeder Moody zei eens: "Het grootste wonder in het universum is dat de mens kan worden geregenereerd."... Elke dag in het spirituele leven kunnen we dit geweldige ding in het universum ervaren. Het is wonderbaarlijk en toch normaal. Daarom is het een wonderbaarlijke normaliteit. (CWWL,
1987, vol. 2, "Trainingswoorden voor de nieuwe weg", pp. 168-169, 172-173)

Verder lezen: CWWL, 1987, vol. 2, "Trainingswoorden voor de nieuwe weg", hfdst. 10

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 6 — DAY 5 ››

Morning Nourishment

1 Tim. 1:4 ...God’s economy, which is in faith.

Eph. 3:9 And to enlighten all that they may see what the economy of the mystery is...

Eph. 3:16-17 That He would grant you, according to the riches of His glory, to be strengthened with power through His Spirit into the inner man, that Christ may make His home in your hearts through faith, that you, being rooted and grounded in love.

According to my study of the Bible and my Christian experiences, I realized that in my Christian life the things that I experience of Christ, of the Triune God, of the Spirit, and of the divine life with the divine nature are altogether normal to me. They are a normality. At the beginning of my Christian life, I read the writings of some inner-life teachers who taught that all these spiritual and divine things were great miracles that were not easy to attain. They indicated that a number of requirements had to be fulfilled for us to reach a point at which we were qualified to receive these miracles. I tried to experience these things according to the instructions given in their books. Eventually, I found out that the experiences of the Spirit in God’s New Testament economy were not according to what they taught. Actually, all the spiritual and divine things that are provided by God for our enjoyment are altogether normal. They are normalities. But I also found out that these normalities are miraculous to the uttermost (CWWL, 1987, vol. 3, “The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building Up of the Body of Christ,” p. 387)

Today’s Reading

I was considering what term I should use to describe my experiences of these spiritual and divine things according to the holy revelation...Thus, I picked up the words normal and miracle to come up with the phrase miraculous normality. If we desire to properly and adequately visit people by knocking on their doors for gospel preaching and have the proper home meetings, we must have the experience of the miraculous normality. We must know what the miraculous normality is to be adequately qualified to carry out God’s New Testament economy. (CWWL, 1987, vol. 3, “The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building Up of the Body of Christ,” p. 387)

I was saved when I was nineteen years old...At that time I had a natural imagination within me that salvation [and being filled by the Spirit] should be...extraordinarily miraculous thing[s] and that...one day some great thing would happen to me. But after I had passed through many experiences, I had never had anything extraordinary happen to me. Instead, all that happened in my spiritual experience concerned merely normal matters. Today, over half a century has gone by. The more I have experienced, the more I feel that these matters of spiritual life, which are matters in God’s New Testament economy, do not have anything that may shock people outwardly; rather, they all appear to be normal occurrences...Now, I see clearly that as far as spiritual matters are concerned, the more normal they are, the more proper and real they are. And the more normal they are, the more rich they are. I can truly testify from more than sixty-three years’ experience that the spiritual life of God within us is a reality. This is not the physical life created by God but God coming into us, born within us, to be our life. Our outward man is the God-created life; our inward man is God being our life. Christianity has nearly discarded the aspect of God becoming our life within. They have also made the matter of the Holy Spirit coming upon men and the Holy Spirit filling men a rare and strange thing. In fact, this spiritual
matter of God coming into us to be our life is a very normal matter. To be saved is a very normal matter. (CWWL, 1987, vol. 2, “Words of Training for the New Way,” pp. 165-167) Further Reading: CWWL, 1987, vol. 3, “The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building Up of the Body of Christ,” ch. 13

‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 6 — DAG 5 ››

Ochtendvoeding

1 Tim. 1:4 ... Gods economie, die in geloof is.

Ef. 3:9 En om allen te verlichten zodat zij mogen zien wat de economie van het mysterie is...

Ef. 3:16-17 Opdat Hij u geve, naar de rijkdom van Zijn heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest tot in de inwendige mens, opdat Christus door het geloof in uw harten woont, opdat u, geworteld en geworteld in de liefde.

Volgens mijn studie van de Bijbel en mijn christelijke ervaringen, besefte ik dat in mijn christelijke leven de dingen die ik ervaar van Christus, van de Drie-enige God, van de Geest, en van het goddelijke leven met de goddelijke natuur zijn voor mij heel normaal. Ze zijn een normaliteit. Aan het begin van mijn christelijk leven las ik de geschriften van enkele innerlijke levensleraren die leerden dat al deze spirituele en goddelijke dingen grote wonderen waren die niet gemakkelijk te bereiken waren. Ze gaven aan dat er aan een aantal vereisten moest worden voldaan om het punt te bereiken waarop we gekwalificeerd waren om deze wonderen te ontvangen. Ik probeerde deze dingen te ervaren volgens de instructies in hun boeken. Uiteindelijk kwam ik erachter dat de ervaringen van de Geest in Gods nieuwtestamentische economie niet in overeenstemming waren met wat ze leerden. Eigenlijk zijn alle geestelijke en goddelijke dingen die door God zijn voorzien voor ons plezier volkomen normaal. Het zijn normaliteiten. Maar ik kwam er ook achter dat deze normaliteiten tot het uiterste wonderbaarlijk zijn (CWWL, 1987, deel 3, "The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building Up of the Body of Christ", p. 387)

Lezing van vandaag

Ik overwoog welke term ik zou gebruiken om mijn ervaringen van deze spirituele en goddelijke dingen te beschrijven volgens de heilige openbaring... Dus pakte ik de woorden normaal en wonder op om op de proppen te komen met de uitdrukking wonderbaarlijke normaliteit. Als we mensen goed en adequaat willen bezoeken door bij hen aan te kloppen voor evangelieprediking en de juiste huisbijeenkomsten te houden, moeten we de wonderbaarlijke normaliteit ervaren. We moeten weten wat de wonderbaarlijke normaliteit is om voldoende gekwalificeerd te zijn om Gods nieuwtestamentische economie uit te voeren. (CWWL, 1987, deel 3, "The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building of the Body of Christ", p. 387) Ik werd gered toen ik negentien jaar oud was ... In die tijd had ik een natuurlijke verbeelding in mij dat redding [en vervuld worden door de Geest] zou moeten zijn ... buitengewoon wonderbaarlijke dingen en dat... op een dag zou er iets groots met mij gebeuren. Maar nadat ik vele ervaringen had meegemaakt, had ik nooit iets buitengewoons gehad gebeurt met mij. In plaats daarvan betrof alles wat er in mijn spirituele ervaring gebeurde alleen maar normale zaken. Inmiddels is er meer dan een halve eeuw verstreken. Hoe meer ik heb ervaren, hoe meer ik voel dat deze zaken van geestelijk leven, die zaken zijn in Gods nieuwtestamentische economie, niet alles wat mensen uiterlijk kan schokken; het lijken eerder allemaal normale gebeurtenissen... Nu, ik zie duidelijk dat wat spirituele zaken betreft, hoe normaler ze zijn, hoe correcter en echter ze zijn. En hoe normaler ze zijn, hoe rijker ze zijn.  Ik kan echt getuigen uit meer dan drieënzestig jaar ervaring dat het spirituele leven van God in ons een realiteit is. Dit is niet het fysieke leven dat door God geschapen is, maar God die in ons komt, in ons geboren wordt, om ons leven te zijn. Onze uitwendige mens is het door God geschapen leven; onze innerlijke mens is dat God ons leven is. Het christendom heeft het aspect van God bijna verworpen ons leven van binnen worden. Ze hebben ook de kwestie van de Heilige Geest die op mensen komt en de Heilige Geest die mensen vervult tot een zeldzaam en vreemd iets gemaakt. In feite is dit spiritueel dat God in ons komt om ons leven te zijn, is een heel normale zaak. Gered worden is een heel normale zaak. (CWWL, 1987, deel 2, "Trainingswoorden voor de nieuwe weg", pp. 165-167) Verder lezen: CWWL, 1987, vol. 3, 'De schriftuurlijke manier om samen te komen en te dienen voor de opbouw van het lichaam van Christus', hfdst. 13

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 6 — DAY 4 ›› Morning Nourishment

Rom. 8:2 For the law of the Spirit of life has freed me in Christ Jesus from the law of sin and of death.

Rom. 8:10-11 But if Christ is in you,...the spirit is life because of
righteousness. And if the Spirit of the One who raised Jesus from the dead dwells in you, He who raised Christ from the dead will also give life to your mortal bodies through His Spirit who indwells you.

Today the One whom we believe in and worship...has become the Spirit, the ultimate consummation of the Triune God, for the purpose that we would partake of His divine dispensing. This is the mysterious economy of God, which is to dispense and to distribute to God’s
children all the rich elements of God. Now this God has been processed and has become a holy breath, everywhere filling the earth. Even while you are preaching the gospel to others, He is in your mouth and in your heart. He will come out of your heart and will enter the mouth of those who listen (Rom. 10:8-9). He is the Holy Spirit, the Triune God, Jesus Christ, becoming life and everything to those who believe and receive Him. He is so wonderful. (CWWL, 1990, vol. 3, “A Deeper Study of the Divine Dispensing,” pp. 388-389)

Today’s Reading

This wonderful One is in us mainly to be our life, operating and working quietly and gently in us. This can be compared to our physical life. Every day, twenty-four hours a day, it operates quietly and gently in us. While we are sitting here, an operation is working within, which is our digestion. However, we do not feel it. Whenever we feel it, that proves that there is something wrong with us. Not only is there the
digestion, but there is the assimilation as well, which makes
the digested food elements part of our blood and constitutes these elements as the cells and tissues of our body. When God’s Spirit works in us, He operates in a similar way.

He is coming to us not only to be our life but to be our everything, that is, to be our person. He wants to abide in us, to make home and to settle down in our whole being, so that He can become our all. He is waiting all the time within us for us to turn to Him and to receive His supply. Some always speak of the Lord’s dealing with them and His
rebuking of them. But in my experience of sixty or more years of following the Lord, it seems that the Lord has never rebuked me severely. I have indeed offended Him many times. But He is always willing to supply me and to dispense Himself into me. Today the Lord is definitely living in me. He is our life to be our everything. He is our person, our Head, our Husband, and our Savior. He wants to make His home in us and to make our whole person His place of rest.

God’s economy, that is, His plan, purpose, and arrangement of things to accomplish His desire, is carried  out in ways very different from ours. For example, God wants us to please Him. When we read this word, immediately we would make up our mind, pray, and evenfast, saying, “God, be gracious to me. I do have the desire to please You. But You know that I have all kinds of obstacles, problems, and weaknesses. I cannot do it. Please help me.”...But although God wants us to please Him, He has no intention that we please Him by our own effort. Rather, He wants us to please Him through living by His life and even by Himself. Stanza 1 of Hymns, #499 says, “Oh, what a life! Oh, what a peace! / The Christ who’s all within me lives.”...The above hymn continues to say, “With Him I have been crucified; / This glorious fact to me He gives.” What is this glorious fact? “Now it’s no longer I that live, / But Christ the Lord within me lives.” It is no longer I that live.

This is truly wonderful! Now it is Christ that lives. This is glorious! However,...most of us would say that sometimes it is He and not we. But most of the time it is we and not He. This is our real condition.

God requires man to do many things. But He has no intention that man would do them by himself. (CWWL, 1990, vol. 3, “A Deeper Study of the Divine Dispensing,” pp. 389, 478-479)

Further Reading: CWWL, 1990, vol. 3, “A Deeper Study of
the Divine Dispensing,” chs. 8,

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 6 — DAG 4 ›› Ochtendvoeding

Rom. 8:2 Want de wet van de Geest des levens heeft mij in Christus Jezus bevrijd van de wet van zonde en dood.

Rom. 8:10-11 Maar als Christus in u is,... is de geest leven vanwege
gerechtigheid. En als de Geest van Degene die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal Hij die Christus uit de dood heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest die in u woont.                                                                                                                  Vandaag is Degene in wie we geloven en die we aanbidden... de Geest geworden, de ultieme voleinding van de Drie-enige God, met het doel dat we zouden deelnemen aan Zijn goddelijke uitdeling. Dit is de mysterieuze economie van God, die is om uit te delen en te verdelen onder Gods kinderen alle rijke elementen van God. Nu is deze God verwerkt en een heilige adem geworden, die overal de aarde vult. Zelfs terwijl je het evangelie aan anderen predikt, is Hij in je mond en in je hart. Hij zal uit je hart komen en zal in de mond komen van degenen die luisteren (Romeinen 10:8-9). Hij is de Heilige Geest, de Drie-enige God, Jezus Christus, die leven en alles wordt voor hen die in Hem geloven en Hem aannemen. Hij is zo geweldig. (CWWL, 1990, deel 3, "A Deeper Study of the Divine Dispensing", pp. 388-389)

Lezing van vandaag

Deze Wonderbare is voornamelijk in ons om ons leven te zijn, rustig en zacht in ons werkzaam en werkend. Dit is te vergelijken met ons fysieke leven. Elke dag, vierentwintig uur per dag, werkt het rustig en zacht in ons. Terwijl we hier zitten, is er van binnen een operatie aan het werk, namelijk onze spijsvertering. We voelen het echter niet. Telkens wanneer we het voelen, bewijst dat dat er iets mis met ons is. Niet alleen is er de spijsvertering, maar er is ook de assimilatie, die maakt de verteerde voedselelementen maken deel uit van ons bloed en vormen deze elementen als de cellen en weefsels van ons lichaam. Wanneer Gods Geest in ons werkt, werkt Hij op dezelfde manier.

Hij komt niet alleen naar ons toe om ons leven te zijn, maar om alles te zijn, dat wil zeggen, om onze persoon te zijn. Hij wil in ons verblijven, thuiskomen en zich vestigen in ons hele wezen, dus dat Hij ons alles kan worden. Hij wacht de hele tijd in ons totdat we ons tot Hem wenden en Zijn voorraad ontvangen. Sommigen spreken altijd over hoe de Heer met hen en de Zijne omgaat berisping van hen. Maar in mijn ervaring van zestig jaar of meer van het volgen van de Heer, lijkt het erop dat de Heer me nooit streng heeft berispt. Ik heb hem inderdaad vele malen beledigd. Maar Hij is altijd bereid mij te voorzien en Zichzelf in mij uit te geven. Vandaag leeft de Heer definitief in mij. Hij is ons leven om ons alles te zijn. Hij is onze persoon, ons Hoofd, onze Man en onze Heiland. Hij wil in ons zijn thuis maken en onze hele persoon tot zijn rustplaats maken. Gods economie, dat wil zeggen Zijn plan, doel en regeling van dingen om Zijn verlangen te vervullen, wordt uitgevoerd op manieren die heel anders zijn dan de onze. God wil bijvoorbeeld dat we Hem behagen. Als we dit woord lazen, zouden we onmiddellijk een besluit nemen, bidden en zelfs vasten, terwijl we zeiden: “God, wees mij genadig. Ik heb het verlangen om U te behagen. Maar U weet dat ik allerlei obstakels, problemen en zwakheden heb. Ik kan het niet doen. Alsjeblieft help me.”... Maar hoewel God wil dat we Hem behagen, is het niet Zijn bedoeling dat we Hem door onze eigen inspanning behagen. Integendeel, Hij wil dat we Hem behagen door te leven volgens Zijn leven en zelfs door Hemzelf. Stanza 1 van Hymns, #499 zegt: “Oh, wat een leven! O, wat een rust! / De Christus die helemaal in mij is, leeft.”... Bovenstaande hymne zegt verder: “Met Hem ben ik gekruisigd; / Dit glorieuze feit geeft Hij mij.”
Wat is dit glorieuze feit? "Nu leef ik niet meer, / Maar Christus de Heer in mij leeft." Ik leef niet meer. Dit is echt geweldig! Nu is het Christus die leeft. Dit is heerlijk! Maar... de meesten van ons zouden zeggen dat hij het soms is en niet wij. Maar meestal zijn wij het en niet hij. Dit is onze werkelijke toestand. God verlangt van de mens dat hij veel dingen doet. Maar Hij is niet van plan dat de mens ze zelf zou doen. (CWWL, 1990, deel 3, "A Deeper Study of the Divine Dispensing", pp. 389, 478-479) Verder lezen: CWWL, 1990, vol. 3, “Een diepere studie van de Goddelijke Uitdeling,” chs. 8,

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 6 — DAY 3 ›› Morning Nourishment

Matt. 22:37 And He said to him, “You shall love the Lord your God with all your heart and with all your soul and with all your mind.”

Gal. 2:20 I am crucified with Christ; and it is no longer I who live, but it is Christ who lives in me; and the life which I now live in the flesh I live in faith, the faith of the Son of God, who loved me and gave Himself up for me. You just need to love Him and to keep yourself open to Him, giving Him every opportunity to do everything He wants to do. You become the enjoyer, enjoying Him and enjoying His doing. So whenever you would pray, thanks would come out of your mouth because you are so grateful to the Lord. You would experience that the Lord is your victory, your sanctification, everything to you. You will be the enjoyer of what the Lord is and of what the Lord does. (CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” p. 246)

Today’s Reading

It does not mean that you are lazy or indifferent or dumb or sleepy. No. You are on the alert, and you are so sober. You love the Lord, and you keep yourself open to Him all the time. Yet you would not do anything, but He would do everything. Not only is this possible, but this is also required by the Lord. The Lord requires you to stop your doing. But He does not want you to be sleepy or indifferent; He wants you to be very alert. Love Him and keep yourself open to Him. Tell Him every day, “Lord, I love You. Lord, I am here open to You. Lord, have mercy upon me, and by Your grace I do not like to have any part of my being closed to You. I like to keep myself entirely and thoroughly open to You.” If you try this, you will see what will happen. You will not need to worry about your victory; you will not need to care for the losing of your temper. You are a vessel created by God. As a vessel full of life, you need to exercise your emotion to love Him. Love the Lord your God with all your heart (Matt. 22:37). As a vessel, you do not need to do anything, but you need to keep yourself open. We all know the principle of the free will. If you do not love Him, the Lord would Amen not force you to love Him. If you do not keep yourself open, the Lord would never force you to keep yourself open. So you must exercise your free will to love the Lord and to keep yourself open. But stay away from doing. Forget about your bad temper. Forget about your besetting sins. Forget about your weak points. Love the Lord and keep yourself open and stop doing...The only solution to our problems [of peculiarity] is the filling up of the Lord within us. And this depends upon our loving Him and keeping ourselves open to Him all the time. The proper prayer, the deeper prayer, the genuine prayer, is just to keep yourself loving Him and open to Him...It is not so simple to stop your doing. But by His mercy through the.genuine prayer your doing will be stopped. The genuine prayer is always the killing prayer. It kills your every doing. The more you pray yourself into this genuine prayer, the more you are killed. Actually, it is not you who are killed but your activity. It is not you in yourself but you in your activity that will be killed. Your genuine prayer will one by one kill all your activities, and it will calm you down. Sometimes it will even kill your burden. Then you will be a clean, empty and open vessel. You will be a living vessel absolutely calmed down so that your Master has the absolute free course to fill you up. When He fills you up, He does everything for you. Then you simply enjoy His doing. This is the proper, genuine Christian life. A genuine Christian life is one that loves the Lord and keeps itself open to the Lord and stops its doing. Then the Lord comes in and the Lord does everything and this vessel just contains the Lord and enjoys the Lord’s filling up and enjoys the Lord’s doing. This is the proper and genuine Christian life. (CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” pp. 246-247) Further Reading: CWWL, 1990, vol. 3, “A Deeper Study of the Divine Dispensing,” ch. 1; pp. 47-52 (A Supplementary Word

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 6 — DAG 3 ›› Ochtendvoeding

Mat. 22:37 En Hij zei tot hem: "Je zult de Heer, je God, liefhebben met heel je hart en met heel je ziel en met heel je verstand."

Gal. 2:20 Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en het leven dat ik nu in het vlees leef Ik leef in geloof, het geloof van de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven. Je hoeft alleen maar van Hem te houden en jezelf voor Hem open te stellen, Hem alle kansen te geven om alles te doen wat Hij wil doen. Jij wordt de genieter, genietend van Hem en genietend van Zijn doen. Dus elke keer dat je zou bidden, kwam er dank uit je mond omdat je de Heer zo dankbaar bent. Je zou ervaren dat de Heer jouw overwinning is, jouw heiliging, alles voor jou. Je zult de genieter zijn van wat de Heer is en van wat de Heer doet. (CWWL, 1980, deel 1, “Perfecting Training”, p. 246)

Lezing van vandaag

Het betekent niet dat je lui of onverschillig of dom of slaperig bent. Nee. Je bent op je hoede en je bent zo nuchter. Je hebt de Heer lief en je stelt jezelf altijd open voor Hem. Toch zou jij niets doen, maar Hij zou alles doen. Dit is niet alleen mogelijk, maar dit wordt ook vereist door de Heer. De Heer verlangt van u dat u daarmee ophoudt. Maar Hij wil niet dat je slaperig of onverschillig bent; Hij wil
je moet heel alert zijn. Heb Hem lief en sta open voor Hem

Hem. Zeg Hem elke dag: “Heer, ik hou van U. Heer, ik sta hier open voor U. Heer, heb medelijden met mij, en door Uw genade houd ik er niet van om enig deel van mijn wezen voor U gesloten te hebben. Ik stel mezelf graag geheel en grondig open voor U.” Als je dit probeert, zul je zien wat er gebeurt. U hoeft zich geen zorgen te maken over uw overwinning; u hoeft zich geen zorgen te maken over het verlies van uw geduld.

Je bent een door God geschapen vat. Als vat vol leven moet je je emotie oefenen om van Hem te houden. Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart (Matt. 22:37). Als vat hoef je niets te doen, maar je moet jezelf wel open houden. We kennen allemaal het principe van de vrije wil. Als je niet van Hem houdt, zou de Heer je niet dwingen om van Hem te houden. Als je jezelf niet openhoudt, zal de Heer je nooit dwingen om jezelf open te houden. Je moet dus je vrije wil gebruiken om de Heer lief te hebben en jezelf open te houden. Maar blijf weg van doen. Vergeet je slechte humeur. Vergeet je lastige zonden. Vergeet je zwakke punten. Heb de Heer lief en houd jezelf open en stop met doen ... De enige oplossing voor onze problemen [van eigenaardigheid] is het vervullen van de Heer in ons. En dit hangt af van onze liefde voor Hem
en onszelf de hele tijd voor Hem openstellen. Het juiste gebed, het diepere gebed, het oprechte gebed, is om jezelf van Hem te houden en voor Hem open te staan... Het is niet zo eenvoudig om daarmee te stoppen. Maar door Zijn genade door het oprechte gebed zal er een einde komen aan uw doen. De echte
gebed is altijd het dodende gebed. Het doodt al je doen. Hoe meer je jezelf in dit oprechte gebed bidt, hoe meer je gedood wordt. Eigenlijk ben jij het niet die wordt gedood, maar jouw activiteit. Het is niet jij in jezelf, maar jij in je activiteit die gedood zal worden. Je oprechte gebed zal een voor een al je activiteiten doden, en het zal je kalmeren. Soms zal het zelfs je last doden. Dan ben je een schoon, leeg en open vat. Je zult een volledig gekalmeerd levend vat zijn, zodat je Meester de absolute vrije loop heeft om je te vullen. Als Hij je vult, doet Hij alles voor je. Dan geniet je gewoon van Zijn doen. Dit is het juiste, oprechte christelijke leven. Een echt christelijk leven is een leven dat de Heer liefheeft en zich openstelt voor de Heer en daarmee ophoudt. Dan komt de Heer binnen en de Heer doet alles en dit vat bevat gewoon de Heer en geniet van het vullen door de Heer en geniet van het doen door de Heer. Dit is het juiste en oprechte christelijke leven. (CWWL, 1980, deel 1, “Perfecting Training”, pp. 246-247)

Verder lezen: CWWL, 1990, vol. 3, 'Een diepere studie van de goddelijke uitdeling', hfdst. 1; pp. 47-52 (Een aanvullend woord

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 6 — DAY 2 ››

Morning Nourishment

2 Cor. 4:7 But we have this treasure in earthen vessels that the excellency of the power may be of God and not out of us.

Eph. 3:17 That Christ may make His home in your hearts through faith, that you, being rooted and grounded in love. God does not want us to do anything; He wants us only to be a living vessel. If you were an inanimate vessel, a vessel without life like a jar, you would be easy for the Master to use because you would not have a will or a mind or an emotion...But God created a living thing,...a living jar full of emotions, with a strong will, and with a mind. After the fall this living jar became a problem to God. This problem has been among the Christians all these centuries. Either the Christians are indifferent, or they are too hot in knowing and in doing. On either side the Lord could not get the vessel. This point is clear in the New Testament, especially in...Paul’s fourteen Epistles...You may say that the summary of these fourteen Epistles may be expressed in just two words: open vessel. God wants an open vessel. In Romans 9:23 Paul tells us that God created us as vessels of mercy unto glory. Then in 2 Corinthians 4:7 he says that “we have this treasure in earthen vessels.” These two verses may be considered as a basic secret to our experience of Christ and the church. (CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” p. 241)

Today’s Reading

An open vessel is doing nothing but keeping itself open to the filling up. The processed God—the Triune God, the allinclusive Spirit, the compound Spirit—is here waiting for an opening to get into you. How much He would enter into you depends upon how much opening you would give Him. You may say that you have consecrated everything to the Lord. You have consecrated your wife, your children, your eyes, your ears, and your hands. I, too, have made this kind of detailed consecration many times. I even consecrated every single hair and every cell in my body to the Lord. Yet, have you realized that even after such a thorough and detailed consecration you still are not open to the Lord? Seemingly you have consecrated yourself to God, but actually you have consecrated to yourself. Your consecration did not keep yourself open to Him. Your consecration still kept you under your knowing and under your doing. This is the real problem. This is also the real burden of this Perfecting Training. The real burden is to pin your situation down, pointing out to you what your real trouble is. You love the Lord, you love the church, and you can declare strongly that you have seen the vision. Even you may say that you are open. But you are not open to the Lord. You are open to your knowing; you are open to your doing. It is really hard to have a person on the one hand absolutely open to the Lord and on the other hand doing nothing. If you can love the Lord and yet do nothing, that would be a miracle. When you love someone, surely you want to do something for him. Today’s Christian philosophy and logic tell you to do something for people to show them that you love them. But the Bible logic says to love the Lord but do not do anything for Him by yourself. Love the Lord to the uttermost; do not do anything for Him by yourself. It is not so easy. Sometimes even those who do not love the Lord want to do something for Him. This is to be religious. Our problem is that we are too active... You have to be active-passive...To love the Lord to the uttermost is to be active. To not do anything is to be passive. You need to be saved, to be empowered, to be sanctified. For this you need to love the Lord and yet do nothing. You need to let the Lord do everything. What is in our fallen nature is just to know and to do. What the Lord wants is that we love Him, that we keep ourselves open. Do not do anything. Let Him in. Yet you always like to do something and keep yourself closed, causing the Lord to have no way to enter into you. (CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” pp. 241-242) Further Reading: CWWL, 1965, vol. 2, “The Tree of Life,” ch. 1

 
 
 
 
 
 
 
 
Openen
 

 

 

 

 

 

Noel
Noel heeft de verzending van een chatbericht ongedaan gemaakt
 
 
 
 
 
Openen
 

 

 

Gerel Belonghilot heeft een deelnemer uit de groep verwijderd.

 

 

Gerel Belonghilot heeft Miche Ann toegevoegd aan de groep.

 

.

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 6 — DAG 2 ››
Ochtendvoeding

2 Kor. 4:7 Maar wij hebben deze schat in aarden vaten opdat de voortreffelijkheid van de kracht van God zal zijn en niet van ons.

Ef. 3:17 opdat Christus door het geloof in uw harten woont, opdat u geworteld en gegrondvest bent in de liefde.

God wil niet dat we iets doen; Hij wil alleen dat we een levend vat zijn. Als je een levenloos vat was, een vat zonder leven zoals een kruik, zou de Meester je gemakkelijk kunnen gebruiken omdat je geen wil, verstand of emotie zou hebben... Maar God schiep een levend wezen,... een levende pot vol emoties, met een sterke wil en met een geest. Na de val werd deze levende kruik een probleem voor God. Dit probleem speelt al die eeuwen onder de christenen. Of de christenen zijn onverschillig, of ze zijn te heet in weten en doen. Aan beide kanten kon de Heer het schip niet krijgen. Dit punt is duidelijk in het Nieuwe Testament, vooral in... Paulus' veertien brieven... Je zou kunnen zeggen dat de samenvatting van deze veertien brieven in slechts twee woorden kan worden uitgedrukt: open vat. God wil een open vat. In Romeinen 9:23 vertelt Paulus ons dat God ons heeft geschapen als vaten van barmhartigheid tot heerlijkheid. Vervolgens zegt hij in 2 Korintiërs 4:7 dat "we deze schat in aarden vaten hebben". Deze twee verzen kunnen worden beschouwd als een fundamenteel geheim van onze ervaring van Christus en de kerk. (CWWL, 1980, deel 1, “Perfecting Training”, p. 241)

Lezing van vandaag

Een open vat doet niets anders dan zich openstellen voor het vullen. De verwerkte God – de Drie-enige God, de alomvattende Geest, de samengestelde Geest – wacht hier op een opening om in jou te komen. Hoeveel Hij in je zou binnendringen, hangt af van hoeveel opening je Hem zou geven.

Je mag zeggen dat je alles aan de Heer hebt toegewijd. Je hebt je vrouw, je kinderen, je ogen, je oren en je handen gewijd. Ook ik heb dit soort gedetailleerde wijding vele malen gedaan. Ik heb zelfs gewijd
elk haar en elke cel in mijn lichaam aan de Heer. Maar heb je je gerealiseerd dat je zelfs na zo'n grondige en gedetailleerde toewijding nog steeds niet openstaat voor de Heer?
Schijnbaar heb je jezelf aan God toegewijd, maar eigenlijk heb je jezelf toegewijd. Jouw
toewijding hield jezelf niet open voor Hem. Uw toewijding hield u nog steeds onder uw weten en onder uw doen. Dit is het echte probleem. Dit is ook de echte belasting van deze Perfecting Training. De echte last is om uw situatie vast te pinnen en u erop te wijzen wat uw echte probleem is. U houdt van de Heer, u houdt van de kerk en u kunt krachtig verklaren dat u het visioen hebt gezien. Zelfs jij mag zeggen dat je open bent. Maar je staat niet open voor de Heer. Je staat open voor je weten; je staat open voor wat je doet. Het is echt moeilijk om iemand aan de ene kant absoluut open te hebben voor de Heer en aan de andere kant niets te doen. Als u de Here kunt liefhebben en toch niets doet, dat
zou een wonder zijn. Als je van iemand houdt, wil je zeker iets voor hem doen. De christelijke filosofie en logica van vandaag vertellen je dat je iets voor mensen moet doen om ze te laten zien dat je van ze houdt. Maar de Bijbelse logica zegt om de Heer lief te hebben
maar doe zelf niets voor Hem. Heb de Heer lief tot het uiterste; doe zelf niets voor Hem. Het is niet zo gemakkelijk. Soms willen zelfs degenen die de Heer niet liefhebben iets voor Hem doen. Dit is religieus zijn. Ons probleem is dat we te actief zijn... Je moet actief-passief zijn... De Heer tot het uiterste liefhebben is actief zijn. Niets doen is passief zijn. Je moet gered worden, bekrachtigd worden, geheiligd worden. Hiervoor moet je de Heer liefhebben en toch niets doen. Je moet de Heer alles laten doen. Wat er in onze gevallen natuur zit, is gewoon weten
en te doen. Wat de Heer wil, is dat we Hem liefhebben, dat we onszelf openstellen. Doe niks. Laat Hem binnen. Toch vind je het altijd leuk om iets te doen en jezelf gesloten te houden, waardoor de Heer geen mogelijkheid heeft om bij je binnen te komen. (CWWL, 1980, deel 1, “Perfecting Training”, pp. 241-242)

Verder lezen: CWWL, 1965, vol. 2, "De boom des levens",

 

 

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 6 — DAY 1 ››

Morning Nourishment

Rom. 9:23 In order that He might make known the riches of His glory upon vessels of mercy, which He had before prepared unto glory.

2 Tim. 2:20 But in a great house there are not only gold and silver vessels but also wooden and earthen; and some are unto honor, and some unto dishonor.

God chose us that we might be vessels of honor to contain Him. God created man as a vessel to contain Him, and out of the many vessels He chose us to contain Him, the God of honor, that we might be vessels of honor. Finally, He makes known His glory upon us, the vessels, that we might become vessels of His glory (Rom. 9:23). All this is out of His mercy and according to His mercy; it cannot be obtained by our efforts. For this reason we must worship Him, and we must worship Him for His mercy! (Rom. 9:21, footnote 1)

Honorable vessels are constituted of both the divine nature (gold) and the redeemed and regenerated human nature (silver). These, like Timothy and other genuine believers, constitute the sure foundation that holds the truth. (2 Tim. 2:20, footnote 3)

Today’s Reading

According to my experience, nothing pleases the Lord so much as for us to realize that He does not want us to do anything. He only wants us to love Him, to open ourselves up to Him, and to let Him live from within us. This may sound quite familiar to you, but if you look into such a sentence, you will realize that it is not so common. It is not so familiar to you. From the very beginning when God created man, God had no intention to ask man to do anything for Him. God’s intention was to create a vessel to contain Him and to express Him, so God only wants an opening of the vessel. If the vessel is open, God can fulfill His purpose, but if the vessel is closed, God’s purpose is
frustrated.

What is the real significance of man’s fall and the real nature of man’s fall? It is that first, man wants to know, and second, man wants to do. It is to know something and to do something. These two aspects are the genuine significance of man’s fall. The enemy’s temptation was that man must be something. For man to be something, man needs to know something and to do something. This is the real meaning of man’s fall. Once man became fallen, the evil nature of knowing and doing entered into man. This is the most abominable thing in the eyes of God. We would think according to our natural religious concepts that the worship of idols or witchcraft, these demonic things, are abominable. But the most subtle and the most abominable thing is man’s attempt to know things and to do things. This is the very evil thing that entered into man’s nature by the enemy’s temptation.

We all have to realize that in our fallen nature there is a substance so evil that likes to know and likes to do. I am sorry to say that religion mostly cares for these two things.
Religion helps people to know, and religion helps people to do. Even today Christianity has become such an active religion of knowing and doing. Seminaries just educate people to know and to do. They train people and stir them up to know and to do. This is altogether a kind of education against God’s eternal purpose. It is no wonder that among thousands of Christians you can hardly find one who knows that God does not want us either to know or to do; God wants us only to love Him and to keep ourselves open to Him. “Lord, I love You. I fully realize that I am just an empty vessel, yet You treasure this earthen vessel because this earthen vessel was created by You according to Your eternal plan to fulfill Your heart’s desire. Lord, I just love You. I like to contain You. I like to be filled up with You. I like to be saturated and permeated with You. Have mercy upon me that I may keep myself open to You all the time.” (CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” pp. 239-240)

Further Reading: CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” ch. 22
15:48

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 6 — DAG 1 ››

Ochtendvoeding

Rom. 9:23 opdat Hij de rijkdom van Zijn heerlijkheid zou bekendmaken op de vaten der barmhartigheid, die Hij tevoren tot heerlijkheid had bereid.

2 Tim. 2:20 Maar in een groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden vaten; en sommige zijn tot eer, en sommige tot oneer.

God koos ons opdat wij vaten van eer zouden zijn om Hem te bevatten. God schiep de mens als een vat om Hem te bevatten, en uit de vele vaten koos Hij ons om Hem, de God van eer, te bevatten, opdat we vaten van eer zouden zijn. Ten slotte maakt Hij Zijn heerlijkheid bekend over ons, de vaten, opdat wij vaten van Zijn heerlijkheid zouden worden (Romeinen 9:23). Dit alles is uit Zijn genade en volgens Zijn genade; het kan niet worden verkregen door onze inspanningen. Om deze reden moeten we Hem aanbidden, en we moeten Hem aanbidden voor Zijn genade! (Rom. 9:21, voetnoot 1)

Eervolle vaten zijn samengesteld uit zowel de goddelijke natuur (goud) als de verloste en wedergeboren menselijke natuur (zilver). Deze vormen, net als Timoteüs en andere oprechte gelovigen, het vaste fundament waarop de waarheid berust. (2 Tim. 2:20, voetnoot 3)

Lezing van vandaag

Volgens mijn ervaring behaagt niets de Heer zozeer als dat wij beseffen dat Hij niet wil dat wij iets doen. Hij wil alleen dat we van Hem houden, dat we ons voor Hem openstellen en dat we Hem vanuit ons binnenste laten leven. Dit klinkt je misschien bekend in de oren, maar als je zo'n zin bekijkt, zul je beseffen dat het niet zo gewoon is. Het komt u niet zo bekend voor. Vanaf het allereerste begin toen God de mens schiep, had God niet de intentie om de mens te vragen iets voor Hem te doen. Het was Gods bedoeling om een vat te creëren
om Hem te bevatten en om Hem uit te drukken, dus God wil alleen een opening van het vat. Als het vat open is, kan God Zijn doel vervullen, maar als het vat gesloten is, is Gods doel dat wel
gefrustreerd.

Wat is de werkelijke betekenis van de val van de mens en de ware aard van de val van de mens? Ten eerste wil de mens weten en ten tweede wil de mens doen. Het is iets weten en iets doen. Deze twee aspecten zijn de echte betekenis van de val van de mens. De verleiding van de vijand was dat de mens iets moest zijn. Wil de mens iets zijn, dan moet de mens iets weten en iets doen. Dit is de ware betekenis van de val van de mens. Toen de mens eenmaal gevallen was, kwam de slechte aard van weten en doen in de mens binnen. Dit is het meest afschuwelijke in de ogen van God. Volgens onze natuurlijke religieuze opvattingen zouden we denken dat de aanbidding van afgoden of hekserij, deze demonische dingen, afschuwelijk zijn. Maar het meest subtiele en afschuwelijke is de poging van de mens om dingen te weten en te doen. Dit is juist het kwade dat in de natuur van de mens is binnengedrongen door de verleiding van de vijand.

‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 5 — DAY 6 ››
Morning Nourishment

Eph. 4:4-6 One Body and one Spirit, even as also you were called in one hope of your calling; one Lord, one faith, one baptism; one God and Father of all, who is over all and through all and in all.

In Ephesians 4 Paul first speaks of the one Body and then of the one Spirit, the one Lord, and the one God, the Father. This indicates that the Triune God—the Father, the Son, and the Spirit—has been developed in the Body.

When Paul speaks of the one God and Father of all in verse 6, he says that the Father is over all, through all, and in all. This points to a mingling of the Triune God with the Body. How is it possible for God the Father to be in three positions—above all, through all, and in all?
This is possible because God is triune. Even God the Father is triune...God the Father possesses all the positions of the Father, the Son, and the Spirit. He is above all as the Father, He is through all as the Son, and He is in all as the Spirit. Hence, the church as the
mystical Body is mingled with the Triune God. (CWWL, 1983, vol. 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” pp. 317-319)

Today’s Reading

With the one Body and the one Spirit, there is one hope (Eph. 4:4). At present our body is still in the physical life; it has not yet been transfigured. However, there is the hope that one day our physical body will be transfigured, that is, glorified. On that day the indwelling Christ will be manifested in glory. This glory is a hope to the Body withthe Spirit. Thus, we have one Body and one Spirit with one hope.

In Ephesians 4:5 Paul goes on to speak of the one Lord. As long as the Body is mingled with the Spirit, the Body is joined to the Lord. Actually, the Spirit is the Lord (2 Cor. 3:17). We cannot separate the Spirit from the Lord...When the Son comes, the Father comes also, and when the Spirit comes, both the Son and the Father come with Him. Now the Body is mingled with the Spirit, and the Spirit cannot be separated from the Son and the Father. We have the Spirit, the Son, and the Father. Therefore, because the Body is mingled with the Spirit, we also have the Lord.

With the Lord we have one faith and one baptism. Faith joins us to the Lord. When we believe in the Lord, we enter into an organic union with Him. In this life union we are joined to the Lord as one spirit (1 Cor. 6:17). Faith joins us to the Lord because we have believed into Him.

Baptism has two aspects. On the one hand, we have been baptized into Christ; on the other hand, we have been terminated from Adam. We were born in Adam, but by baptism we were transferred out of Adam into Christ. Therefore, negatively, baptism signifies termination, and.positively, it signifies union. By faith and baptism we have.been transferred out of Adam into Christ. Now we have an organic union with Christ the Lord.

Through the divine dispensing of the Divine Trinity we all need to be filled in our spirit with the Spirit as the divine wine (Eph. 5:18). If we are filled in our spirit in this way,
then we will speak to one another in psalms, hymns, and spiritual songs (v. 19a); we will be singing and psalming with our heart to the Lord (v. 19b); and we will be giving thanks at all times for all things in the name of our Lord Jesus Christ to our God and Father (v. 20).

God the Son is the power within us, God the Father realized in the Son is the armor upon us, and God the Spirit is the sword, who is the word of God. The fact that the Spirit as the word of God is our sword indicates that we fight by speaking. We all need to learn to speak the word of God. We all need to speak the word and present the truth that we have heard. This speaking of the divine word is the sword that slays the enemy. As a corporate warrior empowered inwardly and covered outwardly, we should now use the
sword to fight against God’s enemy. (CWWL, 1983, vol. 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” pp. 319-320, 329, 339)

Further Reading: CWWL, 1983, vol. 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” chs. 18-20

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 5 — DAG 6 ››
Ochtendvoeding

Ef. 4:4-6 Eén lichaam en één Geest, zoals ook u geroepen bent in één hoop van uw roeping; één Heer, één
geloof, één doop; één God en Vader van allen, die over allen en door allen en in allen is.

In Efeziërs 4 spreekt Paulus eerst over het ene Lichaam en daarna over de ene Geest, de ene Heer en de ene God, de Vader. Dit geeft aan dat de Drie-enige God - de Vader, de Zoon en de Geest - in het Lichaam is ontwikkeld.

Als Paulus in vers 6 spreekt over de ene God en Vader van allen, zegt hij dat de Vader boven alles, door alles en in allen is. Dit wijst op een vermenging van de Drie-enige God met het Lichaam. Hoe is het mogelijk dat God de Vader drie posities heeft – boven alles, door alles en in alles?
Dit is mogelijk omdat God drie-enig is. Zelfs God de Vader is drie-enig... God de Vader bezit alle posities van de Vader, de Zoon en de Geest. Hij is boven alles als de Vader, Hij is door alles als de Zoon en Hij is in alles als de Geest. Vandaar de kerk als de
mystiek Lichaam is vermengd met de Drie-enige God. (CWWL, 1983, deel 2, "The Divine Dispensing of the Divine Trinity", pp. 317-319)

Lezing van vandaag

Met het ene lichaam en de ene Geest is er één hoop (Efeziërs 4:4). Momenteel bevindt ons lichaam zich nog in het fysieke leven; het is nog niet getransfigureerd. Er is echter de hoop dat ons fysieke lichaam op een dag zal worden getransfigureerd, dat wil zeggen
verheerlijkt. Op die dag zal de inwonende Christus in heerlijkheid worden gemanifesteerd. Deze heerlijkheid is een hoop voor het lichaam met de geest. Zo hebben we één lichaam en één geest met één hoop.

In Efeziërs 4:5 spreekt Paulus verder over de ene Heer. Zolang het lichaam vermengd is met de geest, is het lichaam verbonden met de Heer. Eigenlijk is de Geest de Heer (2 Kor. 3:17). We kunnen de Geest niet van de Heer scheiden... Als de Zoon komt, komt de Vader ook, en als de Geest komt, komen zowel de Zoon als de Vader met Hem. Nu is het Lichaam vermengd met de Geest, en de Geest kan niet gescheiden worden van de Zoon en de Vader. We hebben de Geest, de Zoon en de Vader. Daarom, omdat het lichaam vermengd is met de geest, hebben we ook de Heer.

Met de Heer hebben we één geloof en één doop. Het geloof voegt ons bij de Heer. Als we in de Heer geloven, gaan we een organische eenheid met Hem aan. In deze levensvereniging zijn we verenigd met de Heer als één geest (1 Korintiërs 6:17). Het geloof voegt ons bij de Heer omdat we in Hem hebben geloofd.

De doop heeft twee aspecten. Aan de ene kant zijn we in Christus gedoopt; aan de andere kant zijn we geëindigd vanaf Adam. We zijn in Adam geboren, maar door de doop zijn we uit Adam in Christus overgebracht. Daarom betekent de doop in negatieve zin beëindiging en positief de vereniging. Door geloof en doop zijn wij uit Adam in Christus overgegaan. Nu hebben we een organische eenheid met Christus de Heer.

Door de goddelijke uitdeling van de Goddelijke Drie-eenheid moeten we allemaal in onze geest vervuld worden met de Geest als de goddelijke wijn (Efeziërs 5:18). Als we op deze manier vervuld zijn van onze geest,
dan zullen we met elkaar spreken in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen (vers 19a); we zullen zingen en psalmen met ons hart voor de Heer (vers 19b); en we zullen te allen tijde voor alles danken in de naam van onze Heer Jezus Christus aan onze God en Vader (v. 20).

God de Zoon is de kracht in ons, God de Vader gerealiseerd in de Zoon is de wapenrusting voor ons, en God de Geest is het zwaard, die het woord van God is. Het feit dat de Geest als het woord van God ons zwaard is, geeft aan dat we vechten door te spreken. We moeten allemaal leren om het woord van God te spreken. We moeten allemaal het woord spreken en de waarheid presenteren die we hebben gehoord. Dit spreken van het goddelijk woord is het zwaard dat de vijand doodt. Als een bedrijfsstrijder die innerlijk bekrachtigd en uiterlijk bedekt is, zouden we nu de
zwaard om tegen Gods vijand te vechten. (CWWL, 1983, deel 2, "The Divine Dispensing of the Divine Trinity", pp. 319-320, 329, 339)

Verder lezen: CWWL, 1983, vol. 2, "De Goddelijke Uitdeling van de Goddelijke Drieëenheid", chs. 18-20

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 5 — DAY 5 ››
Morning Nourishment

Eph. 3:14 For this cause I bow my knees unto the Father.

Eph. 3:16-17 That He would grant you, according to the riches of His glory, to be strengthened with power through His Spirit into the inner man, that Christ may make His home in your hearts through faith, that you, being rooted and grounded in love.

[In] Ephesians 3:14-19...Paul prayed to the Father as the source. Then the Father strengthens the believers through the Spirit as the means, the channel. Then Christ moves and works to make His home in the believers’ hearts. Eventually, the issue...is the fullness of the Triune God. The Father is the source, the Spirit is the means, the Son is the object, and the fullness of the Triune God is the issue.

The picture presented in Ephesians 3:14-19...shows the very beautiful, fine, and deep coordination of the Triune God. The Father answers the operator’s [the church’s] prayer. Then the Father works, not by Himself but by the third One, the Spirit, as the channel...Both the source and the channel do something for the goal, the aim, the Son. Furthermore, the Son’s making His home in all His believers’ hearts is not for Himself. Each of the three does not act for Himself...This is a beautiful picture of the Divine Trinity in His deeper work within us. He works in a very complete and deep way to make His home in our hearts.

(CWWL, 1988, vol. 1, “Living in and with the Divine Trinity,” pp. 319-321)

Today’s Reading

What does it mean to be strengthened through the Spirit with power according to the riches of God’s glory into our inner man?... Suppose, when you come home from work on Friday evening, you are depressed and disappointed. It has been a poor day; nothing has gone well. When you come home, you are unhappy with your wife and children...The more you consider your situation, the worse it seems. At such a time you need to remember Paul’s word: “I bow my knees unto the Father...that He would grant you...to be strengthened with power through His Spirit into the inner man.” Then you should declare, “Satan, get away from me!I will enter into my inner man.” If you turn to your inner man, you will be stirred up and strengthened. If you go onto pray for a few minutes, you will be strengthened even more. This strengthening even swallows up your physical weakness and tiredness.

When you say that you are tired, you are in your old man, your outer man, your mentality. You need to be strengthened into the inner man. Do not remain in the outer man. You may be tired, but He is not tired. He who lives within you is much stronger than you. He is never tired. He would strengthen you into the inner man.

When we are strengthened into our inner man, Christ canmake His home in our heart (Eph. 3:16-17). For Christ tomake His home in our heart is a great matter. This is to have Himself fully settled in our inner being.

If Christ has made His home in our heart, if He has occupied every room of our heart, we will not be weak. On the contrary, we will be those with a holy and even spiritual living. Too many times, however, we  do not feel that we are strong in our spiritual life.

The reason is that we have Christ in us in a very general way. Perhaps we have received Christ only into a corner of our “living room.” We have not given Him the liberty to move into another part. The result is that we are weak...because we are not saturated with Christ. We are short of the life dispensing into our mind,
emotion, will, and conscience to saturate our entire being. But if we have been thoroughly saturated by Christ through the life dispensing in every part of our inward being,...we will be strong. (CWWL, 1983, vol. 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” pp. 310-313)

Further Reading: CWWL, 1983, vol. 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” ch. 17; CWWL, 1990, vol. 2, “Messages to the Trainees in Fall 1990,” ch. 6

‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 5 — DAG 5 ››
Ochtendvoeding

Ef. 3:14 Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader.

Ef. 3:16-17 Opdat Hij u geve, naar de rijkdom van Zijn heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest tot in de inwendige mens, opdat Christus door het geloof in uw harten woont, opdat u, geworteld en gegrond verliefd.

[In] Efeziërs 3:14-19...bad Paulus tot de Vader als de bron. Dan sterkt de Vader de gelovigen door de Geest als middel, kanaal. Dan beweegt en werkt Christus om Zijn thuis te maken in de harten van de gelovigen. Uiteindelijk gaat het om de volheid van de Drie-enige God. De Vader is de bron, de Geest is het middel, de Zoon is het voorwerp en de volheid van de
Drieënige God is het probleem.

Het beeld dat wordt gepresenteerd in Efeziërs 3:14-19...toont de zeer mooie, fijne en diepe coördinatie van de Drie-enige God. De Vader verhoort het gebed van de telefoniste [de kerk]. Dan werkt de Vader, niet uit Zichzelf maar door de Derde, de Geest, als het kanaal...Zowel de bron als het kanaal doen iets voor het doel, het doel, de Zoon. Bovendien is het niet voor Hemzelf dat de Zoon Zijn thuis maakt in de harten van al Zijn gelovigen. Elk van de drie handelt niet voor Zichzelf... Dit is een prachtig beeld van de Goddelijke Drie-eenheid in Zijn diepere werk in ons. Hij werkt op een zeer complete en diepe manier om Zijn thuis in onze harten te maken. (CWWL, 1988, deel 1, "Living in and with the Divine Trinity", pp. 319-321)

Lezing van vandaag

Wat betekent het om door de Geest gesterkt te worden met kracht naar de rijkdom van Gods heerlijkheid in onze innerlijke mens?... Stel, als je op vrijdagavond thuiskomt van je werk, ben je terneergeslagen en teleurgesteld. Het is een slechte dag geweest; niets is goed gegaan. Als je thuiskomt, ben je ongelukkig met je vrouw en kinderen... Hoe meer je nadenkt over je situatie, hoe erger het lijkt. Op zo’n moment moet je het woord van Paulus onthouden: “Ik buig mijn
knieën voor de Vader... opdat Hij u zou schenken... met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest tot in de inwendige mens.' Dan zou je moeten verklaren: "Satan, ga weg van mij! Ik zal mijn innerlijke mens binnengaan." Als je je naar je innerlijk keert
man, je zult worden beroerd en gesterkt. Als je een paar minuten doorgaat met bidden, zul je nog meer gesterkt worden. Deze versterking slokt zelfs je fysieke zwakte en vermoeidheid op.

Als je zegt dat je moe bent, zit je in je oude mens, je uiterlijke mens, je mentaliteit. Je moet worden versterkt tot de innerlijke mens. Blijf niet in de uiterlijke mens. Jij bent misschien moe, maar Hij is niet moe. Hij die in je leeft, is veel sterker dan jij. Hij is nooit moe. Hij zou je versterken tot de innerlijke mens.

Wanneer we gesterkt worden tot onze innerlijke mens, kan Christus in ons hart wonen (Efeziërs 3:16-17). Het is een grote zaak dat Christus Zijn thuis in ons hart maakt. Dit is om zich volledig gevestigd hebben in ons innerlijk.

Als Christus Zijn thuis in ons hart heeft gemaakt, als Hij elke kamer van ons hart heeft ingenomen, zullen we niet zwak zijn. Integendeel, wij zullen degenen zijn met een heilige en zelfs spirituele
leven. Maar al te vaak hebben we het gevoel dat we niet sterk zijn in ons spirituele leven. De reden is dat we Christus op een heel algemene manier in ons hebben. Misschien hebben we Christus slechts in een hoek van onze “huiskamer” ontvangen. We hebben Hem niet de vrijheid gegeven om naar een ander deel te verhuizen. Het resultaat is dat we zwak zijn...omdat we niet doordrenkt zijn met Christus. We komen het leven te kort dat zich in onze geest verspreidt,
emotie, wil en geweten om ons hele wezen te verzadigen. Maar als we door en door verzadigd zijn door Christus door het leven dat zich verspreidt in elk deel van ons innerlijk,...
zal sterk zijn. (CWWL, 1983, deel 2, "The Divine Dispensing of the Divine Trinity", pp. 310-313)

Verder lezen: CWWL, 1983, vol. 2, "De Goddelijke Uitdeling van de Goddelijke Drieëenheid", hfdst. 17; CWWL, 1990, vol. 2, "Berichten aan de stagiairs in de herfst van 1990", hfdst. 6

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 5 — DAY 4 ››
Morning Nourishment

Eph. 2:10 For we are His masterpiece, created in Christ Jesus...

Eph. 2:15-16 ...That He might create the two in Himself into one new man, so making peace, and might reconcile both in one Body to God through the cross, having slain the enmity by it.

Eph. 2:18 For through Him we both have access in one Spirit unto the Father.

Ephesians 2:10 indicates that... salvation produces God’s masterpiece...The Greek word here is poiema, a word that has been anglicized into the English word poem. We are God’s poem. A poem often displays the wisdom of the writer. It expresses his skill, art, and design. We are poems written by the threefold life dispensing of the Father as the source, the Son as the course, and the Spirit as the flow. This threefold life dispensing makes us a poem. We are the masterpiece of our Triune God by His threefold life dispensing (CWWL, 1983, vol. 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” p. 302)

Today’s Reading

Both the Jewish and the Gentile believers have access to the Father through Christ, who abolished the law of the commandments in ordinances, broke down the middle wall of partition, slew the enmity to reconcile the Gentiles to the Jews, and shed His blood to redeem the Jews and the Gentiles to God. (Eph. 2:18, footnote 1)

First, both the Jewish and the Gentile believers were reconciled in one Body to God (Eph. 2:16). That was a positional matter. Then they both have access in one Spirit unto the Father. This is experiential. In order to enjoy experientially what we possess positionally, we need to be in the Spirit. (Eph. 2:18, footnote 3)

After Christ accomplished...His all-inclusive death, He came to announce the gospel (Eph. 2:17). How could He announce the gospel to us after He was crucified and buried? The answer is that He was resurrected to become the life-giving Spirit to indwell us (1 Cor. 15:45b). We need to realize that when we announce the gospel to others, Jesus also is announcing. After He died and resurrected to
become the life-giving Spirit, He came back to be within us to announce the highest gospel, the gospel of the new man, the gospel of life dispensing to make peace.

The God who [made us His masterpiece] is the Father as the source, acting through a channel, Christ the Son...When the Son came, He came in the Father’s name (John 5:43), He came with the Father (8:29; 16:32), and the Son was even called the Father (Isa. 9:6)...The Son is the means, the course, who accomplished the Father’s purpose. Christ became the channel in which and the means by which God enlivened us, raised us up, and seated us in the heavenlies.

After His death and resurrection Christ the Son came as the Spirit to announce the gospel. When the Spirit came, He came with the Father (John 15:26 and footnote) in the Son’s name (14:26). This means that when the Spirit came, the Son came...When we receive the Son in His announcing, we receive the Spirit...The Father came to us through the Son in the Spirit, and now the Spirit brings us back to the Father through the Son. Through this wonderful two-way traffic we
enjoy the threefold dispensing of life by the Triune God. (CWWL, 1983, vol. 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” pp. 304-305)

Positionally, we were reconciled to God; experientially, we have access unto the Father. To be reconciled to God is to be saved; to have access unto the Father is to enjoy God, who, as the source of life, regenerated us to be His sons.

Here the trinity of the Godhead is implied. Through God the Son, who is the Accomplisher, the means, and in God the Spirit, who is the Executor, the application, we have access unto God the Father, who is the Originator, the source of our enjoyment. (Eph. 2:18, footnote 4)

Further Reading: CWWL, 1983, vol. 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” chs. 15-16

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 5 — DAG 4 ››
Ochtendvoeding

Ef. 2:10 Want wij zijn zijn meesterwerk, geschapen in Christus Jezus...

Ef. 2:15-16 ...opdat Hij de twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen, zo vrede stichtend, en beide in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, de vijandschap daardoor verslagen hebbende.

Ef. 2:18 Want door Hem hebben wij beiden in één Geest toegang tot de Vader.

Efeziërs 2:10 geeft aan dat... redding Gods meesterwerk voortbrengt... Het Griekse woord hier is poiema, een woord dat verengelst is tot het Engelse woord gedicht. Wij zijn Gods gedicht. Een gedicht toont vaak de wijsheid van de schrijver. Het drukt zijn vaardigheid, kunst en ontwerp uit. Wij zijn gedichten geschreven door de drievoudige levensuitdeling van de Vader als de bron, de Zoon als de loop en de Geest als de stroom. Deze drievoudige levensuitgifte maakt ons tot een gedicht. Wij zijn het meesterwerk van onze Drie-enige God door Zijn drievoudige levensverdeling (CWWL, 1983, vol. 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” p. 302)

Lezing van vandaag

Zowel de joodse als de niet-joodse gelovigen hebben toegang tot de Vader door Christus, die de wet van de geboden in inzettingen afschafte, de scheidingsmuur neerhaalde, de vijandschap versloeg om de heidenen met de joden te verzoenen, en zijn bloed vergoot om te verlossen. de Joden en de heidenen tot God. (Ef. 2:18, voetnoot 1)

Ten eerste werden zowel de joodse als de niet-joodse gelovigen verzoend in één lichaam met God (Efeziërs 2:16). Dat was een positionele kwestie. Dan hebben zij beiden in één Geest toegang tot de Vader. Dit is ervaringsgericht. Om ervaringsgericht te genieten van wat we positioneel bezitten, moeten we in de Geest zijn. (Ef. 2:18, voetnoot 3) Nadat Christus... Zijn allesomvattende dood volbracht had, kwam Hij om het evangelie aan te kondigen (Efeziërs 2:17). Hoe kon Hij ons het evangelie verkondigen nadat Hij gekruisigd en begraven was? Het antwoord is dat Hij opstond om de levengevende Geest te worden die in ons zou wonen (1 Korintiërs 15:45b). We moeten ons realiseren dat wanneer we het evangelie aan anderen verkondigen, Jezus dat ook aankondigt. Nadat Hij stierf en opstond
Toen Hij de levengevende Geest werd, kwam Hij terug om in ons te zijn om het hoogste evangelie aan te kondigen, het evangelie van de nieuwe mens, het evangelie van het leven dat wordt uitgedeeld om vrede te sluiten.

De God die [ons tot Zijn meesterwerk maakte] is de Vader als de bron, handelend via een kanaal, Christus de Zoon... Toen de Zoon kwam, kwam Hij in de naam van de Vader (Johannes 5:43), Hij kwam met de Vader (8:29; 16:32), en de Zoon werd zelfs de Vader genoemd (Jes. 9:6)...De Zoon is het middel, die natuurlijk het doel van de Vader volbracht. Christus werd het kanaal waarin en het middel waardoor God ons tot leven wekte, ons deed opstaan en ons in de hemel zette.

Na Zijn dood en opstanding kwam Christus de Zoon als de Geest om het evangelie te verkondigen. Toen de Geest kwam, kwam Hij met de Vader (Johannes 15:26 en voetnoot) in de naam van de Zoon (14:26). Dit betekent dat toen de Geest kwam, de Zoon kwam ... Wanneer we de Zoon ontvangen in Zijn aankondiging, ontvangen we de Geest ... De Vader kwam tot ons door de Zoon in de Geest, en nu brengt de Geest ons terug naar de Vader door de Zoon. Door dit heerlijke tweerichtingsverkeer gaan we geniet van de drievoudige uitdeling van het leven door de Drie-enige God. (CWWL, 1983, deel 2, "The Divine Dispensing of the Divine Trinity", pp. 304-305)

Positioneel waren we verzoend met God; experiëntieel gezien hebben we toegang tot de Vader. Met God verzoend zijn, is gered worden; toegang hebben tot de Vader is genieten van God, die, als de bron van het leven, ons heeft wedergeboren om Zijn zonen te zijn. Hier wordt de drie-eenheid van de Godheid geïmpliceerd. Door God de Zoon, die de Voltooier is, de middelen, en in God de Geest, die de Uitvoerder is, de toepassing, hebben we toegang tot God de Vader, die de Initiator is, de bron van ons genot. (Ef. 2:18, voetnoot 4) Verder lezen: CWWL, 1983, vol. 2, "De Goddelijke Uitdeling van de Goddelijke Drieëenheid", chs. 15-16

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 5 — DAY 3 ››
Morning Nourishment

Eph. 1:4-5 Even as He chose us in Him before the foundation of the world to be holy and without blemish before Him in love, predestinating us unto sonship through Jesus Christ to Himself, according to the good pleasure of His will.

Eph. 1:22-23 And He...gave Him to be Head over all things to the church, which is His Body, the fullness of the One who fills all in all.

Ephesians 1 shows that God has blessed the believers with a threefold dispensing—first by the Father, second by the Son, and third by the Spirit. Eventually, this dispensing will be carried out by the transmitting of the transcending Christ. The Father’s dispensing in His choosing and predestinating issues in many sons to form God’s household in sanctification. The Son’s dispensing in His redeeming and His saving issues in a heritage to God, a treasure to God, as God’s private possession. That means all the many sons who issued from the Father’s dispensing will become a treasure to God as His heritage. God gains us as His possession, His treasure. Then the Spirit’s dispensing in His sealing and pledging issues in God as the believers’ inheritance unto their perfection. The issue of God’s triune dispensing is the many sons, God’s possession, and our inheritance. But there is no church until the transcending Christ comes in to transmit the totality of God’s dispensing. The many sons, God’s heritage, our inheritance, and the transmitting of the transcending
Christ culminate in the church, the Body of Christ.(CWWL, 1993, vol. 2, “The Issue of the Dispensing of the Processed Trinity and the Transmitting of the Transcending Christ,” pp. 477-478)

Today’s Reading

Before time began, God the Father selected us. Then He predestinated us, determining a destiny for us (Eph.1:5)...Following His selection, God predestinated us unto sonship (v. 5). This means He destined beforehand that we would be His sons. Sonship is a matter of life dispensing...We have a great Father who is rich in life. His capacity is universally great, and He has much life to dispense...In all this begetting He has dispensed His life into His sons.

The Son’s redemption for the accomplishment of God’s eternal purpose is “unto the economy of the fullness of the times, to head up all things in Christ” (vv. 9b-10).

Because many believers still live in the old creation, they are detached. They have no oneness, no uniting, which means that they have no heading up...As long as we live by
[the] divine life, we are united. This uniting life is used by Christ the Head to head us up into one church life.

The Spirit’s dispensing is His sealing “unto the redemption of the acquired possession, to the praise of His glory” (vv.13-14). The seal of the Holy Spirit is living, and it works
within us to permeate and transform us with God’s element
until we are matured in God’s life and eventually fully redeemed even in our body. (CWWL, 1983, vol. 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” pp. 291, 293-294)

Such a triune dispensing unveils the rich details of the Triune God’s dispensing...The dispensing of the processed Triune God has issued in the many sons of God, in the heritage of worth to God, and in our fullest participation in the divine sonship, but it has not yet issued in the church, in the Body of Christ. It is the transcending transmission of Christ that issues finally in the church as the Body of Christ.

The Triune God’s threefold dispensing is included in the
transmission of the transcending Christ and is completed and consummated in the all-inclusive transmission of the transcending Christ. (CWWL, 1993, vol. 2, “The Issue of the Dispensing of the Processed Trinity and the Transmitting of the Transcending Christ,” p. 526)

Further Reading: CWWL, 1993, vol. 2, “The Issue of the Dispensing of the Processed Trinity and the Transmitting of the Transcending Christ,” chs. 1-4
Patricio G.
Patricio G. Tumarong Jr.
Amen mga igsuon, naa ta service sa papa ni brother cheng sa Gamalinda karon gabei..

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 5 — DAG 3 ››
Ochtendvoeding

Ef. 1:4-5 Gelijk Hij ons in Hem uitverkoren heeft vóór de grondlegging der wereld, om heilig en smetteloos voor Hem te zijn in liefde, ons voorbestemd tot het zoonschap door Jezus Christus voor Zichzelf, naar het welbehagen van Zijn wil.

Ef. 1:22-23 En Hij... gaf Hem als Hoofd over alle dingen aan de gemeente, die Zijn Lichaam is, de volheid van Degene die alles in allen vervult.

Efeziërs 1 laat zien dat God de gelovigen heeft gezegend met een drievoudige bedeling: eerst door de Vader, ten tweede door de Zoon en ten derde door de Geest. Uiteindelijk zal deze uitdeling worden uitgevoerd door de overdracht van de transcenderende Christus. Het uitdelen van de Vader in Zijn uitverkiezing en predestinatie is van invloed op vele zonen om Gods huisgezin in heiliging te vormen. De uitdeling door de Zoon in Zijn verlossing en redding leidt tot een erfdeel voor God, een schat voor God, als Gods persoonlijk bezit. Dat betekent dat alle vele zonen die zijn voortgekomen uit de bedeling van de Vader, een schat voor God zullen worden als Zijn erfenis. God wint ons als Zijn bezit, Zijn schat. Dan komt de uitdeling van de Geest in Zijn verzegeling en onderpand uit in God als het erfdeel van de gelovigen tot hun volmaaktheid. De kwestie van Gods drieënige bedeling is de vele zonen, Gods bezit en onze erfenis. Maar er is geen kerk totdat de transcenderende Christus binnenkomt om de totaliteit van Gods uitdeling over te brengen. De vele zonen, Gods erfgoed, onze erfenis en het doorgeven van het transcenderen
Christus culmineert in de kerk, het Lichaam van Christus. (CWWL, 1993, vol. 2, “The Issue of the Dispensing of the Processed Trinity and the Transmitting of the Transcending Christ,” pp. 477-478)

Lezing van vandaag

Voordat de tijd begon, selecteerde God de Vader ons. Toen heeft Hij ons voorbestemd, een bestemming voor ons bepaald (Efeziërs 1:5)...Na Zijn uitverkiezing heeft God ons voorbestemd tot zoonschap (v. 5). Dit betekent dat Hij van tevoren heeft bepaald dat wij Zijn zonen zouden zijn. Zoonschap is een kwestie van leven schenken... We hebben een geweldige Vader die rijk is aan leven. Zijn vermogen is universeel groot, en Hij heeft veel leven om uit te delen... Bij al dit verwekken heeft Hij Zijn leven aan Zijn zonen gegeven.

De verlossing van de Zoon voor de vervulling van Gods eeuwige doel is "tot de bedeling van de volheid der tijden, om alle dingen in Christus te leiden" (vv. 9b-10). Omdat veel gelovigen nog in de oude schepping leven, zijn ze onthecht. Ze hebben geen eenheid, geen eenheid, wat betekent dat ze geen voorsprong hebben... Zolang wij ernaar leven
[het] goddelijke leven, we zijn verenigd. Dit verenigende leven wordt door Christus het Hoofd gebruikt om ons op te leiden tot één gemeentelijk leven. De uitdeling door de Geest is zijn verzegeling "tot verlossing van het verkregen bezit, tot lof van zijn heerlijkheid" (vv.13-14). Het zegel van de Heilige Geest is levend en het werkt
in ons om ons te doordringen en te transformeren met Gods element
totdat we volwassen zijn in Gods leven en uiteindelijk volledig verlost zijn, zelfs in ons lichaam. (CWWL, 1983, deel 2, "The Divine Dispensing of the Divine Trinity", pp. 291, 293-294)

Zo'n drie-enige uitdeling onthult de rijke details van de uitdeling van de Drie-enige God... De uitdeling van de verwerkte Drie-enige God heeft plaatsgevonden in de vele zonen van God, in de erfenis van waarde voor God, en in onze volledige deelname aan het goddelijke zoonschap, maar het is nog niet uitgegeven in de kerk, in het lichaam van Christus. Het is de overstijgende overdracht van Christus die uiteindelijk uitmondt in de kerk als het Lichaam van Christus.

De drievoudige uitdeling van de Drieënige God is opgenomen in de
overdracht van de transcenderende Christus en wordt voltooid en voltooid in de alomvattende overdracht van de transcenderende Christus. (CWWL, 1993, deel 2, “The Issue of the Dispensing of the Processed Trinity and the Transmitting of the Transcending Christ,” p. 526)

Verder lezen: CWWL, 1993, vol. 2, "De kwestie van de afgifte van de verwerkte drie-eenheid en de overdracht van de transcenderende Christus", chs. 1-4
Patricia G.
Patricio G.Tumarong Jr.
Amen mga igsuon, naa ta service sa papa ni brother cheng sa Gamalinda karon gabei..

‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 5 — DAY 2 ››

Morning Nourishment

Eph. 1:4-5 Even as He chose us in Him before the foundation of the world..., predestinating us unto sonship...

Eph. 1:7 In whom we have redemption through His blood,
the forgiveness of offenses, according to the riches of His grace.

Eph. 1:13 ...In Him also believing, you were sealed with the Holy Spirit of the promise.

The sixty-six books of the Bible are altogether built upon the Divine Trinity as their support and framework, and all the other parts are just accessories. Regretfully,
Bible readers today are just like those who look at the appearance of the Anaheim meeting hall, paying attention only to whether the stones are beautiful and whether the wood is perfect...Because the Anaheim meeting hall is supported by steel pillars,...it stands there securely like a fortress or a small mountain. It cannot be affected by anything except perhaps a very great earthquake. In the same principle, the Trinity is the framework of the entire Bible, and this is especially true with the book of Ephesians in the New Testament. If you do not know the Triune God, you cannot comprehend the profoundness of Ephesians, because every chapter of this book has the Divine Trinity as its framework. (CWWL, 1986, vol. 3, “The Revelation and Vision of God,” p. 429)

Today’s Reading

The book of Ephesians reveals the church, and the church revealed in Ephesians is composed of and expresses the Triune God. The entire divine revelation in the book of Ephesians is constructed with and composed of the Divine Trinity...We need to see a vision that governs and directs us...We all need to see a divine vision concerning the Divine Trinity, in and with whom we need to live. (CWWL, 1988, vol. 1, “Living in and with the Divine Trinity,” p. 276)

The entire divine revelation in the book of Ephesians concerning the producing, existing, growing, building up, and fighting of the church as the Body of Christ is
composed of the divine economy, the dispensing of the Triune God into the members of the Body of Christ. Chapter 1 of Ephesians unveils that God the Father chose and predestinated these members in eternity (Eph. 1:4-5), that God the Son redeemed them (Eph. 1:6-12), and that God the Spirit, as a pledge, sealed them (Eph. 1:13-14), thus
imparting Himself into His believers for the formation of the church, which is the Body of Christ, the fullness of the One who fills all in all (Eph. 1:18-23). Chapter 2 shows us that in the Divine Trinity all the believers, both Jewish and Gentile,
have access unto God the Father, through God the Son, in God the Spirit (Eph. 2:18). This indicates that the three coexist and coinhere simultaneously, even after all the
processes of incarnation, human living, crucifixion, and resurrection. In chapter 3 the apostle prayed that God the Father would grant the believers to be strengthened through God the Spirit into their inner man, that Christ, God the Son, may make His home in their hearts, that is, occupy their entire being, that they may be filled unto all the
fullness of God (Eph. 3:14-19). This is the climax of the believers’ experience of and participation in God in His Trinity. Chapter 4 portrays how the processed God as the Spirit, the Lord, and the Father is mingled with the Body of Christ (Eph. 4:4-6) so that all the members of the Body may experience the Divine Trinity. Chapter 5 exhorts the believers to praise the Lord, God the Son, with the songs of God the Spirit, and give thanks in the name of our Lord Jesus Christ, God the Son, to God the Father (Eph. 5:19-20). This is to praise and thank the processed God in His Divine Trinity for our enjoyment of Him as the Triune God. Chapter 6 instructs us to fight the spiritual warfare by being empowered in the Lord, God the Son, putting on the whole armor of God the Father, and wielding the sword of God the Spirit (Eph. 6:10, 11, 17). This is the believers’ experience and enjoyment of the Triune God even in the spiritual warfare. (2 Cor. 13:14, footnote 1)

Further Reading: CWWL, 1986, vol. 3, “The Revelation and Vision of God,” ch. 7
Schrijven naar Dipolog Saints

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 5 — DAG 2 ››

Ochtendvoeding

Ef. 1:4-5 Gelijk Hij ons in Hem uitverkoren heeft vóór de grondlegging der wereld... ons voorbestemd tot zoonschap...

Ef. 1:7 In wie wij de verlossing hebben door zijn bloed,
de vergeving van overtredingen, naar de rijkdom van Zijn genade.

Ef. 1:13 ...In Hem ook gelovend, bent u verzegeld met de Heilige Geest van de belofte.

De zesenzestig boeken van de Bijbel zijn allemaal gebouwd op de Goddelijke Drie-eenheid als hun steun en raamwerk, en alle andere delen zijn slechts accessoires. Helaas,
Bijbellezers van tegenwoordig zijn net als degenen die naar het uiterlijk van de Anaheim-vergaderzaal kijken en alleen letten op de vraag of de stenen mooi zijn en of het hout perfect is... Omdat de Anaheim-vergaderzaal wordt ondersteund door stalen pilaren,... het staat daar veilig als een fort of een kleine berg. Het kan door niets worden beïnvloed, behalve misschien door een zeer grote aardbeving. Volgens hetzelfde principe is de Drie-eenheid het raamwerk van de hele Bijbel, en dit geldt in het bijzonder voor het boek Efeziërs in het Nieuwe Testament. Als je de Drie-enige God niet kent, kun je de diepgang van Efeziërs niet bevatten, omdat elk hoofdstuk van dit boek de Goddelijke Drie-eenheid als raamwerk heeft. (CWWL, 1986, deel 3, “The Revelation and Vision of God”, p. 429)

Lezing van vandaag

Het boek Efeziërs openbaart de kerk, en de kerk die in Efeziërs wordt geopenbaard, is samengesteld uit en drukt de drie-enige God uit. De hele goddelijke openbaring in het boek Efeziërs is opgebouwd met en samengesteld uit de Goddelijke Drie-eenheid... We moeten een visie zien die ons regeert en leidt... We moeten allemaal een goddelijke visie zien met betrekking tot de Goddelijke Drie-eenheid, in en met wie we moeten leven. (CWWL, 1988, deel 1, "Living in and with the Divine Trinity", p. 276)

De hele goddelijke openbaring in het boek Efeziërs over het voortbrengen, bestaan, groeien, opbouwen en strijden van de kerk als het Lichaam van Christus is
samengesteld uit de goddelijke economie, de uitdeling van de Drie-enige God in de leden van het Lichaam van Christus. Hoofdstuk 1 van Efeziërs onthult dat God de Vader deze leden voor de eeuwigheid heeft uitgekozen en voorbestemd (Efeziërs 1:4-5), dat God de Zoon hen heeft verlost (Efeziërs 1:6-12), en dat God de Geest als een belofte, verzegelde hen (Efeziërs 1:13-14), aldus
Zichzelf overgeven aan Zijn gelovigen voor de vorming van de kerk, die het Lichaam van Christus is, de volheid van Degene die alles in allen vervult (Efeziërs 1:18-23). Hoofdstuk 2 laat ons zien dat in de goddelijke drie-eenheid alle gelovigen, zowel joods als heiden,
toegang hebben tot God de Vader, door God de Zoon, in God de Geest (Efeziërs 2:18). Dit geeft aan dat de drie naast elkaar bestaan en hier tegelijkertijd samenvallen, zelfs na alle
processen van incarnatie, menselijk leven, kruisiging en opstanding. In hoofdstuk 3 bad de apostel dat God de Vader de gelovigen zou schenken om door God de Geest gesterkt te worden in hun innerlijke mens, opdat Christus, God de Zoon, in hun harten wonen, dat wil zeggen, hun hele wezen innemen, dat ze kunnen voor iedereen worden gevuld
volheid van God (Efeziërs 3:14-19). Dit is het hoogtepunt van de ervaring en deelname van de gelovigen aan God in Zijn Drie-eenheid. Hoofdstuk 4 laat zien hoe de verwerkte God als de Geest, de Heer en de Vader wordt vermengd met het Lichaam van Christus (Ef. 4:4-6) zodat alle leden van het Lichaam de Goddelijke Drie-eenheid kunnen ervaren. Hoofdstuk 5 spoort de gelovigen aan om de Heer, God de Zoon, te loven met de liederen van God de Geest, en God de Vader te danken in de naam van onze Heer Jezus Christus, God de Zoon (Efeziërs 5:19-20). ). Dit is om de verwerkte God in Zijn Goddelijke Drie-eenheid te prijzen en te danken voor ons genot van Hem als de Drie-enige God. Hoofdstuk 6 instrueert ons om de geestelijke strijd te voeren door bekrachtigd te worden in de Heer, God de Zoon, de hele wapenrusting van God de Vader aan te trekken en het zwaard van God de Geest te hanteren (Efeziërs 6:10, 11, 17). Dit is de ervaring en het genot van de gelovigen van de Drie-enige God, zelfs in de geestelijke oorlogvoering. (2 Kor. 13:14, voetnoot 1)

Verder lezen: CWWL, 1986, vol. 3, 'De openbaring en het visioen van God', hfdst. 7
Schrijven naar Dipolog Saints

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 5 — DAY 1 ››

Morning Nourishment

2 Cor. 13:14 The grace of the Lord Jesus Christ and the love of God and the fellowship of the Holy Spirit be with you all.

Psa. 36:8-9 They are saturated with the fatness of Your house, and You cause them to drink of the river of Your pleasures.

For with You is the fountain of life; in Your light we see light.

2 Corinthians 13:14 is strong proof that the trinity of the Godhead is not for the doctrinal understanding of systematic theology but for the dispensing of God Himself in His Trinity into His chosen and redeemed people.

In the Bible the Trinity...is always revealed or mentioned in regard to the relationship of God with His creatures, especially with man, who was.created by Him, and more particularly with His chosen and redeemed people.

The divine revelation of the trinity of the Godhead in the holy Word, from Genesis through Revelation, is not for theological study but for the apprehending of how God in His mysterious and marvelous Trinity dispenses Himself into His chosen people, that we as His chosen and redeemed people may, as indicated in the apostle’s blessing to the Corinthian believers, participate in, experience, enjoy, and possess the processed Triune God now and for eternity. Amen.

(2 Cor. 13:14, footnote)

Today’s Reading

Some of you have been reading, studying, and reciting

Psalm 36:8-9 for years, but you could not and did not interpret these verses...by the governing vision—the Triune God is working Himself into His chosen and redeemed people to be their life and life supply, to saturate their entire being with the Divine Trinity, that is, with the Father as the fountain, the Son as the fatness, and the Spirit as the river.

This is the vision that should govern and direct how you interpret any portion of the Bible...Without such a vision you may present a good message based on Psalm 36:8-9, yet it will be so shallow, touching nothing of the Divine Trinity. Even if you were to go to Strong’s Exhaustive Concordance of the Bible and discover that the fatness refers to the fatty ashes of the sacrifices, without such a vision you would never think that this refers to Christ. You must have the governing principle. Then when you see the word sacrifices, you would be so clear that this refers to the second of the Divine Trinity, Christ. Then it would also be easy for you to understand the river of God’s pleasures...Romans 14:17 refers back to this river when it tells us that the kingdom of God is “righteousness and peace and joy in the Holy Spirit.” The joy in the Holy Spirit is the river of pleasures, or we could say the river of pleasures is the Spirit of joy. We must realize that the Bible was written under this governing principle...This principle helps us to interpret the fountain of life and in Your light we see light (Psa. 36:9). This principle helps us to see in John that life is in Him and that this life is the light of men (1:4). God is life, and God is light. Therefore, He Himself is the fountain of both life and light. Every book of the Bible confirms our understanding of this Scripture passage because the entire Bible was written according to the principle of the Triune God wrought into His redeemed people as their enjoyment, their drink, and their fountain of life and light. The application of this principle in interpreting any portion of the New Testament is endless. Then our message, using any portion, will be greatly enriched. It will be full of the fatness, full of the flowing of the river of pleasures, and full of the fountain of life and of light...There will be an intrinsic principle within and governing whatever we speak, teach, and preach. This is my burden...We have not been constituted with such a principle, and this principle has not become a vision to us. We may have eyes to read the Bible and a mind to understand it, but we do not have the key to open it. We need the key. (CWWL, 1984, vol. 2, “Elders’ Training, Book 2: The Vision of the Lord’s Recovery,” pp. 229-230) Further Reading: CWWL, 1984, vol. 2, “Elders’ Training, Book 2: The Vision of the Lord’s Recovery,” ch. 13

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 5 — DAG 1 ››

Ochtendvoeding

2 Kor. 13:14 De genade van de Heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen.

Psa. 36:8-9 Zij zijn verzadigd met de vettigheid van Uw huis, en U laat hen drinken uit de rivier van Uw genoegens. Want bij U is de bron van het leven; in Uw licht zien wij licht.

2 Korintiërs 13:14 is een sterk bewijs dat de drie-eenheid van de Godheid niet bedoeld is voor het leerstellige begrip van systematische theologie, maar voor de uitdeling van God Zelf in Zijn Drie-eenheid aan Zijn uitverkoren en verloste volk. In de Bijbel wordt de Drieëenheid... altijd geopenbaard of genoemd met betrekking tot de relatie van God met Zijn schepselen, vooral met de mens, die door Hem werd geschapen, en meer in het bijzonder met Zijn uitverkoren en verloste volk.

De goddelijke openbaring van de drie-eenheid van de Godheid in het heilig Woord, van Genesis tot Openbaring, is dat niet
voor theologische studie, maar om te begrijpen hoe God in Zijn mysterieuze en wonderbaarlijke Drie-eenheid Zichzelf uitdeelt aan Zijn uitverkoren volk, opdat wij als Zijn uitverkoren en verloste volk, zoals aangegeven in de zegen van de apostel aan de Korinthische gelovigen, kunnen deelnemen aan,
ervaar, geniet en bezit de verwerkte Drie-enige God nu en voor eeuwig. Amen. (2 Kor. 13:14, voetnoot}

Lezing van vandaag

Sommigen van jullie hebben jarenlang Psalm 36:8-9 gelezen, bestudeerd en gereciteerd, maar je kon en hebt deze verzen niet geïnterpreteerd... door de heersende visie - de drie-enige God werkt Zichzelf in Zijn uitverkoren en verloste volk om hun leven en levensvoorziening te zijn, om hun hele wezen te verzadigen met de Goddelijke Drie-eenheid, dat wil zeggen, met de Vader als de fontein, de Zoon als de vettigheid en de Geest als de rivier.

Dit is de visie die zou moeten leiden en bepalen hoe je elk deel van de Bijbel interpreteert...Zonder zo'n visie u kunt een goede boodschap brengen op basis van Psalm 36:8-9, maar het zal zo oppervlakkig zijn en niets raken aan de Goddelijke Drie-eenheid. Zelfs als je naar Strongs exhaustieve concordantie van de bijbel zou gaan en zou ontdekken dat de vettigheid verwijst naar de vette as van de offers, zou je zonder zo'n visie nooit denken dat dit naar Christus verwijst. Je moet het heersende principe hebben. Als je dan de woord offers, zou je zo duidelijk zijn dat dit verwijst naar de tweede van de Goddelijke Drie-eenheid, Christus. Dan zou het voor jou ook gemakkelijk zijn om de rivier van Gods genoegens te begrijpen... Romeinen 14:17 verwijst terug naar deze rivier wanneer het ons vertelt dat het koninkrijk van God is "gerechtigheid en vrede en blijdschap in de Heilige Geest." De vreugde in de Heilige Geest is de rivier van plezier, of we zouden kunnen zeggen dat de rivier van plezier de Geest van vreugde is. We moeten ons realiseren dat de Bijbel is geschreven onder dit heersende principe... Dit principe helpt ons om de fontein van het leven te interpreteren en in Uw licht zien wij licht (Ps. 36:9). Dit principe helpt ons om in Johannes te zien dat het leven in Hem is en dat dit leven het licht van de mensen is (1:4). God is leven en God is licht. Daarom is Hij Zelf de bron van zowel leven als licht. Elk boek van de Bijbel bevestigt ons begrip van dit Schriftgedeelte, omdat de hele Bijbel werd geschreven volgens het principe van de Drie-enige God die in Zijn verloste volk werkte als hun genot, hun drank en hun bron van leven en licht. De toepassing van dit principe bij het interpreteren van enig deel van het Nieuwe Testament is eindeloos. Dan zal onze boodschap, met elk deel, enorm worden verrijkt. Het zal vol vet zijn, vol stromen van de rivier van genoegens, en vol van de fontein van leven en licht... Er zal een intrinsiek principe zijn dat alles wat we spreken, onderwijzen en prediken regelt. Dit is mijn last ... We zijn niet gevormd met zo'n principe, en dit principe is geen visie voor ons geworden. We hebben misschien ogen om de Bijbel te lezen en een geest om hem te begrijpen, maar we hebben niet de sleutel om hem te openen. We hebben de sleutel nodig. (CWWL, 1984, deel 2, "Elders' Training, Book 2: The Vision of the Lord's Recovery", pp. 229-230)

Verder lezen: CWWL, 1984, vol. 2, ‘Ouderentraining, boek 2: het visioen van het herstel van de Heer’, hfdst. 13

‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 4 — DAY 6 ››
Morning Nourishment

Rev. 2:7 ...To him who overcomes, to him I will give to eat of the tree of life, which is in the Paradise of God.

Rev. 2:17 ...To him who overcomes, to him I will give of the hidden manna...

Rev. 3:20 Behold, I stand at the door and knock; if anyone hears My voice and opens the door, then I will come in to him and dine with him and he with Me.

When the Lord Jesus came, He presented Himself to man not as doctrine but as the bread of life (John 6:35, 48)...In the New Testament, when the churches were established, they were “eating churches.”...We need to see that Acts contains the principle and reality of eating. To eat is to receive something that is outside of us into our being so that it may be digested and assimilated to become our element, our constituent. The fact that the Lord considered the believers members of Himself in Acts 9:4-5 reveals that the believers not only received the Lord Jesus into them but also digested and assimilated Him so that He became the constituent of their being. (CWWL, 1972, vol. 3, p. 326)

Today’s Reading

In Revelation 2 and 3 the Lord promised that the overcomers will be given to eat of the tree of life (2:7) and the hidden manna (v. 17) and will dine with Him at a feast full of His riches (3:20)...The tree of life in Revelation 2:7 points back to Genesis 2, which concerns God’s ordination regarding the matter of eating, and the hidden manna in Revelation 2:17 refers to the Israelites’ eating of the manna in the wilderness (Exo. 16:14-16, 31). Furthermore, to dine with the Lord at a feast full of His riches, as mentioned in Revelation 3:20, refers to the Israelites’ eating of the rich produce of the good land (Josh. 5:10-12). It is significant that the sequence in which the Lord presented Himself as the tree of life, the manna, and the produce of the good land in Revelation 2 and 3 corresponds to the sequence of these three matters in the Old Testament. In Revelation 2 and 3 the Lord not only unveiled the matter of eating Him...on the positive side; He also exposed the teachings that distract the believers from enjoying Him as their life supply on the negative side. In 2:14 and 15 the Lord said to the church in Pergamos, “I have a few things against you, that you have some there who hold the teaching of Balaam, who taught Balak to put a stumbling block before the sons of Israel, to eat idol sacrifices and to commit fornication. In the same way you also have some who hold in like manner the teaching of the Nicolaitans.” In 2:20 the Lord said to the church in Thyatira, “I have something against you, that you tolerate the woman Jezebel, she who calls herself a prophetess and teaches and leads My slaves astray to commit fornication and to eat idol sacrifices.” Doctrinal teachings, which are of the letter that kills, damage Christians. If we hold these religious teachings, we will be deadened. Therefore, instead of caring for doctrinal teachings, we must eat the Lord as our spiritual food.        The Lord intends to recover our eating of Him...The primary matter in the church life is not learning doctrines but eating the Lord as our food. For instance, sanctification is a scriptural teaching. However, in order to be sanctified, we need to eat the Lord, the Holy One, so that we may be constituted with Him as our holiness (Acts 3:14; 1 Cor.
1:30).The Lord desires to recover the eating of the proper food, the food ordained by God and typified by the tree of life, the manna, and the produce of the good land, all of which are types of Christ as food to us. Although this revelation was lost among the early Christians, the Lord came in to make a call for the overcomers, those who would overcome religious doctrines by returning to eat Him...We need to be recovered back to the beginning—the matter of eating the Lord as our food supply. (CWWL, 1971, vol. 4, pp. 434-435) Further Reading: CWWL, 1972, vol. 3, pp. 291-298, 326-332; CWWL, 1971, vol. 4, “Enjoying the Riches of Christ for the Building Up of the Church as the Body of Christ,” chs. 5-6

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 4 — DAG 6 ››
Ochtendvoeding

Openbaring 2:7 ...Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de boom des levens, die in het paradijs van God staat.

Openbaring 2:17 ...Wie overwint, hem zal Ik geven van het verborgen manna...

Openb. 3:20 Zie, ik sta aan de deur en klop; als iemand mijn stem hoort en de deur opent, dan zal ik bij hem binnenkomen en met hem dineren en hij met mij.

Toen de Heer Jezus kwam, presenteerde Hij Zich aan de mens, niet als leer, maar als het brood des levens (Johannes 6:35, 48). In het Nieuwe Testament, toen de kerken werden opgericht, waren ze "kerken aan het eten". ..We moeten zien dat Handelingen het principe en de realiteit van eten bevat. Eten is iets dat buiten ons is in ons wezen opnemen, zodat het kan worden verteerd en geassimileerd om ons element, ons bestanddeel te worden. Het feit dat de Heer de gelovigen als leden van Zichzelf beschouwde in Handelingen 9:4-5 onthult dat de gelovigen niet alleen de Heer Jezus in zich opnamen, maar Hem ook verteerden en assimileerden, zodat Hij het bestanddeel van hun wezen werd. (CWWL, 1972, deel 3, p. 326)

Lezing van vandaag

In Openbaring 2 en 3 beloofde de Heer dat de overwinnaars te eten zullen krijgen van de boom des levens (2:7) en het verborgen manna (v. 17) en met Hem zullen dineren op een feestmaal vol van Zijn rijkdommen (3: 20)...De boom des levens in Openbaring 2:7 verwijst terug naar Genesis 2, dat betrekking heeft op Gods ordinatie met betrekking tot de kwestie van eten, en het verborgen manna in Openbaring 2:17 verwijst naar het eten van het manna door de Israëlieten in de wildernis (Exodus 16:14-16, 31). Verder verwijst het dineren met de Heer op een feestmaal vol van Zijn rijkdommen, zoals vermeld in Openbaring 3:20, naar het eten van de rijken door de Israëlieten.
opbrengst van het goede land (Joz. 5:10-12). Het is veelbetekenend dat de volgorde waarin de Heer Zichzelf presenteerde als de boom des levens, het manna en de opbrengst van het goede land in Openbaring 2 en 3 overeenkomt met de volgorde van
deze drie zaken in het Oude Testament. In Openbaring 2 en 3 onthulde de Heer niet alleen de kwestie van Hem eten...aan de positieve kant; Hij legde ook de leringen bloot die de gelovigen afleiden van het genieten van Hem als hun levensvoorraad aan de negatieve kant. In 2:14 en 15 zei de Heer tegen de kerk in Pergamus: "Ik heb een paar dingen tegen u, dat er sommigen zijn die vasthouden aan de leer van Bileam, die Balak leerde een struikelblok te leggen voor de zonen van Israël, om afgodenoffers te eten en hoererij te bedrijven. Op dezelfde manier heb je ook sommigen die op dezelfde manier vasthouden aan de leer van de Nikolaïeten.” In 2:20 zei de Heer tegen de kerk in Thyatira: “Ik heb iets tegen u, dat u de vrouw Izebel tolereert, zij die zichzelf een profetes noemt en onderwijst en Mijn slaven op een dwaalspoor brengt om hoererij te plegen en afgodenoffers te eten.” Leerstellige leringen, die van de letter zijn die doodt, schaden christenen. Als we vasthouden aan deze religieuze leringen, zullen we verdoofd zijn. Daarom moeten we, in plaats van zorg te dragen voor leerstellige leringen, de Heer eten als ons geestelijk voedsel. De Heer is van plan ons eten van Hem te herstellen... De belangrijkste zaak in het kerkelijk leven is niet het leren van doctrines, maar het eten van de Heer als ons voedsel. Bijvoorbeeld heiliging is een schriftuurlijke leer. Om geheiligd te worden, moeten we echter de Heer, de Heilige, eten, zodat we met Hem kunnen worden gevormd als onze heiligheid (Handelingen 3:14; 1 Kor.1:30).De Heer verlangt ernaar het eten van het juiste voedsel terug te krijgen, het voedsel dat door God is voorgeschreven en wordt voorgesteld door de boom des levens, het manna en de opbrengst van het goede land, die allemaal typen zijn van Christus als voedsel voor ons. Hoewel deze openbaring onder de vroege christenen verloren ging, kwam de Heer binnen om een oproep te doen voor de overwinnaars, degenen die religieuze doctrines zouden overwinnen door terug te keren om Hem op te eten... We moeten terug naar het begin worden hersteld - de kwestie van eten de Heer als onze voedselvoorziening. (CWWL, 1971, deel 4, blz. 434-435)

Verder lezen: CWWL, 1972, vol. 3, blz. 291-298, 326-332; CWWL, 1971, vol. 4, 'De rijkdommen van Christus genieten voor de opbouw van de kerk als het lichaam van Christus', chs. 5-6

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 4 — DAY 5 ››
Morning Nourishment

John 6:35 Jesus said to them, I am the bread of life; he who comes to Me shall by no means hunger...

John 6:51 I am the living bread which came down out of heaven...

John 6:57 As the living Father has sent Me and I live because of the Father, so he who eats Me, he also shall live because of Me.

By our eating Him, Christ will make His home in our heart. This means that He will work Himself into our entire inner being. The Lord Jesus desires to saturate our mind, permeate our emotion, and take over our will so that our whole being is possessed by Him. When we eat, the food taken into our body is digested and assimilated so that it becomes our body’s constituent.
This causes us to grow gradually and be transformed metabolically until we arrive at a full-grown man.
Likewise, by our eating the Lord Jesus, we grow in the divine life and are transformed metabolically into the image of Christ (2 Cor. 3:18). Through such a transformation we spontaneously put on the new man
and are fully brought into the church life. This church life is the practical living of the Body, which is the fullness of the One who fills all in all. Here there is no doctrine or human organization; there is only Christ for the growth in life. (CWWL, 1972, vol. 3, p. 331)

Today’s Reading

In John 6:27 [the Lord] said, “Work not for the food which perishes, but for the food which abides unto eternal life, which the Son of Man will give you.”

Here the Lord Jesus seems to be saying, “Do not seek for food that perishes. Instead, you should seek for eternal food, for food that abides forever.”...The eternal food is the Lord Jesus Christ Himself. He came from the heavens not only to be our Savior—He also came to be our food.

We do not realize to the fullest extent how much we need the Lord Jesus to be our daily food.

Chapter 6 of the Gospel of John is unique in giving many details concerning the Lord Jesus as the bread of life. The Lord clearly said, “I am the bread of life” (vv. 35, 48). As the bread of life, He is the bread that came down out of heaven (vv. 41, 50, 51, 58), He is the bread of God (v. 33), He is the living bread (v. 51), and He is the true bread (v. 32)...As the bread that came down out of heaven, He is the heavenly
bread. As the bread of God, He is of God, He was sent by God, and He was with God. As the bread of life, He is the bread with eternal life, with zoe...The bread of life refers to the nature of the bread, which is life; the living bread refers to the condition of the bread, which is living. As the true bread, Christ is the bread of truth, or reality. Christ is true, real...The physical food that we take in every day is a shadow of Christ. The reality of the food we eat daily is Jesus Christ. Christ is the true bread of life sent by God to bring us eternal life. We all need Christ to be the bread of life to us.

Even though you may hear many messages on life, you still may not be deeply impressed that you need Christ as your daily life supply. This is the reason we have been studying the Bible together in the way of life and giving messages that are called Life-study messages. The burden in these messages is to point out that the Bible is not merely for teaching—the Bible is for life and life supply.

We should not come to the Bible merely to seek teachings concerning commandments and regulations. Because the Bible is for life and life supply, we should come to it for food. The food we enjoy through the Word is the Lord Jesus Himself as the bread of life.

We need to be deeply impressed with the fact that we need Christ as the true bread of life sent by God to bring us eternal life. Therefore, through the Word we need to feed on Christ as the living bread (CWWL, 1982, vol. 2, “The Fulfillment of the Tabernacle and the Offerings in the Writings of John,” pp. 208-209, 211)

Further Reading: CWWL, 1972, vol. 3, “The Greatest Prophecy in the Bible and Its Fulfillment,” ch. 8

‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 4 — DAG 5 ››
Ochtendvoeding

Johannes 6:35 Jezus zei tegen hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal geenszins hongeren...

Johannes 6:51 Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald...

Johannes 6:57 Zoals de levende Vader Mij heeft gezonden en Ik leef vanwege de Vader, zo ook wie Mij eet, hij ook zal leven dankzij mij. Door Hem te eten, zal Christus in ons hart wonen. Dit betekent dat Hij Zichzelf in onze zal werken hele innerlijke mens. De Heer Jezus verlangt ernaar onze geest te verzadigen, onze emotie te doordringen en onze wil over te nemen, zodat ons hele wezen door Hem wordt bezeten. Wanneer we eten, wordt het voedsel dat in ons lichaam wordt opgenomen, verteerd en geassimileerd, zodat het het bestanddeel van ons lichaam wordt. Dit zorgt ervoor dat we geleidelijk groeien en metabolisch worden getransformeerd totdat we bij een volwassen man aankomen. Op dezelfde manier groeien we door het eten van de Heer Jezus in het goddelijk leven en worden we metabolisch getransformeerd naar het beeld van Christus (2 Kor. 3:18). Door zo'n transformatie trekken we spontaan de nieuwe mens aan en zijn volledig opgenomen in het kerkelijk leven. Dit kerkelijk leven is het praktische leven van het Lichaam, dat de volheid is van Degene die alles in allen vervult. Hier is geen leer of menselijke organisatie; er is alleen Christus voor de groei in het leven. (CWWL, 1972, deel 3, p. 331)

Lezing van vandaag

In Johannes 6:27 zei [de Heer]: ‘Werkt niet om de spijs die vergaat, maar om de spijs die blijft tot in het eeuwige leven, die de Zoon des Mensen u zal geven.’

Hier lijkt de Heer Jezus te zeggen: “Zoek niet naar voedsel dat vergaat. In plaats daarvan zou je moeten zoeken naar eeuwig voedsel, naar voedsel dat voor altijd blijft.”...Het eeuwige voedsel is de Heer Jezus Christus Zelf. Hij kwam niet alleen uit de hemel om onze Redder te zijn - Hij kwam ook om ons voedsel te zijn.

We realiseren ons niet ten volle hoezeer we de Heer Jezus nodig hebben om ons dagelijks voedsel te zijn.

Hoofdstuk 6 van het evangelie van Johannes is uniek omdat het veel details geeft over de Heer Jezus als het brood des levens. De Heer heeft duidelijk gezegd: "Ik ben het brood des levens" (vv. 35, 48). Als het brood des levens is Hij het brood dat uit de hemel is neergedaald (vs. 41, 50, 51, 58), Hij is het brood van God (vs. 33), Hij is het levende brood (vs. 51) , en Hij is het ware brood (vers 32)... Als het brood dat uit de hemel is neergedaald, is Hij de hemelse brood. Als het brood van God is Hij van God, Hij werd door God gezonden en Hij was bij God. Als het brood des levens is Hij het brood met eeuwig leven, met zoe... Het brood des levens verwijst naar de aard van het brood, dat is leven; het levende brood verwijst naar de toestand van het brood, dat levend is. Als het ware brood is Christus het brood van de waarheid of werkelijkheid. Christus is waar, echt... Het fysieke voedsel dat we elke dag tot ons nemen is een schaduw van Christus. De realiteit van het voedsel dat we dagelijks eten is Jezus Christus. Christus is het ware brood des levens, door God gezonden breng ons het eeuwige leven. We hebben allemaal Christus nodig om voor ons het Brood des levens te zijn. Ook al hoor je misschien veel boodschappen over het leven, je bent misschien nog steeds niet diep onder de indruk dat je Christus nodig hebt als je dagelijkse levensvoorraad. Dit is de reden dat we samen de Bijbel hebben bestudeerd in de manier van leven en boodschappen hebben gegeven die levensstudieboodschappen worden genoemd. De bedoeling van deze boodschappen is erop te wijzen dat de Bijbel niet alleen bedoeld is om te onderwijzen – de Bijbel is er voor leven en levensvoorziening. Wij niet alleen naar de Bijbel komen om leringen over geboden en voorschriften te zoeken. Omdat de Bijbel voor leven en levensvoorziening is, moeten we er naar toe gaan voor voedsel. Het voedsel dat we genieten door het Woord is de Heer Jezus Zelf als het brood des levens. We moeten diep onder de indruk zijn van het feit dat we Christus nodig hebben als het ware brood des levens dat door God gezonden is om ons het eeuwige leven te brengen. Daarom moeten we ons door het Woord voeden met Christus als het levende brood.

Verder lezen: CWWL, 1972, vol. 3, "De grootste profetie in de Bijbel en de vervulling ervan", hfdst. 8

‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 4 — DAY 4 ››

Morning Nourishment

1 Cor. 10:3-4 And all ate the same spiritual food, and all drank the same spiritual drink; for they drank of a spiritual rock which followed them, and the rock was Christ.

As the spiritual rock, Christ follows the believers to give them the spiritual drink. The spiritual drink in

Corinthians 10:4 refers to the living water that flowed out of the cleft rock (Exo. 17:6), typifying the Spirit, who flowed out of the crucified and resurrected Christ, as our all-inclusive drink (John7:37-39; 1 Cor. 12:13). In His crucifixion Christ, as the living, spiritual rock, was smitten by the authority of God’s law in order that the water of life in resurrection could flow out of Him into His redeemed people for them to drink. The water of life flowing out of the smitten rock signifies the Spirit (John 7:37-39). We should all drink the same spiritual drink and should not drink anything other than the allinclusive Spirit. (The Conclusion of the New Testament, pp. 3154-3155)

Today’s Reading

Not many Christians have seen that God’s intention is to work Himself into us. Most believers only realize that God is God, that we are God’s creatures, that we became fallen, and that out of His love for us God sent His Son to die for us on the cross and to accomplish redemption. Genuine Christians also realize that Christ was resurrected and then sent the Holy Spirit to lead us to repentance, to cause us to believe in Him, and to receive Him as our Savior. Then, according to the natural concept, the Bible is used as a book of ethics to teach the believers to glorify God in their daily living. Finally, Christians are told that, after they die or after the Lord comes back, they will spend eternity with
Him. The Bible, of course, teaches such things. However, these teachings are superficial. They are not the kernel of God’s revelation in the Bible. The kernel of the divine revelation is that God created us and redeemed us for the purpose of working Himself into us to be our life. We in the Lord’s recovery need to see a fuller vision of this revelation. If we have such a full vision, our concept of worship will be regulated by it.

The Triune God works Himself into our being as we eat and drink of Him. As our food and water, He enters into us to be one with us organically...When the food we take in by eating and drinking is digested and assimilated, it becomes our constituent. Thus, we are a constitution of what we eat and drink. This is true both in the spiritual realm and in the physical realm. Through eating and drinking, the bride becomes one with the Spirit. According to Revelation 22:17, the Spirit and the bride speak as one to call those who are thirsty to drink of the water of life.

If we see that God’s intention is to work Himself into us, we shall automatically eat and drink of Him...Our eating and drinking are often hindered by all the attention we give to table manners...I heard of a Chinese ambassador who attended a formal state dinner in Germany. Because he was so concerned about proper etiquette and table manners, he did not enjoy the food at all. He spent his time watching how others at the dinner conducted themselves and how
they used their eating utensils... Children are not like this. When my little granddaughter visits us, her grandmother often gives her something to eat. My granddaughter enjoys her food in a spontaneous and informal way. She is a good example of how we should pay less attention to forms and more to eating and drinking.

[In John 4] the true worship to God was offered not by the priests in the temple, but by the Samaritan woman who was drinking the living water. The priests worshipped God in vain; the Samaritan woman worshipped Him in reality by drinking Him into her being. The Spirit as the living water was infused into her. God was seeking real worship, and He received it from this Samaritan woman who drank of the Spirit as the living water. (Life-study of Exodus, pp. 515-517)

Further Reading: CWWL,1973-1974, vol. 1, “The Enjoyment of Christ for the Body in First Corinthians,” ch. 2

‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 4 — DAG 4 ›› Ochtendvoeding

1 Kor. 10:3-4 En allen aten hetzelfde geestelijke voedsel, en dronken allen dezelfde geestelijke drank; want zij dronken van een geestelijke rots die hen volgde, en de rots was Christus.

Als de geestelijke rots volgt Christus de gelovigen om hen de geestelijke drank te geven. De geestelijke drank in

1 Korintiërs 10:4 verwijst naar het levende water dat uit de gespleten rots vloeide (Exodus 17:6), een beeld van de Geest, die uit de gekruisigde en opgestane Christus vloeide, als
onze all-inclusive drank (Johannes 7:37-39; 1 Kor. 12:13). Bij Zijn kruisiging werd Christus, als de levende, geestelijke rots, geslagen door het gezag van Gods wet, zodat het water des levens in de opstanding uit Hem in Zijn verloste volk kon vloeien zodat ze konden drinken. Het water des levens dat uit de geslagen rots stroomt, betekent de Geest (Johannes 7:37-39). We zouden allemaal dezelfde spirituele drank moeten drinken en zouden niets anders moeten drinken dan de allesomvattende Spirit. (De conclusie van het Nieuwe Testament, pp. 3154-3155)

Lezing van vandaag

Niet veel christenen hebben gezien dat het Gods bedoeling is om Zichzelf in ons te werken. De meeste gelovigen realiseren zich alleen dat God God is, dat we Gods schepselen zijn, dat we gevallen zijn en dat God uit liefde voor ons zijn Zoon heeft gestuurd om voor ons aan het kruis te sterven en verlossing te bewerkstelligen. Echte christenen beseffen ook dat Christus is opgestaan en vervolgens de Heilige Geest heeft gezonden om ons tot bekering te leiden, om ons in Hem te doen geloven en om Hem als onze Heiland te aanvaarden. Vervolgens wordt, volgens het natuurlijke concept, de Bijbel gebruikt als een ethisch boek om de gelovigen te leren God te verheerlijken in hun dagelijks leven. Ten slotte wordt christenen verteld dat ze, nadat ze zijn gestorven of nadat de Heer is teruggekomen, de eeuwigheid zullen doorbrengen Hem. De Bijbel leert zulke dingen natuurlijk. Deze leringen zijn echter oppervlakkig. Ze vormen niet de kern van Gods openbaring in de Bijbel. De kern van het goddelijke openbaring is dat God ons heeft geschapen en ons heeft verlost met het doel Zichzelf in ons te werken om ons leven te zijn. Wij in het herstel van de Heer moeten een vollediger beeld van deze openbaring zien. Als we zo'n volledige visie hebben, zal ons concept van aanbidding erdoor worden gereguleerd.

De Drie-enige God werkt Zichzelf in ons wezen als we van Hem eten en drinken. Als ons voedsel en water komt Hij in ons binnen om organisch één met ons te zijn... Wanneer het voedsel dat we opnemen door te eten en te drinken wordt verteerd en geassimileerd, wordt het ons bestanddeel. Zo zijn we een constitutie van wat we eten en
drankje. Dit geldt zowel in het spirituele rijk als in het fysieke rijk. Door eten en drinken wordt de bruid één met de Geest. Volgens Openbaring 22:17 spreken de Geest en de bruid als één om degenen die dorst hebben te roepen van het water des levens.

Als we zien dat het Gods bedoeling is om Zichzelf in ons te werken, zullen we automatisch van Hem eten en drinken...Ons eten en drinken wordt vaak belemmerd door alle aandacht die we besteden aan tafelmanieren...Ik hoorde van een Chinese ambassadeur die woonde een formeel staatsdiner bij in Duitsland. Omdat hij zo bezorgd was over de juiste etiquette en tafelmanieren, genoot hij helemaal niet van het eten. Hij bracht zijn tijd door met kijken hoe anderen tijdens het diner zich gedroegen en hoe
ze gebruikten hun eetgerei... Kinderen zijn niet zo. Als mijn kleindochtertje bij ons op bezoek komt, geeft haar oma haar vaak iets te eten. Mijn kleindochter geniet spontaan en informeel van haar eten. Ze is een goed voorbeeld van hoe we minder aandacht moeten besteden aan vormen en meer aan eten en drinken.

[In Johannes 4] werd de ware aanbidding van God niet aangeboden door de priesters in de tempel, maar door de Samaritaanse vrouw die het levende water dronk. De priesters aanbaden God tevergeefs; de Samaritaanse vrouw aanbad Hem in werkelijkheid door Hem in haar wezen op te drinken. De Geest als het levende water werd in haar gegoten. God was op zoek naar echte aanbidding en Hij ontving die van deze Samaritaanse vrouw die dronk van de Geest als het levende water. (Levensstudie van Exodus, pp. 515-517)

Verder lezen: CWWL, 1973-1974, vol. 1, 'De vreugde van Christus voor het lichaam in 1 Korintiërs', hfdst. 2

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 4 — DAY 3 ›› Morning Nourishment

Exo. 17:6 I will be standing before you there upon the rock...; and you shall strike the rock, and water will come out of it so that the people may drink...

2 Cor. 1:9 Indeed we ourselves had the response of death in ourselves, that we should not base our confidencenon ourselves but on God, who raises the dead. The water which came out of the rock [Exo. 17:6] is the water of life in resurrection. Resurrection denotes something which has been put to death and which is alive again. It also denotes life which springs forth out of something that has passed through death. The living water in Exodus 17 came out of a rock...In the Bible this rock speaks of God’s redemption and Christ’s incarnation. It also speaks of Christ’s humanity and of His death. The water which flowed out of the smitten rock sprang forth after incarnation, human living, and death. It flowed only after these major steps of Christ had been accomplished. The Bible tells us clearly that the rock was Christ [1 Cor. 10:4]. How could Christ, who is God, become a rock? This implies incarnation and human living. In order to be the rock, Christ had to become incarnated and live among men for a period of time. Eventually, when He was on the cross, He was smitten by the authority of God’s law. Hence, Exodus 17:6 is a profound verse. It implies Christ’s incarnation, human living, and death. (Life-study of Exodus, pp. 488-489)

Today’s Reading

In His flowing [the Triune God] passed through incarnation, human living, and death, and then He entered into resurrection. Now in resurrection He is the living water for us to drink. Therefore, the water of life we enjoy today is in resurrection. The living water has many ingredients, many elements. Whenever we drink this living water in a proper way, it supplies us with all the elements and substances in the water. These elements work in us inwardly...In our experience we enjoy the inward working of this flowing water with all its ingredients. The water flowing in us is not the water without the element of incarnation; it is the water that includes incarnation, human living, and death, the water of life in resurrection. Nothing can overcome this water or subdue it, for it is resurrection and it is life. Resurrection is the Triune God, the Father as the source, Christ the Son as the course, and the Spirit as the flow. Today we are drinking the living water in resurrection. This water has passed through incarnation, human living, and death. Because this water is in resurrection, the more we drink it, the more we are out of our natural condition and are triumphant over hardships and difficulties. This living water delivers us from the world and from every kind of negative thing. Because the water of life is resurrection, we enjoy resurrection by partaking of it. The life-giving Spirit as the water of life flows out of God on the throne (Rev. 22:1). On the one hand, the One sitting on the throne is God; on the other hand, the water of life proceeding out of the throne is also God. The water which flows from God on the throne brings God’s authority. When we drink of this water, we receive authority as well as power. We are subdued by the living water flowing within us. The Spirit flows through the smitten Christ, through the Christ typified by the cleft rock (Exo. 17:6; 1 Cor. 10:4). This flowing includes Christ’s humanity, human living, and death...The more we drink this water, the more we experience and enjoy Christ’s humanity, human living, and death. The Spirit as the water of life flows in resurrection with the power of Christ’s resurrection (Phil. 3:10), with Christ’s ascension, and with Christ’s enthronement, comprising glorification, lordship, and headship. Although it is difficult to explain, all of this becomes our experience by drinking of the living water. We can testify that we have tasted Christ’s resurrection, ascension, and enthronement. (Life-study of Exodus, pp. 492-493, 495-496) Further Reading: Life-study of Exodus, msgs. 43, 45; CWWL,1971, vol. 4, pp. 283-291, 429-435

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 4 — DAG 3 ››Ochtendvoeding

Exo. 17:6 Ik zal daar voor u staan op de rots...; en je zult op de rots slaan, en er zal water uit komen, zodat de mensen kunnen drinken...

2 Kor. 1:9 Wijzelf hadden inderdaad het antwoord van de dood in onszelf, dat we ons vertrouwen niet op onszelf zouden baseren, maar op God, die de doden opwekt.

Het water dat uit de rots kwam [Exo. 17:6] is het water des levens in de opstanding. Opstanding duidt op iets dat ter dood is gebracht en dat weer leeft. Het duidt ook leven aan dat voortkomt uit iets dat door de dood heen is gegaan. Het levende water in Exodus 17 kwam uit een rots... In de Bijbel spreekt deze rots over Gods verlossing en de incarnatie van Christus. Het spreekt ook over de menselijkheid van Christus en over zijn dood. Het water dat uit de geslagen rots stroomde, kwam tevoorschijn na incarnatie, menselijk leven, en
dood. Het vloeide pas nadat deze grote stappen van Christus waren volbracht. De Bijbel vertelt ons duidelijk dat de rots Christus was [1 Kor. 10:4]. Hoe kon Christus, die God is, een rots worden? Dit impliceert incarnatie en menselijk leven. Om de rots te zijn, moest Christus
geïncarneerd worden en voor een bepaalde tijd onder de mensen leven. Uiteindelijk, toen Hij aan het kruis hing, was Hij dat
geslagen door het gezag van Gods wet. Daarom is Exodus 17:6 een diepzinnig vers. Het impliceert de incarnatie van Christus, het menselijk leven en de dood. (Levensstudie van Exodus, pp. 488-489)

Lezing van vandaag

In Zijn stromen ging [de Drie-enige God] door incarnatie, menselijk leven en dood, en daarna ging Hij de opstanding binnen. Nu in de opstanding is Hij het levende water voor ons om te drinken. Daarom is het water des levens waar we vandaag van genieten in opstanding.

Het levende water heeft veel ingrediënten, veel elementen. Wanneer we dit levende water op de juiste manier drinken, voorziet het ons van alle elementen en stoffen in het water. Deze elementen werken innerlijk in ons... In onze ervaring genieten we van de innerlijke werking van dit stromende water met al zijn ingrediënten. Het water dat in ons stroomt is niet het water zonder het element van incarnatie; het is het water dat incarnatie, menselijk leven en dood omvat, het water van leven in opstanding. Niets kan dit water overwinnen of bedwingen, want het is opstanding en het is leven.

Opstanding is de Drie-enige God, de Vader als de bron, Christus de Zoon als de koers en de Geest als de stroom. Vandaag drinken we het levende water in de opstanding. Dit water is door incarnatie, menselijk leven en
dood. Omdat dit water in opstanding is, hoe meer we het drinken, hoe meer we uit onze natuurlijke toestand raken en zegevieren over ontberingen en moeilijkheden. Dit levende water verlost ons van de wereld en van alle negatieve dingen. Omdat het water des levens de opstanding is, genieten we van de opstanding door eraan deel te nemen.

De levengevende Geest als het water des levens stroomt uit God op de troon (Openbaring 22:1). Aan de ene kant is Degene die op de troon zit God; aan de andere kant, het water des levens
voortkomend uit de troon is ook God. Het water dat van God op de troon stroomt, brengt Gods gezag. Wanneer we van dit water drinken, ontvangen we zowel gezag als macht. We worden onderworpen door het levende water dat in ons stroomt.

De Geest stroomt door de geslagen Christus, door de Christus voorgesteld door de gespleten rots (Exodus 17:6; 1 Korintiërs 10:4). Dit stromen omvat de menselijkheid van Christus, het menselijk leven en
dood... Hoe meer we dit water drinken, hoe meer we de menselijkheid, het menselijk leven en de dood van Christus ervaren en ervan genieten.

De Geest als het water des levens stroomt in de opstanding met de kracht van de opstanding van Christus (Filippenzen 3:10), met de hemelvaart van Christus en met de troonsbestijging van Christus, bestaande uit
verheerlijking, heerschappij en hoofdschap. Hoewel het moeilijk is
om uit te leggen, dit alles wordt onze ervaring door van het levende water te drinken. We kunnen getuigen dat we de opstanding, hemelvaart en troonsbestijging van Christus hebben geproefd. (Levensstudie van Exodus, pp. 492-493, 495-496)

Verder lezen: Levensstudie van Exodus, msgs. 43, 45; CWWL, 1971, vol. 4, blz. 283-291, 429-435

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 4 — DAY 2 ››

Morning Nourishment

John 1:29 The next day he saw Jesus coming to him and said, Behold, the Lamb of God, who takes away the sin of the world!

2 Cor. 3:6 ...The letter kills, but the Spirit gives life.

2 Cor. 3:17 And the Lord is the Spirit...

Gal. 3:2 ...Did you receive the Spirit out of the works of law or out of the hearing of faith? [In John 20:22] the Greek word for Spirit, pneuma, also means “breath.” This indicates that the Lord Jesus was telling the disciples to receive the holy breath. The Gospel of John begins with the Word and goes on to speak of the Lamb and the vine. Finally, in John 20:22 we see that the very One who is the Word, God, the Lamb, and the vine is also the breath for us to receive. On the one hand, He breathed out; on the other hand, the disciples breathed in. We should not analyze the breath, but receive it by breathing it into us...A. B. Simpson was one who knew the experience of breathing in Christ. The opening lines of one of his hymns read: “O Lord, breathe Thy Spirit on me, Teach me how to breathe Thee in” (Hymns, #255).(Life-study of Philippians, pp. 296-297)

Today’s Reading

The Word, who was God, became flesh. Eventually, having passed through crucifixion and resurrection, He became the holy breath for us to breathe in. If we see the steps of this [divine] process, we shall have a proper and thorough understanding of the Gospel of John. According to John 1:1 and 14, the Word, who was in the beginning with God and who is God, became flesh. In verse 29 we see that this Word become flesh is the Lamb of God. On the one hand, He is the Lamb for accomplishing redemption; on the other hand, He is the tree for imparting life. Therefore, we may speak of Him as the Lamb-tree. According to John 15, the branches of the vine are the living of the vine. Ultimately, the Lamb-tree becomes the holy breath...In our experience we have Christ as the Word, the Lamb, the tree, and the breath. The Word is for expression,the Lamb is for redemption, the tree is for the impartation of life, and the breath is for our living. We cannot live without breathing... No doubt, to stop breathing is to die. However, to keep on breathing is to live. No matter how many schools we may graduate from, we can never graduate from breathing. No one can say that because he has become so knowledgeable or mature, it is no longer necessary for him to breathe. Rather, the older a person becomes, the more concerned he may be about his breathing. How marvelous that for our spiritual life we have the holy breath for our living! Paul charges us to pray without ceasing [1 Thes. 5:17].What does it mean to pray unceasingly? Although we may eat several meals a day and although we may drink manytimes during the day, no one can eat and drink without ceasing. But we certainly breathe unceasingly. Paul’s command to pray without ceasing implies that unceasing prayer is like breathing. But how can our prayer become our spiritual breathing?...The way to do this is to call on the name of the Lord. We need to call on the Lord Jesus continually...Because we are not accustomed to this, we need to practice calling on the Lord’s name all the time. To live is to breathe. Spiritually speaking, to breathe is to call on the Lord’s name and to pray. By calling on the name ofthe Lord Jesus, we breathe the Spirit. Just as we must breathe in order to live physically, we must breathe spiritually in order to live Christ...All day long, no matter where we are or what we are doing, we need to call on the Lord. Whatever we are doing, we should call onthe Lord Jesus. I can testify that even when I speak for the Lord I call on Him and breathe of Him deep within (Lifestudy of Philippians, pp. 297-299) Further Reading: CWWL, 1969, vol. 3, pp. 453-458; CWWL, 1958, vol. 1, “How to Enjoy God and How to Practice the Enjoyment of God,” chs. 13-14

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 4 — DAG 2 ››

Ochtendvoeding

Johannes 1:29 De volgende dag zag hij Jezus naar zich toe komen en zei: Zie, het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt!

2 Kor. 3:6 ...De letter doodt, maar de Geest maakt levend.

2 Kor. 3:17 En de Heer is de Geest...

Gal. 3:2 ...Hebt u de Geest ontvangen uit de werken van de wet of uit het horen van het geloof?

[In Johannes 20:22] het Griekse woord voor Geest, pneuma, betekent ook "adem". Dit geeft aan dat de Heer Jezus de discipelen vertelde om de heilige adem te ontvangen. Het evangelie van Johannes begint met het Woord en gaat verder met te spreken over het Lam en de wijnstok. Ten slotte zien we in Johannes 20:22 dat Degene die het Woord, God, het Lam en de wijnstok is, ook de adem is die wij kunnen ontvangen. Aan de ene kant ademde Hij uit; aan de andere kant ademden de discipelen in.

We moeten de adem niet analyseren, maar ontvangen door hem in ons in te ademen...A. B. Simpson was iemand die de ervaring van het inademen van Christus kende. De openingsregels van een van zijn hymnen luiden: "O Heer, blaas Uw Geest op mij, leer mij hoe ik U moet inademen" (Hymns, #255). (Life-study of Philippians, pp. 296-297)

Lezing van vandaag

Het Woord, dat God was, werd vlees. Uiteindelijk, nadat hij door kruisiging en opstanding was gegaan, werd Hij de heilige adem voor ons om in te ademen.

Als we de stappen van dit [goddelijke] proces zien, zullen we het evangelie van Johannes goed en grondig begrijpen. Volgens Johannes 1:1 en 14 is het Woord, dat in het begin bij God was en God is, vlees geworden. In vers 29 zien we dat dit vleesgeworden Woord het Lam van God is. Aan de ene kant is Hij het Lam om te volbrengen
aflossing; aan de andere kant is Hij de boom om leven te schenken. Daarom mogen we over Hem spreken als de Lamboom. Volgens Johannes 15 zijn de ranken van de wijnstok het leven van de wijnstok. Uiteindelijk wordt de Lamboom de heilige adem... In onze ervaring hebben we Christus als het Woord, het Lam, de boom en de adem. Het Woord is voor expressie, het Lam is voor verlossing, de boom is voor het schenken van leven en de adem is voor ons leven.

We kunnen niet leven zonder te ademen... Stoppen met ademen is ongetwijfeld sterven. Blijven ademen is echter leven. Het maakt niet uit op hoeveel scholen we afstuderen, wij
kan nooit afstuderen van de ademhaling. Niemand kan zeggen dat het niet langer nodig is dat hij ademt omdat hij zo deskundig of volwassen is geworden. Integendeel, hoe ouder a
persoon wordt, hoe bezorgder hij kan zijn over de zijne
ademen. Hoe geweldig dat we voor ons geestelijk leven de heilige adem voor ons leven hebben!

Paulus geeft ons de opdracht om zonder ophouden te bidden [1 Thess. 5:17]. Wat betekent het om onophoudelijk te bidden? Ook al eten we meerdere maaltijden per dag en drinken we vaak gedurende de dag, niemand kan onophoudelijk eten en drinken. Maar we ademen zeker onophoudelijk. Het gebod van Paulus om onophoudelijk te bidden houdt in dat onophoudelijk bidden is als ademen. Maar hoe kan ons gebed onze geestelijke ademhaling worden?...De manier om dit te doen is door de naam van de Heer aan te roepen. We moeten de Heer Jezus voortdurend aanroepen... Omdat we dit niet gewend zijn, moeten we oefenen om de naam van de Heer voortdurend aan te roepen. Leven is ademen. Geestelijk gesproken is ademen de naam van de Heer aanroepen en bidden. Door de naam van de Heer Jezus aan te roepen, ademen we de Geest.

Net zoals we moeten ademen om fysiek te leven, moeten we geestelijk ademen om Christus te leven... De hele dag, waar we ook zijn of wat we ook doen, we moeten de Heer aanroepen. Wat we ook doen, we moeten de Heer Jezus aanroepen. Ik kan getuigen dat zelfs wanneer ik namens de Heer spreek, ik Hem aanroep en diep van binnen adem van Hem (Lifestudy of Philippians, pp. 297-299)

Verder lezen: CWWL, 1969, vol. 3, blz. 453-458; CWWL, 1958, vol. 1, "Hoe van God te genieten en hoe het genot van God in praktijk te brengen", hfdst. 13-14

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 4 — DAY 1
Morning Nourishment

John 7:39 But this He said concerning the Spirit, whom those who believed into Him were about to receive; for the Spirit was not yet, because Jesus had not yet been glorified.

John 20:22 And when He had said this, He breathed into them and said to them, Receive the Holy Spirit.

The Spirit was breathed into the believers by the Son in resurrection...The Holy Spirit in John 20:22 is actually the resurrected Christ Himself, because this Spirit is His breath. The Holy Spirit is thus the breath of the Son.
The Greek word for Spirit in this verse is pneuma, a word that is used for breath, spirit, and wind. Therefore, this verse can be interpreted, “Receive the holy breath.” On the day of His resurrection, the Lord Jesus breathed Himself into His disciples as the holy breath. The essential, infilling Spirit is our breath for our
breathing. (CWWL, 1990, vol. 1, “The Spirit,” p. 549)

Today’s Reading

As falling into the ground to die and growing out of the ground transform the grain of wheat into another form, one that is new and living, so the death and resurrection of the Lord transfigured Him from the flesh into the Spirit. As the last Adam in the flesh, through the process of death and resurrection He became a life-giving Spirit (1 Cor. 15:45). As He is the embodiment of the Father, so the Spirit is the realization, the reality, of Him. It is as the Spirit that He was breathed into the disciples. It is as the Spirit that He is received into His believers and flows out of them as rivers of living water (John 7:38-39). It is as the Spirit that through His death and resurrection He came back to the disciples, entered into them as their Comforter, and began to abide in them (14:16-17). It is as the Spirit that He can live in the disciples and enable them to live by and with Him (14:19). It is as the Spirit that He can abide in the disciples and enable them to abide in Him (14:20; 15:4-5). It is as the Spirit that He can come with the Father to His lover and make an abode with him (14:23). It is as the Spirit that He can cause all that He is and has to be fully realized by the disciples (16:13-16). (John 20:22, footnote 1)

To be a Christian is not merely difficult—it is impossible. Only the processed and consummated Triune God living in us as the all-inclusive Spirit can be a Christian...The kind of holiness required, for example, is something that we cannot produce...Only the Spirit can be a Christian, and only theSpirit can be an overcomer. Remember, the Spirit is our God, our Father, our Lord, our Redeemer, our Savior, our Shepherd, and our life and life supply.

The Spirit is everything to us to live the Christian life. The Christian life is altogether the processed and consummated Triune God as the all-inclusive Spirit. In this Spirit we have the Father, the Son, and the Spirit...Our God is the processed and consummated Triune God, who is the consummated, all-inclusive Spirit as everything for our Christian life. When we have a need or a disability, we can remind Him of it. When we are facing a difficult situation, we can talk to Him about it. Then He, the One who lives in us, will come in to face the situation and to do whatever is needed. (Life-study of Job, pp. 109-110)

Further Reading: CWWL, 1969, vol. 2, “The Crucial Revelation of Life in the Scriptures,” chs. 8-9; CWWL, 969, vol. 2, pp. 538-541

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 4 — DAG 1
Ochtendvoeding

Johannes 7:39 Maar dit zei Hij van de Geest, Die zij die in Hem geloofden, zouden ontvangen; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.

Johannes 20:22 En toen Hij dit gezegd had, blies Hij in hen en zei tegen hen: Ontvang de Heilige Geest.

De Geest werd door de Zoon in de opstanding in de gelovigen geblazen... De Heilige Geest in Johannes 20:22 is eigenlijk de opgestane Christus Zelf, omdat deze Geest Zijn adem is. De Heilige Geest is dus de adem van de Zoon.
Het Griekse woord voor geest in dit vers is pneuma, een woord dat wordt gebruikt voor adem, geest en wind. Daarom kan dit vers geïnterpreteerd worden als: "Ontvang de heilige adem." Op de dag van Zijn opstanding blies de Heer Jezus Zichzelf in Zijn discipelen als de heilige adem. De essentiële, vullende Geest is onze adem voor onze
ademen. (CWWL, 1990, deel 1, "The Spirit", p. 549)

Lezing van vandaag

[De Geest in Johannes 20:22] was de Geest die verwacht werd in 7:39 en beloofd in 14:16-17, 26; 15:26; en 16:7-8, 13. Vandaar dat de Heer de Heilige Geest inademde in de
discipelen was de vervulling van Zijn belofte van de Heilige Geest als de Trooster. Deze vervulling verschilt van die in Handelingen 2:1-4, wat de vervulling was van de belofte van de Vader in Lukas 24:49. (Zie voetnoot 1 bij vers 17 in Johannes 14.) In Handelingen 2 kwam de Geest als een ruisende, gewelddadige wind als kracht op
de discipelen voor hun werk (Handelingen 1:8). In Johannes 20:22 werd de Geest als adem als leven in de discipelen geblazen voor hun leven. Door de Geest in de discipelen te blazen, schonk de Heer Zichzelf in hen als leven en alles.

Zoals in de grond vallen om te sterven en uit de grond groeien de tarwekorrel transformeren in een andere vorm, een die nieuw en levend is, zo veranderden de dood en opstanding van de Heer Hem van het vlees in de Geest. Als de laatste Adam in het vlees werd Hij door het proces van dood en opstanding een levengevende Geest (1 Kor. 15:45). Zoals Hij de belichaming is van de Vader, zo is de Geest de realisatie, de werkelijkheid, van Hem.

Het is als de Geest dat Hij in de discipelen werd geblazen. Het is als de Geest dat Hij wordt ontvangen in Zijn gelovigen en uit hen stroomt als rivieren van levend water (Johannes 7:38-39). Het is als de Geest dat Hij door Zijn dood en opstanding terugkwam bij de discipelen,
gingen in hen binnen als hun Trooster en begonnen erin te verblijven
hen (14:16-17). Het is als de Geest dat Hij in de discipelen kan wonen en hen in staat kan stellen door en met Hem te leven (14:19). Het is als de Geest dat Hij in de discipelen kan verblijven en hen in staat kan stellen in Hem te blijven (14:20; 15:4-5). Het is als de Geest dat Hij met de Vader naar Zijn geliefde kan komen en bij hem kan verblijven (14:23). Het is als de Geest dat Hij ervoor kan zorgen dat alles wat Hij is en moet volledig gerealiseerd worden door de discipelen (16:13-16). (Johannes 20:22, voetnoot 1)

Christen zijn is niet alleen moeilijk, het is onmogelijk. Alleen de verwerkte en voltooide Drie-enige God die in ons leeft als de alomvattende Geest kan een christen zijn... Het soort heiligheid dat bijvoorbeeld vereist is, is iets dat we niet kunnen voortbrengen... Alleen de Geest kan een christen zijn, en alleen de Geest kan een overwinnaar zijn. Bedenk dat de Geest onze God, onze Vader, onze Heer, onze Verlosser, onze Heiland, onze Herder en ons leven en onze levensvoorziening is.

De Geest is alles voor ons om het christelijke leven te leiden. Het christelijk leven is helemaal de verwerkte en voltooide Drie-enige God als de alomvattende Geest. In deze Geest hebben we de Vader, de Zoon en de Geest... Onze God is de verwerkte en volmaakte Drie-enige God, die de volmaakte, allesomvattende Geest is als alles voor ons christelijk leven. Als we een behoefte of een handicap hebben, kunnen we Hem daaraan herinneren. Als we voor een moeilijke situatie staan, kunnen we er met Hem over praten. Dan zal Hij, Degene die in ons leeft, komen om de situatie onder ogen te zien en te doen wat nodig is. (Levensstudie van Job, pp. 109-110)

Verder lezen: CWWL, 1969, vol. 2, ‘De cruciale openbaring van het leven in de Schriften’, hfdst. 8-9; CWWL, 969, vol. 2, blz. 538-541

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 3 — DAY 5 ››
Morning Nourishment
Psa. 27:4 One thing I have asked from Jehovah; that do I seek: To dwell in the house of Jehovah all the days of my life, to behold the beauty of Jehovah, and to inquire in His temple.
Psa. 27:8 When You say, Seek My face, to You my heart says, Your face, O Jehovah, will I seek. The first meaning of prayer is to absorb God, and the second meaning is to express God. These meanings are related. To express God means to let Him speak, that is, to let God be expressed. Prayer is not our speaking or expressing ourselves. In Genesis 18 Abraham prayed for Lot and also for Sodom (vv. 23-33). However, the end of that chapter says, “Jehovah went away as soon as He had finished speaking with Abraham” (v. 33). Although it was Abraham who prayed, it was Jehovah who spoke. It was Jehovah who finished speaking and who expressed His intention. Real prayer is our coming to God and letting God speak and express Himself instead of speaking our own words and expressing ourselves. (CWWL, 1956, vol. 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” pp. 227-228)
Today’s Reading
God speaks within us, and to pray is to repeat what He has spoken back to Him. This is the principle of Psalm 27:8...Therefore, the words we utter in prayer are an expression of the speaking within us...Prayer is not our asking for something through speaking; it is our expressing what God has spoken within us. Hence, our prayer becomes God’s expression. For example, we hear that the church needs to pray for a certain special meeting or for the revival of the church. Just as we begin to pray, we sense a word from the Lord telling us something concerning our inner condition and our.situation. We should stop praying and forget about the revival of the church or the special meeting and follow the inner sense...If we sense the Lord’s rebuke, saying, “You are full of the flesh,” we should say, “Lord, I am full of the flesh.” There are times when we let God speak, and we pray forth our inner sense. However, only a portion of our prayer is according to the inner expression, because we add many of our own cries. This is our being tempted to beseech God for something...Sometimes instead of touching the inner sense, we ask God to do things according to what we think. Such prayers are vain. [In Psalm 27:4] David did not say “cry out” or “beseech” but “inquire.” To inquire is to ask God. Abraham’s prayer in Genesis 18 is a good example of inquiring. When God toldAbraham that He would judge the sinful city of Sodom, Abraham said, “Will You indeed destroy the righteous with the wicked? Suppose there are fifty righteous within the city; will You indeed destroy...it?” (vv. 23-24). We would have said, “God, You must save Sodom. There are fifty righteous men in that city; hence, You must save them.” Abraham did not pray in this way; rather, he inquired about what God would do if there were fifty righteous men in the city, and what He would do if forty-five were righteous, and God told Abraham what He would do. When Abraham inquired about ten righteous men, God said, “I will not destroy it, because of the ten” (vv. 28-32). By this, Abraham understood God’s intention. The best and most valuable prayer is not one in which we speak but one in which God speaks...To cry out is to tell God the things of man, but to beseech is to beg for the things of God. The best prayer is to inquire. To inquire is to let God speak so that the words spoken are God’s speaking within man, God’s expressions. In conclusion, to pray means to absorb God and to expressHim. Every prayer should touch God and let Him pass through us and be expressed. (CWWL, 1956, vol. 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” pp. 228-230) Further Reading: CWWL, 1988, vol. 1, “Living in and with the Divine Trinity,” ch. 10; CWWL, 1994-1997, vol. 4, “The Divine and Mystical Realm,” ch. 1
 
 
NGCP POWER INTERRUPTION DATE: March 4, 2023 (Saturday) TIME: 8:30AM-5PM AFFECTED AREAS: Polo Substation (M1) - Dapitan City, Sibutad, La Libertad, Rizal Obay, Polanco Substation (M4) - Polanco, Pinan, Mutia, Dipolog City Irasan Substation (M6) - Roxas, Katipunan, Sergio Osmena, Manukan, Jose Dalman Sindangan Substation (M7) - Sindangan, Siayan, Leon B. Postigo REASON/CAUSE: Hotspot correction of Z-CB04 (5LI1POZ-RXS) POZ phase A & B terminal connectors and cleaning of bushing insulators of HVE?s at Polanco Substation.
 
 
 
p. 6811: At the end of chapter twelve Israel was cut off and the Gentiles were grafted in. At this point certain teachers, including Dr. Scofield, have made a great mistake. They say that after chapter twelve, due to the unbelief of Israel, the kingdom had been suspended. They do not see that, instead of being suspended, the kingdom was given over to another people. The Lord did not say, “From now on, I have no brothers, sisters, or mother.” If He had said this, then the kingdom would have been suspended. What the Lord did was turn from one people to another. The Lord seemed to be saying, “The ones who do the will of My Father, who are born of My Father and live by His life, they are my brother, and sister, and mother.” Hence, the kingdom has not been suspended. Rather, it has been shifted from one people to another.
 
p.18902: THE PRELIMINARY WORK OF THE KINGDOM A. The Heavenly King Going out of the House to Sit beside the Sea Matthew 13:1 says, “On that day Jesus, going out of the house, sat beside the sea.” To most Christian teachers, this verse is insignificant. When I read this verse as a young man, it meant nothing to me. But now I realize that this verse is very meaningful. At the end of chapter twelve, the heavenly King, having been fully rejected by the Jewish leaders, made a break with them. On that day He went out of the house to sit beside the sea. This is very significant. The house signifies the house of Israel (10:6), and the sea signifies the Gentile world (Dan. 7:3, 17; Rev. 17:15). The King’s going out of the house to sit beside the sea signifies that after His break with the Jews, He forsook the house of Israel and turned to the Gentiles. It was after this that, on the seashore, He gave the parables concerning the mysteries of the kingdom. This signifies that the mysteries of the kingdom were revealed in the church. Hence, all the parables in this chapter were spoken to His disciples, not to the Jews. The first three words of chapter thirteen, “On that day,” join this chapter to chapter twelve, just as the words, “At that time,” connect chapter twelve to chapter eleven. The words, “On that day,” refer to the day that the Lord declared that He had forsaken Israel, the day He cut off Israel and grafted in the Gentile believers. On that day He went out of the house, signifying the house of Israel, to the sea, signifying the Gentile world. This move from the house to the sea corresponded to His declaration. He had declared that He no longer had anything to do with His natural relatives but that He had turned to the believing Gentiles. Now He was walking according to His declaration. Therefore, we see that this verse is very meaningful.
 
 
p. 6813: LIFE-STUDY OF MATTHEW MESSAGE THIRTY-SEVEN THE UNVEILING OF THE KINGDOM’S MYSTERIES (3) In the last message we saw that the good earth is the people according to the constitution of the kingdom of the heavens. The constitution is a complete description of the good earth, of one who is poor in spirit and pure in heart, who has no worldly traffic within him, whose being is not hardened, who has no hidden rocks of temper, lust, self, and flesh concealed within him. All this corresponds to the requirements given in the constitution. Those who are the good earth have no thorns, no anxiety of life, and no deceitfulness of riches. Therefore, they become the good earth in which the seed can grow. This good earth is the people who live according to the constitution of the kingdom of the heavens. In other words, their living exactly matches the constitution.

 

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 3 — DAG 5 ››

Ochtendvoeding

Psa. 27:4 Eén ding heb ik van Maryah gevraagd; dat zoek ik: wonen in het huis van Jehovah al de dagen van mijn leven, om de schoonheid van Jehovah te aanschouwen en te onderzoeken in zijn tempel.

Psa. 27:8 Wanneer U zegt: Zoek Mijn aangezicht, tot U zegt mijn hart: Uw aangezicht, O Maryah, zal ik zoeken.

De eerste betekenis van gebed is om God in je op te nemen, en de tweede betekenis is om God uit te drukken. Deze betekenissen zijn gerelateerd. God uitdrukken betekent Hem laten spreken, dat wil zeggen God laten uitdrukken. Bidden is niet ons spreken of onszelf uitdrukken. In Genesis 18 bad Abraham voor Lot en ook voor Sodom (vv. 23-33). Echter, het einde van dat hoofdstuk zegt: "Jehovah ging weg zodra hij klaar was met spreken met Abraham" (v. 33). Hoewel het was Abraham die bad, het was Jehova die sprak. Het was Jehova die klaar was met spreken en die Zijn bedoeling kenbaar maakte.

Echt bidden is dat we tot God komen en God laten spreken en Zich uiten in plaats van onze eigen woorden te spreken en onszelf uit te drukken. (CWWL, 1956, deel 3,
"De betekenis en het doel van gebed", pp. 227-228)

Lezing van vandaag

God spreekt in ons, en bidden is herhalen wat Hij tegen Hem heeft gezegd. Dit is het principe van Psalm 27:8... Daarom zijn de woorden die we in gebed uiten een uitdrukking van het spreken in ons... Bidden is niet dat we iets vragen door te spreken; het is onze uitdrukking van wat God in ons heeft gesproken. Daarom wordt ons gebed Gods uitdrukking.

We horen bijvoorbeeld dat de kerk moet bidden voor een bepaalde speciale bijeenkomst of voor de opwekking van de kerk. Net als we beginnen te bidden, voelen we een woord van de Heer dat ons iets vertelt over onze innerlijke toestand en onze situatie. We zouden moeten stoppen met bidden en de opwekking van de kerk of de speciale bijeenkomst vergeten en het innerlijke gevoel volgen... Als we de berisping van de Heer voelen, zeggend: ben vol van het vlees.”

Er zijn tijden dat we God laten spreken en we bidden tot ons innerlijk gevoel. Slechts een deel van ons gebed is echter in overeenstemming met de innerlijke uitdrukking, omdat we er veel van onze eigen kreten aan toevoegen. Dit is onze verleiding om God om iets te smeken...Soms vragen we God om de dingen te doen volgens wat we denken, in plaats van onze innerlijke zintuigen aan te raken. Zulke gebeden zijn tevergeefs.

[In Psalm 27:4] David zei niet "roep uit" of "smeek" maar "vraag". Vragen is God vragen. Het gebed van Abraham in Genesis 18 is een goed voorbeeld van vragen stellen. Toen God Abraham vertelde dat Hij de zondige stad Sodom zou oordelen, zei Abraham: “Wilt U inderdaad de rechtvaardigen vernietigen samen met de goddelozen? Stel dat er vijftig rechtvaardigen in de stad zijn; zult U het inderdaad vernietigen?” (vs. 23-24). We zouden hebben gezegd: “God, U moet Sodom redden. Er zijn vijftig rechtvaardige mannen in die stad; daarom moet je ze redden. Abraham bad niet op deze manier; hij vroeg veeleer wat God zou doen als er vijftig rechtvaardige mannen in de stad waren, en wat Hij zou doen als er vijfenveertig rechtvaardigen waren, en God vertelde Abraham wat Hij zou doen. Wanneer Abraham
informeerde over tien rechtvaardige mannen, zei God: "Ik zal het niet vernietigen vanwege de tien" (vv. 28-32). Hierdoor begreep Abraham Gods bedoeling.

Het beste en meest waardevolle gebed is niet een gebed waarin wij spreken, maar een gebed waarin God spreekt... Uitroepen is God de dingen van de mens vertellen, maar smeken is smeken om de dingen van God. Het beste gebed is om te informeren. Onderzoeken is God laten spreken zodat de gesproken woorden Gods spreken in de mens zijn, Gods uitdrukkingen.

Kortom, bidden betekent God in je opnemen en Hem tot uitdrukking brengen. Elk gebed moet God raken en Hem door ons heen laten gaan en uitgedrukt worden. (CWWL, 1956, deel 3, "De betekenis en het doel van gebed", pp. 228-230)

Verder lezen: CWWL, 1988, vol. 1, 'Leven in en met de Goddelijke Drie-eenheid', hfdst. 10; CWWL, 1994-1997, vol. 4, "Het goddelijke en mystieke rijk", hfdst. 1
13:06
GenaroBella
GenaroBella de la Victoria
NGCP STROOMONDERBREKING
DATUM: 4 maart 2023 (zaterdag)
TIJD: 8:30 - 17:00 uur
GETROFFEN GEBIEDEN: Polo Substation (M1) - Dapitan City, Sibutad, La Libertad, Rizal
Obay, Polanco-onderstation (M4) - Polanco, Pinan, Mutia, Dipolog City
Irasan-onderstation (M6) - Roxas, Katipunan, Sergio Osmena, Manukan, Jose Dalman
Sindangan-onderstation (M7) - Sindangan, Siayan, Leon B. Postigo
REDEN/OORZAAK: Hotspotcorrectie van Z-CB04 (5LI1POZ-RXS) POZ fase A- en B-aansluitconnectoren en reiniging van doorvoerisolatoren van HVE's bij Polanco Substation.
Leonaar
Leonar Lumigin Jueves
P. 6811: Aan het einde van hoofdstuk twaalf werd Israël afgesneden en werden de heidenen geënt. Op dit punt hebben bepaalde leraren, waaronder Dr. Scofield, een grote fout gemaakt. Ze zeggen dat na hoofdstuk twaalf, vanwege het ongeloof van Israël, het koninkrijk was opgeschort. Ze zien niet dat, in plaats van te worden opgeschort, het koninkrijk werd overgedragen aan een ander volk. De Heer zei niet: "Vanaf nu heb ik geen broers, zussen of moeder." Als Hij dit had gezegd, dan zou het koninkrijk h

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 3— DAY 4 ››

Morning Nourishment

Rom. 8:4 That the righteous requirement of the law might be fulfilled in us, who do not walk according to the flesh but according to the spirit.

Col. 4:2 Persevere in prayer, watching in it with thanksgiving.

Psa. 27:1 Jehovah is my light and my salvation; whom shall I fear?...

We may enjoy the wonderful law of the Spirit of life, the very law who is the Triune God who has been processed and dispensed into us and who now dwells in us...The way to cooperate with this law is to walk in the spirit and simply be in spirit.

To be in the spirit is to have the divine electricity turned on. By staying in the spirit we keep the switch on...This is the way to cooperate with the processed Triune God who is the law operating in us. (Life-study of Romans, p. 701)

Today’s Reading

Prayer is to absorb God; prayer causes man to obtain God. God is reality; hence, He is contactable and obtainable...Prayer is to contact God and obtain Him.

Our enjoyment of God’s salvation depends on our absorbing God...[Psalm 27:1] does not say that God shines on us but that He is our light, nor does it say that God saves us but that He is our salvation. There are two different statements here. By shining on us and saving us, God is accomplishing something for us. But by being our light and our salvation, God Himself is what we need...Without God we have neither light nor salvation.

David received revelation from his experience to see that God was his light and his salvation. Based on this he said, “One thing I have asked from Jehovah; / That do I seek: / To dwell in the house of Jehovah / All the days of my life, / To behold the beauty of Jehovah” (v. 4). David was eager to contact and absorb God daily and hourly. David contacted and absorbed God by beholding Him. When he contacted
God, he was enlightened within, and when he absorbed God, he received salvation within. David obtained God as his light and salvation by beholding God.

While we look to God, we may sigh and confess that we are incompetent, weak, unable to rise, unpresentable, and thirsty and that we lack words for the gospel and are not inclined to fellowship with the saints...No matter what our inner condition is, we should bring it to God. There is a hymn that says, “Just as I am” (Hymns, #1048)...We should come to God just as we are without trying to improve or change our condition. Our attitude when we come to God should be to come just as we are.

To pray is to come to God just as we are. The closer we are to our true condition, the better. We do not need to wait for anything, change anything, or prepare anything. Even if we are weak, confused, sad, and speechless, we can still come to God.

A believer needs to learn to spend a considerable amount of time in God’s presence daily. It is preferable to spend half an hour to one hour, although we should not make rules, because rule-making is futile...We have to spend time daily in God’s presence.

f we would contact God, wait on Him, linger in His presence, behold Him, and absorb Him daily, He will cause our condition to change. We do not need to ask Him for many things, such as power, strength, victory, zeal, or the ability to rise up. We only need to touch Him every day, and after some time He will become our everything...If we need
light, He will be our light. If we need power, He will be our power...He is whatever we need.

When we pray, we should behold His glorious face and linger in His presence to worship, praise, give thanks to Him, and muse upon Him. We should think of His works and His person and not look at our condition or our environment. By looking to God, waiting on Him, and musing upon Him, we can absorb Him into us. (CWWL, 1956, vol. 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” pp. 222-227)

Further Reading: CWWL, 1956, vol. 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” chs. 1-4; Life-study of Colossians, msgs. 44, 52-53, 56-57

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 3— DAG 4 ››

Ochtendvoeding

Rom. 8:4 opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de geest.

Kolossenzen 4:2 Volhard in het gebed en waak daarin met dankzegging.

Psa. 27:1 Maryah is mijn licht en mijn redding; wie zal ik vrezen?...

We mogen genieten van de wonderbaarlijke wet van de Geest van het leven, dezelfde wet die de Drie-enige God is die in ons is verwerkt en uitgedeeld en die nu in ons woont... De manier om met deze wet samen te werken is door in de geest te wandelen en wees gewoon in de geest.

In de geest zijn is de goddelijke elektriciteit aanzetten. Door in de geest te blijven houden we de schakelaar aan... Dit is de manier om samen te werken met de verwerkte Drie-enige God die de wet is die in ons werkt. (Levensstudie van Romeinen, p. 701)

Lezing van vandaag

Bidden is God opnemen; gebed zorgt ervoor dat de mens God verkrijgt. God is werkelijkheid; daarom is Hij bereikbaar en verkrijgbaar ... Gebed is contact opnemen met God en Hem verkrijgen.

Ons genot van Gods redding hangt af van onze opname van God... [Psalm 27:1] zegt niet dat God op ons schijnt maar dat Hij ons licht is, noch zegt het dat God ons redt maar dat Hij onze redding is. Er zijn hier twee verschillende verklaringen. Door op ons te schijnen en ons te redden, bereikt God iets voor ons. Maar door ons licht en onze redding te zijn, is God Zelf wat we nodig hebben... Zonder God hebben we noch licht noch redding.

David ontving openbaring uit zijn ervaring om te zien dat God zijn licht en zijn redding was. Op basis hiervan zei hij: „Eén ding heb ik van Jehovah gevraagd; / Dat zoek ik: / In het huis van Jehovah wonen / Alle dagen van mijn leven, / De schoonheid van Jehovah aanschouwen” (v. 4). David stond te popelen om dagelijks en elk uur in contact te komen met God en God in zich op te nemen. David maakte contact met en nam God in zich op door Hem te aanschouwen. Toen hij contact opnam
God, hij was van binnen verlicht, en toen hij God in zich opnam, ontving hij innerlijke redding. David verkreeg God als zijn licht en redding door God te aanschouwen.

Terwijl we naar God kijken, kunnen we zuchten en belijden dat we onbekwaam, zwak, niet in staat zijn om op te staan, niet representatief en dorstig zijn en dat het ons aan woorden ontbreekt voor het evangelie en niet geneigd zijn om gemeenschap te hebben met de heiligen... Ongeacht wat onze innerlijke voorwaarde is dat we het bij God moeten brengen. Er is een hymne die zegt: "Net zoals ik ben" (Hymns, #1048)... We moeten tot God komen zoals we zijn, zonder te proberen onze toestand te verbeteren of te veranderen. Onze houding als we tot God komen, zou moeten zijn om te komen zoals we zijn.

Bidden is tot God komen zoals we zijn. Hoe dichter we bij onze ware toestand zijn, hoe beter. We hoeven nergens op te wachten, niets te veranderen of iets voor te bereiden. Zelfs als we zwak, verward, verdrietig en sprakeloos zijn, kunnen we toch tot God komen.

Een gelovige moet leren dagelijks een aanzienlijke hoeveelheid tijd in Gods aanwezigheid door te brengen. Het verdient de voorkeur om een half uur tot een uur door te brengen, hoewel we geen regels moeten maken, omdat het maken van regels zinloos is... We moeten dagelijks tijd besteden
in Gods aanwezigheid.

Als we contact met God zouden opnemen, op Hem zouden wachten, in Zijn aanwezigheid zouden vertoeven, Hem zouden aanschouwen en Hem dagelijks zouden opnemen, zal Hij ervoor zorgen dat onze toestand verandert. We hoeven Hem niet om veel dingen te vragen, zoals macht, kracht, overwinning, ijver of het vermogen om op te staan. We hoeven Hem alleen maar elke dag aan te raken, en na enige tijd zal Hij ons alles worden... Als we dat nodig hebben
licht, Hij zal ons licht zijn. Als we kracht nodig hebben, zal Hij onze kracht zijn... Hij is alles wat we nodig hebben.

Als we bidden, moeten we Zijn glorieuze gezicht aanschouwen en in Zijn aanwezigheid vertoeven om Hem te aanbidden, te loven, te danken en over Hem te mijmeren. We moeten denken aan Zijn werken en
Zijn persoon en niet kijken naar onze toestand of onze omgeving. Door naar God te kijken, op Hem te wachten en over Hem te mijmeren, kunnen we Hem in ons opnemen. (CWWL, 1956, deel 3, "De betekenis en het doel van gebed", pp. 222-227)

Verder lezen: CWWL, 1956, vol. 3, ‘De betekenis en het doel van het gebed’, hfdst. 1-4; Levensstudie van Kolossenzen, msgs. 44, 52-53, 56-57

《 HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL WEEK 3 DAY 3 》

Morning Nourishment

Gen. 17:1 ...When Abram was ninety-nine years old, Jehovah appeared to Abram and said to him, I am the All-sufficient God; walk before Me, and be perfect.

2 Cor. 12:9 ...My grace is sufficient for you, for My power is perfected in weakness. Most gladly therefore I will rather boast in my weaknesses that the power of Christ might tabernacle over me.

We need to learn the meaning of the title of God in Genesis 17:1, the
All-sufficient God. In Hebrew this title is El Shaddai. El means “the Strong One, the Mighty One,” and Shaddai, implying the meaning of breast, udder, means “all-sufficient”... An udder produces milk, and milk is the all-sufficient supply, having water, minerals, and many vitamins in it and containing all that we need for our daily living. So El Shaddai means the “all-sufficient Mighty One.”

When Abraham did things by his natural self, he forgot the source of
his supply. In other words, he forgot God as his all-sufficient source of
supply. Therefore, God came to Abraham and seemed to say, “...Come to this udder. The source of your supply is not your natural self, but I, the Mighty One with an udder. I am the all-sufficient One who can supply everything you need for your living and everything you need for the fulfillment of My
eternal purpose. I am the source. You are not the source. You should not live on your own or by yourself. You have to live by Me as the source of your supply.” (Life-study of Genesis, p. 630)

Today’s Reading

In Genesis 17:1 God told Abraham to walk before Him... Walking before the Lord means that we constantly enjoy Him and the supply of His udder...To walk before God does not mean that we walk before Him fearfully as before the Holy One. No, the Mighty One with the all-sufficient udder supplies all of our daily need. As we are enjoying His supply, we are walking in His presence.

God also told Abraham to be perfect... For Abraham to be imperfect... meant that he was short of God. None of us can be perfected without God...Without Him we are always lacking something. Regardless of how
perfect we may be in ourselves, we are still short of God and need to be perfected by and with God. If your home life is without God, your home life is not perfect. If God is not in your married life, your married life is imperfect. There is no perfection without God. Suppose your hand had only four fingers. Although it might be a good hand, since it did not have the thumb, it would not be perfect...To be perfect means that we need God to be added to us. To walk before God means to enjoy Him, and to be perfected means to have God added to us.

Since [God] is the all-sufficient Mighty One, there is no reason or
excuse for us to be imperfect. Whatever we lack, God is. Do you lack strength? God is strength. Do you need energy? God is energy. God is whatever we need...There is no reason for us to be poor; we have a large deposit in the heavenly bank.

Practically speaking, to be perfect means that we do not rely upon the
strength of the flesh but trust in the all-sufficient Mighty One for our life
and work. We should not rely upon the exercise of our natural self or upon the energy of our flesh. We must always trust in God’s all-sufficiency for everything...Why do we lose our temper at certain times? Because at those times we do not trust in God. The losing of our temper should force us to learn one lesson—never to stay away from God but to trust in Him every
moment... If you forget your temper and trust in God every moment, your temper will be overcome. Every imperfection is due to one thing: that we keep ourselves away from the all-sufficient Mighty One. When we keep ourselves away from Him, we are like an electrical appliance that will not work because it is cut off from the supply of electricity. We all must learn to keep ourselves constantly in God. This is the way to be perfect. (Life-study of Genesis, pp. 631-633)

Further Reading: Life-study of Genesis, msg. 47; Life-study of Exodus, msg. 63

《 HEILIG WOORD  OCHTEND OPNIEUW WEEK 3 DAG 3 》

Ochtendvoeding

Gen. 17:1 ...Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen Jehova aan Abram en zei tegen hem: Ik ben de Algenoegzame God; wandel voor Mij en wees volmaakt.

2 Kor. 12:9 ...Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt volbracht in zwakheid. Daarom zal ik liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus over mij zou heersen.

We moeten de betekenis leren van de titel van God in Genesis 17:1, de
Algenoegzame God. In het Hebreeuws is deze titel El Shaddai. El betekent “de Sterke, de Machtige,” en Shaddai, wat de betekenis van borst, uier impliceert, betekent “algenoeg”... Een uier produceert melk, en melk is de algenoegzame voorraad, met water, mineralen , en veel vitamines erin en bevat alles wat we nodig hebben voor ons dagelijks leven. Dus El Shaddai betekent de "algenoegzame Machtige."

Toen Abraham dingen deed door zijn natuurlijke zelf, vergat hij de bron ervan
zijn voorraad. Met andere woorden, hij vergat God als zijn algenoegzame bron van
levering. Daarom kwam God naar Abraham en leek te zeggen: “...Kom naar deze uier. De bron van je voorraad is niet je natuurlijke zelf, maar ik, de Machtige met een uier. Ik ben de Algenoegzame die kan voorzien in alles wat je nodig hebt voor je levensonderhoud en alles wat je nodig hebt voor de vervulling van Mijn
eeuwig doel. Ik ben de bron. Jij bent niet de bron. Je moet niet op jezelf of alleen wonen. Je moet bij mij leven als de bron van je bevoorrading.” (Levensstudie van Genesis, p. 630)

Lezing van vandaag

In Genesis 17:1 zei God tegen Abraham dat hij voor Hem moest wandelen... Voor de Heer wandelen betekent dat we constant genieten van Hem en de toevoer van Zijn uier... Voor God wandelen betekent niet dat we angstig voor Hem wandelen zoals voor de Heilige. Nee, de Mighty One met het algenoegzame uier voorziet in al onze dagelijkse behoeften. Terwijl we genieten van Zijn voorziening, wandelen we in Zijn aanwezigheid.

God zei ook tegen Abraham dat hij volmaakt moest zijn... Dat Abraham onvolmaakt was... betekende dat hij God tekortschoot. Niemand van ons kan vervolmaakt worden zonder God...Zonder Hem ontbreekt het ons altijd aan iets. Ongeacht hoe
volmaakt kunnen we in onszelf zijn, we komen God nog steeds te kort en moeten door en met God vervolmaakt worden. Als uw gezinsleven zonder God is, is uw gezinsleven niet perfect. Als God niet in je huwelijksleven is, is je huwelijksleven onvolmaakt. Er is geen perfectie zonder God. Stel dat je hand maar vier vingers had. Hoewel het een goede hand zou kunnen zijn, omdat het geen duim had, zou het niet perfect zijn... Perfect zijn betekent dat we God nodig hebben om aan ons toegevoegd te worden. Voor God wandelen betekent van Hem genieten, en vervolmaakt zijn betekent dat God aan ons wordt toegevoegd.

Aangezien [God] de algenoegzame Machtige is, is er geen reden of
excuus voor ons om onvolmaakt te zijn. Wat ons ook ontbreekt, God is. Mist u kracht? God is kracht. Heb je energie nodig? God is energie. God is alles wat we nodig hebben... Er is geen reden voor ons om arm te zijn; we hebben een grote storting op de hemelse bank.

In de praktijk betekent perfect zijn dat we niet afhankelijk zijn van de
kracht van het vlees, maar vertrouw op de algenoegzame Machtige voor ons leven
en werk. We moeten niet vertrouwen op de oefening van ons natuurlijke zelf of op de energie van ons vlees. We moeten altijd vertrouwen op Gods algenoegzaamheid voor alles... Waarom verliezen we soms onze zelfbeheersing? Omdat we dan niet op God vertrouwen. Het verliezen van onze zelfbeheersing zou ons moeten dwingen om één les te leren: nooit bij God weg te blijven, maar altijd op Hem te vertrouwen
moment... Als je je humeur vergeet en elk moment op God vertrouwt, zal je humeur overwonnen worden. Elke onvolmaaktheid is te wijten aan één ding: dat we onszelf weghouden van de Algenoegzame Machtige. Als we onszelf bij Hem vandaan houden, zijn we als een elektrisch apparaat dat niet werkt omdat het geen stroom meer heeft. We moeten allemaal leren onszelf constant in God te houden. Dit is de manier om perfect te zijn. (Levensstudie van Genesis, pp. 631-633)

Verder lezen: Levensstudie van Genesis, msg. 47; Levensstudie van Exodus, msg. 63

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 3 — DAY 2 ››

Morning Nourishment

Rom. 8:9 But you are not in the flesh, but in the spirit, if indeed the Spirit of God dwells in you. Yet if anyone does not have the Spirit of Christ, he is not of Him.

Rom. 8:11 And if the Spirit of the One who raised Jesus from the dead dwells in you...

Romans 8 may be considered the focus of the Bible and the center of the universe. God’s intention in the universe is to work Himself into His chosen people. He created the universe for this purpose.

Romans 8, especially verses 1 through 17, is not composed with doctrinal teaching, exhortation, admonition, or instruction.

Instead, the apostle Paul wrote this portion according to revelation and experience. (CWWL, 1982, vol. 1, p. 83)

Today’s Reading

Romans 8 indicates that after the Triune God formed His eternal purpose, He accomplished and achieved everything necessary to fulfill this purpose. First, He accomplished creation, bringing all things into being so that He could have a chosen people. Eventually,

He accomplished incarnation so that He could enter into His created and chosen people. Then He passed through human living in order to experience the sufferings of human life. Afterward, He was crucified in order to accomplish an all-inclusive death, in which He took away our sins, terminated the old creation, and released the divine life.

He entered into and passed through death, came out of death, and entered into resurrection. In incarnation He became flesh, taking on a physical body for the accomplishment of redemption... After His redeeming death and life-imparting resurrection, Christ became the Spirit for giving life (1 Cor. 15:45b)

...God took two forms—first, the form of the flesh for the accomplishment of redemption, and second, the form of the Spirit for life imparting. After His resurrection Christ entered into ascension, where as a man, He was made the Lord of all, given the headship over all things, glorified, crowned, and enthroned. Moreover, He received the highest name and title. This is the processed God who has accomplished, obtained, and attained everything necessary for His purpose. As such a One, He is now in resurrection and ascension as the lifegiving Spirit in order to reach us, enter into us, indwell us, and become one with us. In Romans we see a completed God who has been fully processed. He has gone through all the procedures to accomplish everything that is needed for His economy, including becoming a man and becoming the life-giving Spirit...Romans 8 presents to us a processed, completed God. In Romans 8 the Triune God has become the Spirit. In verse 9 He is called the Spirit of God and the Spirit of Christ, and in verse 11 He is called the Spirit of the One who raised Jesus from the dead. Thus, the Spirit includes God the Father; Christ, who is God the Son; and God the Spirit. He is the triune Spirit of the Triune God. The Triune God reaches us in the form of the Spirit. As the application and reaching of the Triune God, the Spirit is the ultimate consummation of the Triune God. In Romans 8 we have an applicable and reaching Triune God, who is consummated and processed as the Spirit. This One desires to indwell us, which means that He is waiting, expecting, and working to occupy and take full possession of our entire inner being. We have a...law operating within us. It is the law of the Spirit of life, which is the riches of the indwelling Triune God. The way to enjoy all these riches is simply to walk according to the spirit (v. 4). We also need to mind the things of the Spirit and set our mind on the spirit (vv. 5-6). The things of the Spirit are the things concerning Christ. To set our mind on nothing other than the things of Christ is for our entire inner being to be fully occupied by Christ. (CWWL, 1982, vol. 1, pp. 83-85) Further Reading: CWWL, 1982, vol. 1, pp. 83-86, 267-273, 277-288; CWWL, 1990, vol. 2, “Messages to the Trainees in Fall 1990,” ch. 5

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING WEEK

3 — DAG 1 ››

Ochtendvoeding

Rom. 7:24-25 Ellendig mens die ik ben! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Gode zij dank, door Jezus Christus, onze Heer!...

Rom. 8:2 Want de wet van de Geest des levens heeft mij in Christus Jezus bevrijd van de wet van zonde en dood.

Rom. 8:9 Maar u bent niet in het vlees, maar in de geest...

In Romeinen 5 zijn we in Adam, in Romeinen 6 zijn we in Christus, in Romeinen 7 zijn we in het vlees en in Romeinen 8 zijn we in de geest. Als we in het vlees zijn, ervaren we Adam, en als we in de geest zijn, wij
Christus ervaren. De Adam in hoofdstuk 5 kan alleen in het vlees worden ervaren in hoofdstuk 7, en de Christus in hoofdstuk 6 kan alleen in de geest worden ervaren in hoofdstuk 8... Een pasgeboren kind is zeker in Adam. Maar bij dat kleine kind zie je niet de ervaring om in Adam te zijn. Hoe ouder we echter zijn, hoe meer we de ervaring hebben om in het vlees te zijn... Wat we in Adam hebben, wordt ervaren door in het vlees te zijn.
Volgens hetzelfde principe kan het feit van in Christus zijn alleen ervaren worden door in de geest te zijn. Wanneer we
wandelen naar de geest ervaren wij alle rijkdommen van Christus. De rijkdommen van Christus zijn veel groter dan die van Adam. Maar om ze te ervaren moeten we lopen
volgens de geest. (Levensstudie van Romeinen, p. 39

Lezing van vandaag

Romeinen 8 probeert mensen niet op te hitsen. Evenmin probeert het sommige teruggevallenen tot de Heer terug te brengen. Dit hoofdstuk is voor degenen die wanhopig op zoek zijn naar bevrijding. We kunnen dit zien aan het laatste deel van hoofdstuk 7. Paulus roept uit: “ellendige man die ik ben! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?” Paul is wanhopig; hij zoekt tot het uiterste. Hij heeft niets anders in zijn hart, behalve zo'n vrijheid... Hij ontdekte dat alle manieren die hij probeerde niet werkten. De wil om het goede te doen was bij hem aanwezig, maar het doen niet. Hij was wanhopig
persoon. Romeinen 8 is voor zo iemand. Het is niet voor die in hoofdstuk 1, noch voor die in hoofdstuk 2, maar wel voor die aan het einde van hoofdstuk 7 en het begin van hoofdstuk 8. Na zo'n wanhopige kreet kwam het antwoord: “Er is nu dan geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn.” Het geeft dan de reden waarom er nu geen veroordeling is in Christus Jezus: “Want de wet van de Geest des levens heeft mij in Christus Jezus bevrijd van de wet van zonde en dood.” Waarom was
is er nu geen veroordeling in Christus? Omdat de wet van de Geest des levens in Paulus was geïnstalleerd.

Nogmaals zeg ik, in hoofdstuk 8 van Romeinen is er geen opruiing en geen terugkeer. Allen die in aanmerking komen voor dit hoofdstuk moeten degenen zijn die wanhopig zijn. Nadat ze gered zijn, nadat ze de Heer hebben gezocht en nadat ze zijn verslagen op hun zoekende weg, zijn ze wanhopig... Je moet wel een wanhopige zijn. Dit hoofdstuk probeert je niet op te hitsen
omdat je geen hart hebt voor de Heer... Dit hoofdstuk geeft je een duidelijk beeld van wat je in je hebt. Omdat je zo zoekend bent, omdat je zo wanhopig bent, heb je zo'n uitzicht nodig. Je hebt geen "manier" nodig; je hebt uitzicht nodig. Je moet zien wat er met je is gedaan, wat er in je is geïnstalleerd. Je moet kijken wat je al hebt. Je hebt niet alleen een soort instructie nodig, maar je hebt een mening nodig om te zien wat je hebt.

We moeten een duidelijk beeld hebben dat... God vandaag is deze wet in ons. Zo'n God als wet werkt niet in ons en voor ons door activiteiten...Vandaag is Hij de bewerkte God als wet voor jou. Hebt u ooit een specifiek gebed gehad om Hem te bedanken dat Hij nu de wet voor u is?... Ik ben bang dat we nog steeds op de oude manier bidden en de Heer om hulp vragen in onze zwakheid. We vragen de Heer nog steeds om ons te helpen ons geduld niet te verliezen... De "elektriciteit" is geïnstalleerd, dus het is niet nodig om neer te knielen en te bidden tot de "elektriciteitscentrale" om iets voor ons te doen
ons... Realiseert u zich werkelijk dat God in u is geïnstalleerd als de wet van de Geest van het leven?... Hij werkt in ons door een wet, niet door activiteit. Wat we moeten doen is
met Hem samenwerken. (CWWL, 1980, deel 1, “Perfecting Training”, pp. 361-362, 364)

Verder lezen: CWWL, 1980, vol. 1, ‘Training perfectioneren’, hfdst. 29-40; Levensstudie van Romeinen, msgs. 13-16, 35-39, 62, 6
11:58
Gloria
Gloria Lim Polinar
‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING WEEK 3 — DAG 2 ››

Ochtendvoeding

Rom. 8:9 Maar u bent niet in het vlees, maar in de geest, als de Geest van Aloha in u woont. Maar als
iemand die de Geest van Christus niet heeft, is niet van Hem.

Rom. 8:11 En als de Geest van Degene die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont...

Romeinen 8 kan worden beschouwd als de focus van de Bijbel en het centrum van het universum. Gods bedoeling in de
universum is om Zichzelf in te werken in Zijn uitverkoren volk. Hij schiep het universum voor dit doel. Romeinen 8, vooral de verzen 1 tot en met 17, is niet samengesteld met leerstellig onderwijs, vermaning, vermaning of instructie. In plaats daarvan schreef de apostel Paulus dit gedeelte op basis van openbaring en ervaring. (CWWL, 1982, deel 1, p. 83)

Lezing van vandaag

Rom

‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL WEEK 3 — DAY 1 ››

Morning Nourishment

Rom. 7:24-25 Wretched man that I am! Who will deliver me from the body of this death? Thanks be to God, through Jesus Christ our Lord!...

Rom. 8:2 For the law of the Spirit of life has freed me in Christ Jesus from the law of sin and of death.

Rom. 8:9 But you are not in the flesh, but in the spirit...

In Romans 5 we are in Adam, in Romans 6 we are in Christ, in Romans 7 we are in the flesh, and in Romans 8 we are in the spirit. If we are in the flesh, we experience Adam, and if we are in the spirit, we
experience Christ. The Adam in chapter 5 can be experienced only in the flesh in chapter 7, and the Christ in chapter 6 can be experienced only in the spirit in chapter 8...A newborn child certainly is in Adam. But with that little child you do not see the experience of being in Adam. However, the older we are, the more we have the experience of being in the flesh...What we have in Adam is experienced by being in the flesh.
In the same principle, the fact of being in Christ can be experienced only by being in the spirit. When we
walk according to the spirit, we experience all the riches of Christ. The riches of Christ are far greater than those of Adam. But to experience them we must walk
according to the spirit. (Life-study of Romans, p. 39

Today’s Reading

Romans 8 is not trying to stir people up. Nor is it trying to bring some backsliders back to the Lord. This chapter is for those who are desperate to be freed. We can see this by the last part of chapter 7. Paul cries, “Wretched man that I am! Who will deliver me from the body of this death?” Paul is desperate; he is seeking to the uttermost. He has nothing else in his heart, except such a freedom... He found out that all the ways he tried did not work. To will to do good was present with him, but to do it was not. He was a desperate
person. Romans 8 is for such a person. It is not for the one in chapter 1, nor for the one in chapter 2, but it is for the one at the end of chapter 7 and the beginning of chapter 8. After such a desperate cry the answer came: “There is now then no condemnation to those who are in Christ Jesus.” It then gives the reason why there is now no condemnation in Christ Jesus: “For the law of the Spirit of life has freed me in Christ Jesus from the law of sin and of death.” Why was
there now no condemnation in Christ? Because the law of the Spirit of life had been installed into Paul.

Again I say, in chapter 8 of Romans there is no stirring up and no bringing back. All those who are qualified for this chapter must be the ones who are desperate. After being saved, after seeking the Lord, and after being defeated along the seeking way, they are desperate... You must be a desperate one. This chapter does not try to stir you up
because you do not have a heart toward the Lord...This chapter gives you a clear view of what you have within you. Because you are so seeking, because you are so desperate, you need such a view. You do not need a “way”; you need a view. You need to see what has been done with you, what has been installed into you. You need to see what you have already. You do not need just a kind of instruction, but you need a view to see what you have.

We must have a clear view that... God today is this law within us. Such a God as a law does not work in us and for us by activities...Today He is the processed God as a law to you. Have you ever had a specific prayer to thank Him that He is now the law to you?...I am afraid we still pray in the old way, asking the Lord for His help in our weakness. We still ask the Lord to help us not to lose our temper...The “electricity” has been installed, so there is no need to kneel down and pray to the “power plant” to do something for
us...Do you really realize that God has been installed into you as the law of the Spirit of life?...He is working within us by a law, not by activity. What we need to do is to
cooperate with Him. (CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” pp. 361-362, 364)

Further Reading: CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” chs. 29-40; Life-study of Romans, msgs. 13-16, 35-39, 62, 6
11:58
Gloria
Gloria Lim Polinar
‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL WEEK 3 — DAY 2 ››

Morning Nourishment

Rom. 8:9 But you are not in the flesh, but in the spirit, if indeed the Spirit of God dwells in you. Yet if
anyone does not have the Spirit of Christ, he is not of Him.

Rom. 8:11 And if the Spirit of the One who raised Jesus from the dead dwells in you...

Romans 8 may be considered the focus of the Bible and the center of the universe. God’s intention in the
universe is to work Himself into His chosen people. He created the universe for this purpose. Romans 8, especially verses 1 through 17, is not composed with doctrinal teaching, exhortation, admonition, or instruction. Instead, the apostle Paul wrote this portion according to revelation and experience. (CWWL, 1982, vol. 1, p. 83)

Today’s Reading

Rom

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 3 — DAG 1 ››

Ochtendvoeding

Rom. 7:24-25 Ellendig mens die ik ben! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Gode zij dank, door Jezus Christus, onze Heer!...

Rom. 8:2 Want de wet van de Geest des levens heeft mij in Christus Jezus bevrijd van de wet van zonde en dood.

Rom. 8:9 Maar u bent niet in het vlees, maar in de geest...

In Romeinen 5 zijn we in Adam, in Romeinen 6 zijn we in Christus, in Romeinen 7 zijn we in het vlees en in Romeinen 8 zijn we in de geest. Als we in het vlees zijn, ervaren we Adam, en als we in de geest zijn, wij
Christus ervaren. De Adam in hoofdstuk 5 kan alleen in het vlees worden ervaren in hoofdstuk 7, en de Christus in hoofdstuk 6 kan alleen in de geest worden ervaren in hoofdstuk 8... Een pasgeboren kind is zeker in Adam. Maar bij dat kleine kind zie je niet de ervaring om in Adam te zijn. Hoe ouder we echter zijn, hoe meer we de ervaring hebben om in het vlees te zijn... Wat we in Adam hebben, wordt ervaren door in het vlees te zijn.
Volgens hetzelfde principe kan het feit van in Christus zijn alleen ervaren worden door in de geest te zijn. Wanneer we
wandelen naar de geest ervaren wij alle rijkdommen van Christus. De rijkdommen van Christus zijn veel groter dan die van Adam. Maar om ze te ervaren moeten we lopen
volgens de geest. (Levensstudie van Romeinen, p. 39

Lezing van vandaag

Romeinen 8 probeert mensen niet op te hitsen. Evenmin probeert het sommige teruggevallenen tot de Heer terug te brengen. Dit hoofdstuk is voor degenen die wanhopig op zoek zijn naar bevrijding. We kunnen dit zien aan het laatste deel van hoofdstuk 7. Paulus roept uit: “ellendige man die ik ben! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?” Paul is wanhopig; hij zoekt tot het uiterste. Hij heeft niets anders in zijn hart, behalve zo'n vrijheid... Hij ontdekte dat alle manieren die hij probeerde niet werkten. De wil om het goede te doen was bij hem aanwezig, maar het doen niet. Hij was wanhopig
persoon. Romeinen 8 is voor zo iemand. Het is niet voor die in hoofdstuk 1, noch voor die in hoofdstuk 2, maar wel voor die aan het einde van hoofdstuk 7 en het begin van hoofdstuk 8. Na zo'n wanhopige kreet kwam het antwoord: “Er is nu dan geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn.” Het geeft dan de reden waarom er nu geen veroordeling is in Christus Jezus: “Want de wet van de Geest des levens heeft mij in Christus Jezus bevrijd van de wet van zonde en dood.” Waarom was
is er nu geen veroordeling in Christus? Omdat de wet van de Geest des levens in Paulus was geïnstalleerd.

Nogmaals zeg ik, in hoofdstuk 8 van Romeinen is er geen opruiing en geen terugkeer. Allen die in aanmerking komen voor dit hoofdstuk moeten degenen zijn die wanhopig zijn. Nadat ze gered zijn, nadat ze de Heer hebben gezocht en nadat ze zijn verslagen op hun zoekende weg, zijn ze wanhopig... Je moet wel een wanhopige zijn. Dit hoofdstuk probeert je niet op te hitsen
omdat je geen hart hebt voor de Heer... Dit hoofdstuk geeft je een duidelijk beeld van wat je in je hebt. Omdat je zo zoekend bent, omdat je zo wanhopig bent, heb je zo'n uitzicht nodig. Je hebt geen "manier" nodig; je hebt uitzicht nodig. Je moet zien wat er met je is gedaan, wat er in je is geïnstalleerd. Je moet kijken wat je al hebt. Je hebt niet alleen een soort instructie nodig, maar je hebt een mening nodig om te zien wat je hebt.

We moeten een duidelijk beeld hebben dat... God vandaag is deze wet in ons. Zo'n God als wet werkt niet in ons en voor ons door activiteiten...Vandaag is Hij de bewerkte God als wet voor jou. Hebt u ooit een specifiek gebed gehad om Hem te bedanken dat Hij nu de wet voor u is?... Ik ben bang dat we nog steeds op de oude manier bidden en de Heer om hulp vragen in onze zwakheid. We vragen de Heer nog steeds om ons te helpen ons geduld niet te verliezen... De "elektriciteit" is geïnstalleerd, dus het is niet nodig om neer te knielen en te bidden tot de "elektriciteitscentrale" om iets voor ons te doen
ons... Realiseert u zich werkelijk dat God in u is geïnstalleerd als de wet van de Geest van het leven?... Hij werkt in ons door een wet, niet door activiteit. Wat we moeten doen is
met Hem samenwerken. (CWWL, 1980, deel 1, “Perfecting Training”, pp. 361-362, 364)

Verder lezen: CWWL, 1980, vol. 1, ‘Training perfectioneren’, hfdst. 29-40; Levensstudie van Romeinen, msgs. 13-16, 35-39, 62, 6
11:58
Gloria
Gloria Lim Polinar
‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING WEEK 3 — DAG 2 ››

Ochtendvoeding

Rom. 8:9 Maar u bent niet in het vlees, maar in de geest, als de Geest van Aloha in u woont. Maar als
iemand die de Geest van Christus niet heeft, is niet van Hem.

Rom. 8:11 En als de Geest van Degene die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont...

Romeinen 8 kan worden beschouwd als de focus van de Bijbel en het centrum van het universum. Gods bedoeling in de
universum is om Zichzelf in te werken in Zijn uitverkoren volk. Hij schiep het universum voor dit doel. Romeinen 8, vooral de verzen 1 tot en met 17, is niet samengesteld met leerstellig onderwijs, vermaning, vermaning of instructie. In plaats daarvan schreef de apostel Paulus dit gedeelte op basis van openbaring en ervaring. (CWWL, 1982, deel 1, p. 83)

Lezing van vandaag

Rom

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 3 — DAY 1 ››

Morning Nourishment

Rom. 7:24-25 Wretched man that I am! Who will deliver me from the body of this death? Thanks be to God, through Jesus Christ our Lord!...

Rom. 8:2 For the law of the Spirit of life has freed me in Christ Jesus from the law of sin and of death.

Rom. 8:9 But you are not in the flesh, but in the spirit...

In Romans 5 we are in Adam, in Romans 6 we are in Christ, in Romans 7 we are in the flesh, and in Romans 8 we are in the spirit. If we are in the flesh, we experience Adam, and if we are in the spirit, we
experience Christ. The Adam in chapter 5 can be experienced only in the flesh in chapter 7, and the Christ in chapter 6 can be experienced only in the spirit in chapter 8...A newborn child certainly is in Adam. But with that little child you do not see the experience of being in Adam. However, the older we are, the more we have the experience of being in the flesh...What we have in Adam is experienced by being in the flesh.
In the same principle, the fact of being in Christ can be experienced only by being in the spirit. When we
walk according to the spirit, we experience all the riches of Christ. The riches of Christ are far greater than those of Adam. But to experience them we must walk
according to the spirit. (Life-study of Romans, p. 39

Today’s Reading

Romans 8 is not trying to stir people up. Nor is it trying to bring some backsliders back to the Lord. This chapter is for those who are desperate to be freed. We can see this by the last part of chapter 7. Paul cries, “Wretched man that I am! Who will deliver me from the body of this death?” Paul is desperate; he is seeking to the uttermost. He has nothing else in his heart, except such a freedom... He found out that all the ways he tried did not work. To will to do good was present with him, but to do it was not. He was a desperate
person. Romans 8 is for such a person. It is not for the one in chapter 1, nor for the one in chapter 2, but it is for the one at the end of chapter 7 and the beginning of chapter 8. After such a desperate cry the answer came: “There is now then no condemnation to those who are in Christ Jesus.” It then gives the reason why there is now no condemnation in Christ Jesus: “For the law of the Spirit of life has freed me in Christ Jesus from the law of sin and of death.” Why was
there now no condemnation in Christ? Because the law of the Spirit of life had been installed into Paul.

Again I say, in chapter 8 of Romans there is no stirring up and no bringing back. All those who are qualified for this chapter must be the ones who are desperate. After being saved, after seeking the Lord, and after being defeated along the seeking way, they are desperate... You must be a desperate one. This chapter does not try to stir you up
because you do not have a heart toward the Lord...This chapter gives you a clear view of what you have within you. Because you are so seeking, because you are so desperate, you need such a view. You do not need a “way”; you need a view. You need to see what has been done with you, what has been installed into you. You need to see what you have already. You do not need just a kind of instruction, but you need a view to see what you have.

We must have a clear view that... God today is this law within us. Such a God as a law does not work in us and for us by activities...Today He is the processed God as a law to you. Have you ever had a specific prayer to thank Him that He is now the law to you?...I am afraid we still pray in the old way, asking the Lord for His help in our weakness. We still ask the Lord to help us not to lose our temper...The “electricity” has been installed, so there is no need to kneel down and pray to the “power plant” to do something for
us...Do you really realize that God has been installed into you as the law of the Spirit of life?...He is working within us by a law, not by activity. What we need to do is to
cooperate with Him. (CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” pp. 361-362, 364)

Further Reading: CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” chs. 29-40; Life-study of Romans, msgs. 13-16, 35-39, 62, 6

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 3 — DAG 1 ››

Ochtendvoeding

Rom. 7:24-25 Ellendig mens die ik ben! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Gode zij dank, door Jezus Christus, onze Heer!...

Rom. 8:2 Want de wet van de Geest des levens heeft mij in Christus Jezus bevrijd van de wet van zonde en dood.

Rom. 8:9 Maar u bent niet in het vlees, maar in de geest...

In Romeinen 5 zijn we in Adam, in Romeinen 6 zijn we in Christus, in Romeinen 7 zijn we in het vlees en in Romeinen 8 zijn we in de geest. Als we in het vlees zijn, ervaren we Adam, en als we in de geest zijn, wij
Christus ervaren. De Adam in hoofdstuk 5 kan alleen in het vlees worden ervaren in hoofdstuk 7, en de Christus in hoofdstuk 6 kan alleen in de geest worden ervaren in hoofdstuk 8... Een pasgeboren kind is zeker in Adam. Maar bij dat kleine kind zie je niet de ervaring om in Adam te zijn. Hoe ouder we echter zijn, hoe meer we de ervaring hebben om in het vlees te zijn... Wat we in Adam hebben, wordt ervaren door in het vlees te zijn.
Volgens hetzelfde principe kan het feit van in Christus zijn alleen ervaren worden door in de geest te zijn. Wanneer we
wandelen naar de geest ervaren wij alle rijkdommen van Christus. De rijkdommen van Christus zijn veel groter dan die van Adam. Maar om ze te ervaren moeten we lopen
volgens de geest. (Levensstudie van Romeinen, p. 39

Lezing van vandaag

Romeinen 8 probeert mensen niet op te hitsen. Evenmin probeert het sommige teruggevallenen tot de Heer terug te brengen. Dit hoofdstuk is voor degenen die wanhopig op zoek zijn naar bevrijding. We kunnen dit zien aan het laatste deel van hoofdstuk 7. Paulus roept uit: “ellendige man die ik ben! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?” Paul is wanhopig; hij zoekt tot het uiterste. Hij heeft niets anders in zijn hart, behalve zo'n vrijheid... Hij ontdekte dat alle manieren die hij probeerde niet werkten. De wil om het goede te doen was bij hem aanwezig, maar het doen niet. Hij was wanhopig
persoon. Romeinen 8 is voor zo iemand. Het is niet voor die in hoofdstuk 1, noch voor die in hoofdstuk 2, maar wel voor die aan het einde van hoofdstuk 7 en het begin van hoofdstuk 8. Na zo'n wanhopige kreet kwam het antwoord: “Er is nu dan geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn.” Het geeft dan de reden waarom er nu geen veroordeling is in Christus Jezus: “Want de wet van de Geest des levens heeft mij in Christus Jezus bevrijd van de wet van zonde en dood.” Waarom was
is er nu geen veroordeling in Christus? Omdat de wet van de Geest des levens in Paulus was geïnstalleerd.

Nogmaals zeg ik, in hoofdstuk 8 van Romeinen is er geen opruiing en geen terugkeer. Allen die in aanmerking komen voor dit hoofdstuk moeten degenen zijn die wanhopig zijn. Nadat ze gered zijn, nadat ze de Heer hebben gezocht en nadat ze zijn verslagen op hun zoekende weg, zijn ze wanhopig... Je moet wel een wanhopige zijn. Dit hoofdstuk probeert je niet op te hitsen
omdat je geen hart hebt voor de Heer... Dit hoofdstuk geeft je een duidelijk beeld van wat je in je hebt. Omdat je zo zoekend bent, omdat je zo wanhopig bent, heb je zo'n uitzicht nodig. Je hebt geen "manier" nodig; je hebt uitzicht nodig. Je moet zien wat er met je is gedaan, wat er in je is geïnstalleerd. Je moet kijken wat je al hebt. Je hebt niet alleen een soort instructie nodig, maar je hebt een mening nodig om te zien wat je hebt.

We moeten een duidelijk beeld hebben dat... God vandaag is deze wet in ons. Zo'n God als wet werkt niet in ons en voor ons door activiteiten...Vandaag is Hij de bewerkte God als wet voor jou. Hebt u ooit een specifiek gebed gehad om Hem te bedanken dat Hij nu de wet voor u is?... Ik ben bang dat we nog steeds op de oude manier bidden en de Heer om hulp vragen in onze zwakheid. We vragen de Heer nog steeds om ons te helpen ons geduld niet te verliezen... De "elektriciteit" is geïnstalleerd, dus het is niet nodig om neer te knielen en te bidden tot de "elektriciteitscentrale" om iets voor ons te doen
ons... Realiseert u zich werkelijk dat God in u is geïnstalleerd als de wet van de Geest van het leven?... Hij werkt in ons door een wet, niet door activiteit. Wat we moeten doen is
met Hem samenwerken. (CWWL, 1980, deel 1, “Perfecting Training”, pp. 361-362, 364)

Verder lezen: CWWL, 1980, vol. 1, ‘Training perfectioneren’, hfdst. 29-40; Levensstudie van Romeinen, msgs. 13-16, 35-39, 62, 6

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 2 — DAY 6 ››
Morning Nourishment

Eph. 4:15-16 But holding to truth in love, we may grow up into Him..., who is the Head, Christ, out from whom all the Body, being joined together and being knit together through every joint of the rich supply and through the operation in the measure of each one part, causes the growth of the Body unto the building up of itself in love.

Almost all the teaching and edification given in Christianity is for the individual...But the whole Bible shows us that our spirituality should not be only individualistic. All our spirituality must be for the
building. Some of the brothers in the church are carpenters who have helped to build houses and buildings. They know that each individual piece of material is not for itself; every piece is for the corporate building. I never heard anything in Christianity about the corporate building...For more than three years, from 1939 to 1942, [Watchman Nee] spoke all the time on the matter of building. At that time the Lord opened up to us the first two chapters and the last two chapters of the Bible. The building in the Bible became so clear to us. But today a message is rarely heard in Christianity about our need to be built up into a corporate Body. May the Lord grant us doves’ eyes so that we will have spiritual perception to see that spirituality is not merely for individuals. Spirituality is for the building up of the corporate city. (CWWL, 1972, vol. 1, “Life and Building as Portrayed in the Song of Songs,” pp. 285-28

Today’s Reading

Song of Songs 6:4-13 speaks of a life within the veil. The intrinsic significance of this section is that a loving pursuer of Christ needs to experience His ascension by living in the heavenly Holy of Holies within the veil through the cross after she has experienced His resurrection.

[In verse 4] her Beloved, treasuring her as His love, praises her that she is beautiful as the heavenly sanctuary (Tirzah—1 Kings 14:17) and lovely as the heavenly Jerusalem (Gal. 4:26; Heb. 12:22), indicating that she lives in the Holy of Holies within the veil, experiencing the ascension of Christ through the cross after her experience of His resurrection.

Previously the lover was likened to a mare, a horse among Pharaoh’s chariots, a rose in Sharon, a lily in the valleys and among thorns, a dove, a pillar of smoke, a bed, a palanquin, a garden, and a fountain with a spring, but now she is likened to the heavenly dwelling of God and the heavenly Jerusalem, indicating her maturity in life for God’s building.

For the building of the Body of Christ, we need the maturity of life. Ephesians 4:12-16, which speaks of the building up of the Body, tells us that we need growth to reach maturity so that the Body of Christ can be built up...The building up of the Body has nothing to do with our ability to organize, manage, and arrange things. The Body of Christ is an organism, not an organization. The building up of this organism depends on growth and the maturity in life. The building of the Body is organic.

To build up the Body organically, we need to mature. This is the reason that we are now stressing the building up of the Body much more than the building up of the church.
First Timothy is a book on the church as the house of God (3:15). There is nothing in this book on the building of the Body of Christ. First Timothy 3 speaks of the arrangement of elders and deacons in their service, but Ephesians does not speak of elders and deacons. Instead, it speaks of members
growing. First, we need to grow, and then we can perfect others. This perfecting is according to 2 Corinthians 13, in which Christ is living and growing in us (v. 5) and we are enjoying the Triune God in the Father’s love, the Son’s grace, and the Spirit’s fellowship (v. 14). This is the building up of the Body, not the building up of the church as a kind of organization. This building, for which we need the
maturity in life, is unique. It is the organic Body of Christ, which will consummate the organic New Jerusalem in the new heaven and new earth. (Life-study of Song of Songs, pp. 47, 50-51)

Further Reading: CWWL, 1972, vol. 1, “Life and Building as Portrayed in the Song of Songs,” chs. 1-16

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 2 — DAG 6 ››
Ochtendvoeding

Ef. 4:15-16 Maar als we in liefde vasthouden aan de waarheid, mogen we opgroeien in Hem..., die het Hoofd is, Christus, uit wie het hele lichaam is samengevoegd en samengevoegd door elk gewricht van de rijke voorraad. en door de werking in de mate van elk deel, veroorzaakt het de groei van het lichaam tot de opbouw van zichzelf in liefde.

Bijna al het onderwijs en de opbouw die in het christendom wordt gegeven, is voor het individu... Maar de hele Bijbel laat ons zien dat onze spiritualiteit niet alleen individualistisch moet zijn. Al onze spiritualiteit moet voor de zijn
gebouw. Sommige broeders in de kerk zijn timmerlieden die hebben geholpen bij het bouwen van huizen en gebouwen. Ze weten dat elk afzonderlijk stuk materiaal niet voor zichzelf is; elk stuk is voor het bedrijfsgebouw. Ik heb in het christendom nooit iets gehoord over het bouwen van een bedrijf ... Meer dan drie jaar lang, van 1939 tot 1942, sprak [Watchman Nee] de hele tijd over de kwestie van bouwen. Op dat moment opende de Heer voor ons de eerste twee hoofdstukken en de laatste twee hoofdstukken van de Bijbel. Het gebouw in de Bijbel werd ons zo duidelijk. Maar tegenwoordig wordt er zelden een boodschap gehoord in het christendom over onze noodzaak om te worden opgebouwd tot een gemeenschappelijk Lichaam. Moge de Heer ons duivenogen schenken zodat we een geestelijk inzicht hebben om te zien dat spiritualiteit niet alleen voor individuen is. Spiritualiteit is voor de opbouw van de corporate city. (CWWL, 1972, deel 1, "Leven en bouwen zoals afgebeeld in het Hooglied", pp. 285-28

Lezing van vandaag

Hooglied 6:4-13 spreekt van een leven binnen de sluier. De intrinsieke betekenis van dit gedeelte is dat een liefdevolle achtervolger van Christus Zijn hemelvaart moet ervaren door in het hemelse Heilige der Heiligen binnen de sluier door het kruis te leven nadat zij Zijn opstanding heeft ervaren.

[In vers 4] haar Geliefde, die haar koestert als Zijn liefde, prijst haar dat ze mooi is als het hemelse heiligdom (Tirzah—1 Koningen 14:17) en lieflijk als het hemelse Jeruzalem (Gal. 4:26; Hebr. 12: 22), wat aangeeft dat ze in het Heilige der Heiligen binnen het voorhangsel leeft en de hemelvaart van Christus door het kruis ervaart na haar ervaring van Zijn opstanding.

Vroeger werd de minnaar vergeleken met een merrie, een paard tussen de strijdwagens van de farao, een roos in Sharon, een lelie in de valleien en tussen de doornen, een duif, een rookkolom, een bed, een draagstoel, een tuin en een fontein met een bron, maar nu wordt ze vergeleken met de hemelse woning van God en het hemelse Jeruzalem, wat duidt op haar volwassenheid in het leven voor Gods opbouw.

Voor de opbouw van het Lichaam van Christus hebben we de volwassenheid van het leven nodig. Efeziërs 4:12-16, dat spreekt over de opbouw van het Lichaam, vertelt ons dat we groei nodig hebben om volwassen te worden, zodat het Lichaam van Christus kan worden opgebouwd... De opbouw van het Lichaam heeft niets te maken met ons vermogen om dingen te organiseren, te beheren en te regelen. Het Lichaam van Christus is een organisme, geen organisatie. De opbouw van dit organisme is afhankelijk van groei en volwassenheid in het leven. De opbouw van het Lichaam is organisch.

Om het lichaam organisch op te bouwen, moeten we volwassen worden. Dit is de reden dat we nu veel meer de nadruk leggen op de opbouw van het Lichaam dan op de opbouw van de kerk.
1 Timoteüs is een boek over de kerk als het huis van God (3:15). Er staat niets in dit boek over de opbouw van het Lichaam van Christus. Eerste Timoteüs 3 spreekt over de regeling van ouderlingen en diakenen in hun dienst, maar Efeziërs spreekt niet over ouderlingen en diakenen. In plaats daarvan spreekt het van leden
groeiend. Eerst moeten we groeien, en dan kunnen we anderen vervolmaken. Deze vervolmaking is volgens 2 Korintiërs 13, waarin Christus in ons leeft en groeit (v. 5) en wij genieten van de Drie-enige God in de liefde van de Vader, de genade van de Zoon en de gemeenschap van de Geest (v. 14). Dit is de opbouw van het Lichaam, niet de opbouw van de gemeente als een soort organisatie. Dit gebouw, waarvoor we de
volwassenheid in het leven, is uniek. Het is het organische Lichaam van Christus, dat het organische Nieuwe Jeruzalem zal voltooien in de nieuwe hemel en nieuwe aarde. (Levensstudie van Hooglied, pp. 47, 50-51)

Verder lezen: CWWL, 1972, vol. 1, "Leven en bouwen zoals uitgebeeld in het Hooglied", chs. 1-16

‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 2 — DAY 5 ››
Morning Nourishment

S.S. 6:4 You are as beautiful, my love, as Tirzah, as lovely as Jerusalem, as terrible as an army with banners.

1 Cor. 3:9 ...You are God’s cultivated land, God’s building.

After reaching the point where she is called to live in ascension, the seeker of Christ has reached her highest attainment. In her attainment she becomes four wonderful things as the consummation of her transformation: a garden, a sanctuary, the heavenly bodies, and a terrible army with the overcomer, the Shulammite, who is the reproduction of Christ, as the leader. Her becoming a garden is not as high or as deep as her becoming a sanctuary with a safeguard, that is, the holy city, Jerusalem. She becomes such a building, which is God’s dwelling place with a city surrounding it to be its safeguard.

Tirzah eventually had a black background because at the division of the kingdom it became the capital city for the kings of Israel, the place of the king’s palace (1 Kings 14:17; 15:21, 33; 16:6, 8-9, 15, 17). But Song of Songs mentions Tirzah in a positive sense as being
noted for its beauty [6:4]...Although Tirzah had a black background when the kingdom was divided, the seeker is praised for being as lovely as Tirzah, in a positive sense. (CWWL, 1994-1997, vol. 3, “Crystallization-study of Song of Songs,” p. 333)

Today’s Reading

Through her living in Christ’s ascension as the new creation in resurrection, the lover of Christ becomes mature in the riches of the life of Christ so that she becomes not only a garden to Christ but also the sanctuary of God, signified by Tirzah, and its safeguard, signified by Jerusalem. To be mature in the life of Christ is a great thing. The seeker is likened to two buildings. One is the palace of the king. The other is the city surrounding the palace as its safeguard.

A garden is just a visiting place for the king, but it is not the dwelling place where the king lives or the city that safeguards the king’s palace. To be a garden is very good, but it is not sufficient. We have to reach the highest peak, the building of God.

To become a garden to Christ is to be flourishing in the element of Christ’s life with its unsearchable riches; to become the sanctuary of God is to be built up (related to the building of the Body of Christ) in the growth with the life of Christ with its unsearchable riches (Eph. 4:15-16). In the Old Testament the building of God is typified by Tirzah and Jerusalem; in the New Testament this building is the organic Body of Christ. The organic Body of Christ is also Christ’s wife (5:25-32). Furthermore, the organic Body of Christ consummates, completes, the building of the New Jerusalem.

The Bible’s divine revelation is very consistent. It begins with the creation of man with a spirit, with the tree of life (Gen. 2:7, 9), and with a garden that has a flow of water with three precious materials...(vv. 10-12). Eventually, a woman comes out of Adam, built to be his counterpart, his wife (v. 22). This woman is also the body of Adam.

According to God’s design in the Old Testament, the city of Jerusalem was built first, and then, under Solomon, the temple and the palace were built (1 Kings 6:1—7:1). The palace was the king’s dwelling, and the temple was God’s dwelling. In the Old Testament the palace and the temple were separate. Solomon as the king dwelt in the palace, and God dwelt in the temple. But we have to realize that Solomon’s writing is eternal. In the eternal view the palace should not be separated from the temple, because both are God’s dwelling. According to the reality and the fulfillment of the types in the New Testament, the palace and temple become one because God is the unique Dweller. God dwells in the temple, and as the ruling One, the great King, God resides in the palace. Tirzah is used here for God’s palace. (CWWL, 1994-1997, vol. 3, “Crystallization-study of Song of Songs,” pp. 333-334, 340)

Further Reading: CWWN, vol. 23, “ Song of Songs,” Introduction and sections 1-6 14:27

‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 2 — DAG 5 ››
Ochtendvoeding

S.S. 6:4 Je bent zo mooi, mijn liefste, als Tirzah, zo lieflijk als Jeruzalem, zo verschrikkelijk als een leger met vaandels.

1 Kor. 3:9 ...U bent Gods gecultiveerde land, Gods gebouw.

Na het punt te hebben bereikt waarop ze geroepen is om in ascentie te leven, heeft de zoeker van Christus haar hoogste verworvenheid bereikt. In haar verwezenlijking wordt ze vier prachtige dingen als de voltooiing van haar transformatie: een tuin, een heiligdom, de hemellichamen en een verschrikkelijk leger met de overwinnaar, de Sulammitische, die de reproductie van Christus is, als de leider. Dat ze een tuin wordt, is niet zo hoog of zo diep als dat ze een heiligdom wordt met een beveiliging, dat wil zeggen, de heilige stad, Jeruzalem. Ze wordt zo'n gebouw, dat is Gods woonplaats met een stad eromheen zijn bescherming zijn.

Tirza had uiteindelijk een zwarte achtergrond omdat het bij de verdeling van het koninkrijk de hoofdstad werd voor de koningen van Israël, de plaats van het paleis van de koning (1 Koningen 14:17; 15:21, 33; 16:6, 8-9 , 15, 17). Maar Hooglied noemt Tirzah in positieve zin als zijnde bekend om zijn schoonheid [6:4] ... Hoewel Tirzah een zwarte achtergrond had toen het koninkrijk werd verdeeld, wordt de zoeker geprezen omdat hij zo lieflijk is als Tirzah, in positieve zin. (CWWL, 1994-1997, deel 3, “Kristalisatie-studie van Hooglied,” p. 333)

Lezing van vandaag

Door haar leven in de hemelvaart van Christus als de nieuwe schepping in de opstanding, wordt de beminde van Christus volwassen in de rijkdommen van het leven van Christus, zodat ze niet alleen een tuin voor Christus wordt, maar ook het heiligdom van God, aangeduid met Tirza en zijn vrijwaring, aangeduid door Jeruzalem. Volwassen zijn in het leven van Christus is iets geweldigs. De zoeker wordt vergeleken met twee gebouwen. Een daarvan is het paleis van de koning. De andere is de stad rondom het paleis als bescherming.. Een tuin is slechts een bezoekplaats voor de koning, maar het is niet de woonplaats waar de koning woont of de stad die het paleis van de koning beschermt. Een tuin zijn is heel goed, maar het is niet voldoende. We moeten de hoogste top bereiken, het gebouw van God.

Een tuin voor Christus worden, betekent bloeien in het element van Christus' leven met zijn onnaspeurlijke rijkdommen; het heiligdom van God worden is opgebouwd worden (gerelateerd aan de opbouw van het Lichaam van Christus) in de groei met het leven van Christus met zijn onnaspeurlijke rijkdommen (Efeziërs 4:15-16). In het Oude Testament wordt het gebouw van God getypeerd door Tirza en Jeruzalem; in het Nieuwe Testament is dit gebouw het organische Lichaam van Christus. Het organische Lichaam van Christus is ook de vrouw van Christus (5:25-32). Bovendien voltooit en voltooit het organische Lichaam van Christus de opbouw van het Nieuwe
Jeruzalem.

De goddelijke openbaring van de Bijbel is zeer consistent. Het begint met de schepping van de mens met een geest, met de boom des levens (Gen. 2:7, 9), en met een tuin met een waterstroom met drie kostbare materialen... (vv. 10-12) . Uiteindelijk, een
vrouw komt uit Adam, gebouwd om zijn tegenhanger, zijn vrouw te zijn (v. 22). Deze vrouw is ook het lichaam van Adam.

Volgens Gods ontwerp in het Oude Testament werd eerst de stad Jeruzalem gebouwd en daarna, onder Salomo, de tempel en het paleis (1 Koningen 6:1-7:1). Het paleis was de woning van de koning en de tempel was de woning van God. In het Oude Testament waren het paleis en de tempel gescheiden. Salomo als koning woonde in het paleis en God woonde in de tempel. Maar dat moeten we ons realiseren. Het schrijven van Salomo is eeuwig. In de eeuwige visie zou het paleis niet gescheiden moeten zijn van de tempel, omdat beide Gods woning zijn. Volgens de realiteit en de vervulling van de typen in het Nieuwe Testament, het paleis en de tempel word één omdat God de unieke Bewoner is. God woont in de tempel, en als de regerende, de grote Koning, woont God in het paleis. Tirzah wordt hier gebruikt voor Gods paleis. (CWWL, 1994-1997, deel 3, "Kristalisatie-studie van Hooglied", pp. 333-334, 340)  Verder lezen: CWWN, vol. 23, 'Lied der liederen', Inleiding en secties 1-6
14:27

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 2 — DAY 4 ››

Morning Nourishment

1 Cor. 2:9 ...“Things which eye has not seen and ear has not heard and which have not come up in man’s heart; things which God has prepared for those who love Him.”

2 Cor. 3:18 But we all with unveiled face, beholding and reflecting like a mirror the glory of the Lord, are being transformed into the same image from glory to glory, even as from the Lord Spirit.

To realize and participate in the deep and hidden things God has ordained and prepared for us requires us not only to believe in Him but also to love Him...To love God means to set our entire being—spirit, soul, and body, with the heart, soul, mind, and strength (Mark
12:30)—absolutely on Him, that is, to let our entire being be occupied by Him and lost in Him, so that He becomes everything to us and we are one with Him practically in our daily life. In this way we have the
closest and most intimate fellowship with God, and we are able to enter into His heart and apprehend all its secrets (Psa. 73:25; 25:14). (1 Cor. 2:9, footnote 3)

Today’s Reading

The divine romance is portrayed poetically in Song of Songs...The lover’s name, Shulammite, which is the feminine form of Solomon, is first used in Song of Songs 6:13, indicating that at this point she has become Solomon’s duplication and counterpart, the same as Solomon in life, nature, and image, as Eve to Adam (Gen.2:20-23). This signifies that the lover of Christ becomes the same as He is in life, nature, and image to match Him (2 Cor. 3:18; Rom. 8:29) for their marriage...The New Jerusalem will be a corporate Shulammite, including all of God’s chosen and redeemed people.

In the New Jerusalem the redeeming God (signified by Solomon) and all His redeemed (signified by the Shulammite) become one. The New Jerusalem is a mingling of divinity and humanity to express the processed and consummated Triune God in human virtues. Christ and His wife will be joined together to be the New Jerusalem for God’s expression; this is the consummated Shulammite.

Ultimately, we will be conformed to be the wonderful Shulammite, who, as the duplication of Solomon, is the greatest and ultimate figure of the New Jerusalem as the counterpart of Christ. Just as King Solomon became a country man to court a country girl in order to make her his queen, his duplication, God in Christ became a man to court man in order to make man God in life, nature, expression, and function but not in the Godhead, to be Christ’s bride (Matt. 9:15; Rev. 19:7; cf. Psa. 45:1-3, 9, 13-14). The Bible reveals that God became a man to court us and that now He wants us to court Him by our becoming divine for His expression through our personal, affectionate, private, and spiritual relationship with Him (S.S. 1:1-8; 2 Cor. 2:10; Exo.33:11; Rom. 8:4, 6; 1 Cor. 2:15). The Shulammite is a figure of us as the reproduction of Christ, who is the embodiment of God. Thus, the many lovers of Christ eventually will become duplications of God in life and in nature but not in the Godhead. This is the fulfillment of God becoming a man that man might become God, which is the high peak of the divine revelation. The corporate overcomer, the Shulammite, who is the duplication of Solomon, is a figure of the New Jerusalem.

To say that we are the same as God in His Godhead is a great blasphemy, but to say that we cannot be the same as God in life, nature, expression, and function is unbelief. The Bible tells us again and again that God wants to be one with us and to make us one with Him. This is God’s intention.

In the maturity of Christ’s life, the overcomers, who were once sinners, have become the same as Christ in life, nature, expression, and function for the accomplishment of God’s eternal economy. (The Conclusion of the New Testament, pp. 4372-4373)

Further Reading: The Conclusion of the New Testament, msgs. 45, 428

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW

WEEK 2 — DAG 4 ››

Ochtendvoeding

1 Kor. 2:9 ...“Dingen die geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en die in de mens niet zijn opgekomen hart; dingen die God heeft bereid voor hen die Hem liefhebben.”

2 Kor. 3:18 Maar wij allen, met ongesluierd gelaat, de heerlijkheid van de Heer aanschouwend en weerkaatsend als een spiegel, worden veranderd naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door de Geest van de Heer. Om te beseffen en deel te nemen aan de diepe en verborgen dingen die God voor ons heeft verordend en voorbereid, moeten we niet alleen in Hem geloven, maar ook van Hem houden... Liefhebben God bedoelt om ons hele wezen - geest, ziel en lichaam, met het hart, de ziel, het verstand en de kracht te plaatsen (Mark 12:30) - absoluut op Hem, dat wil zeggen, om ons hele wezen door Hem in beslag te laten nemen en in Hem verloren te laten gaan, zodat Hij wordt alles voor ons en we zijn praktisch één met Hem in ons dagelijks leven. Zo hebben we de nauwste en meest intieme gemeenschap met God, en we zijn in staat Zijn hart binnen te gaan en al zijn geheimen te begrijpen (Psalm 73:25; 25:14). (1 Kor. 2:9, voetnoot 3)

Lezing van vandaag

De goddelijke romance wordt poëtisch weergegeven in Hooglied... De naam van de minnaar, Sulammite, de vrouwelijke vorm van Salomo, wordt voor het eerst gebruikt in Hooglied 6:13, wat aangeeft dat ze op dit punt Salomo's duplicatie en tegenhanger is geworden , hetzelfde als Salomo in leven, natuur en beeld, als Eva tot Adam (Gen.2:20-23). Dit betekent dat de minnaar van Christus dezelfde wordt als Hij is in leven, natuur en beeld om bij Hem te passen (2 Kor. 3:18; Rom. 8:29) voor hun huwelijk... Het nieuwe Jeruzalem zal een gemeenschappelijk Sulammitisch, inclusief al Gods uitverkoren en verloste volk.

In het nieuwe Jeruzalem is de verlossende God (aangeduid met
Salomo) en al Zijn verlosten (aangegeven door de Sulammitische) worden één. Het Nieuwe Jeruzalem is een vermenging van goddelijkheid en menselijkheid om de verwerkte en volmaakte Drie-enige God in menselijke deugden uit te drukken. Christus en Zijn vrouw zullen samengevoegd worden om het Nieuwe Jeruzalem te zijn voor Gods uitdrukking; dit is de volmaakte Sulammitische.

Uiteindelijk zullen we gelijkvormig worden aan de wonderbaarlijke Sulammitische, die, als de kopie van Salomo, de grootste en ultieme figuur is van het Nieuwe Jeruzalem als de tegenhanger van Christus. Net zoals koning Salomo een plattelandsman werd om een plattelandsmeisje het hof te maken om haar tot zijn koningin te maken, zijn kopie, zo werd God in Christus een man om het hof te maken.
de mens om de mens tot God te maken in leven, natuur, uitdrukking en functie, maar niet in de Godheid, om de bruid van Christus te zijn (Matt. 9:15; Openb. 19:7; vgl. Ps. 45:1-3, 9 , 13-14). De Bijbel openbaart dat God een mens werd om ons het hof te maken en dat Hij nu wil dat wij Hem het hof maken door goddelijk te worden voor Zijn uitdrukking door onze persoonlijke, liefdevolle, persoonlijke en geestelijke relatie met Hem (S.S. 1:1-8; 2 Kor. 2:10; Exo. 33:11; Rom. 8:4, 6; 1 Kor. 2:15). De Sulammitische is een figuur van ons als de reproductie van Christus, die de belichaming van God is. Zo zullen de vele minnaars van Christus uiteindelijk kopieën van God worden in het leven en in de natuur, maar niet in de Godheid. Dit is de vervulling van het feit dat God mens wordt, zodat de mens God kan worden, wat het hoogtepunt is van de goddelijke openbaring. De gezamenlijke overwinnaar, de Sulammitische, die de kopie is van Salomo, is een figuur van het Nieuwe Jeruzalem.

Zeggen dat we hetzelfde zijn als God in Zijn Godheid is een grote godslastering, maar om te zeggen dat we niet hetzelfde kunnen zijn als God in leven, natuur, expressie en functie is ongeloof. De Bijbel vertelt ons keer op keer dat God één met ons wil zijn en ons één met Hem wil maken. Dit is Gods bedoeling.

In de volwassenheid van het leven van Christus zijn de overwinnaars, die eens zondaars waren, dezelfde geworden als Christus in leven, natuur, uitdrukking en functie voor de voltooiing van Gods eeuwige economie. (De conclusie van het Nieuwe Testament, pp. 4372-4373)

Verder lezen: De conclusie van het Nieuwe Testament, msgs. 45, 428

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 2 — DAY 3 ››

Morning Nourishment

S.S. 2:2 As a lily among thorns, so is my love among the daughters.

S.S. 2:14 My dove, in the clefts of the rock, in the covert of the precipice,...your voice is sweet, and your countenance is lovely.

S.S. 3:6 Who is she who comes up from the wilderness like pillars of smoke, perfumed with myrrh and frankincense... [In the first three chapters of Song of Songs] the Lord used at least eight figures to describe His seeking one. The Lord’s description of His seeker with different figures illustrated the state the seeker had attained at that time. Therefore, if we consider all eight figures together and compare them with one another, we will see their meaning. They indicate the growth in life and the transformation of life. First of all, the Lord Jesus used the figure of a mare. Next He spoke of the doves’ eyes. She was not a dove yet, but she had the eyes of a dove. After the doves’ eyes there was the lily. The dove as a complete entity followed the lily. Following the dove were the pillars of smoke, the bed, and the palanquin. Finally, there was the crown...My burden is not to expound the Song of Songs but that we all may know the way to take the Lord’s life. So many Christians talk about Christ as life but very few know how to experience Him as life. (CWWL, 1972, vol. 1, “Life and Building as Portrayed in the Song of Songs,” p. 257)

Today’s Reading

The way to enjoy and experience Christ as life is found in the Song of Songs...The way to enjoy Christ as life is simply to love Him as a wonderful person. The Gospel of John is not a book of doctrines, gifts, or power; it is a presentation of a wonderful person. The Song of Songs is exactly the same...These eight chapters reveal to us a lovable person. He is altogether lovely!...In the Song of Songs, this lovely One is just the life and the living of His seeker. The seeking one takes this lovely One as her life within and her living without by loving Him. Oh, we must love such a wonderful person!...He will become our talk, our walk, our attitude, our expression, our everything! He will become not only our life within but also our living without. “To me, to live is Christ” (Phil. 1:21). This is the Song of Songs. This book not only presents a picture of this wonderful, loving person, but it also gives a clear picture of the seeking one who loves Him so much. This is why there is a continual change in her growth in life. We cannot help growing in life and having the transformation of life if we really love the Lord Jesus. If you say that you love the Lord Jesus, yet year after year you remain the same, I do not believe you. If a person really loves the Lord, there will be a continual growth and change in life. It is not by teaching, instruction, correction, or adjustment. I do not have confidence in thesethings. They can only adjust a little in an outward way, just as the morticians do who work on a corpse. They make some changes, but they are all outward; not one bit comes out of life. There is no growth, no transformation, no improvement, no change, and no living progress. Consider the seeking one in the Song of Songs. All the time she is growing, changing, and being transformed. What a transformation—from a mare to a dove! From a dove to pillars of smoke! From the pillars of smoke to the bed! From the bed to a palanquin! And from the palanquin to a crown! In all these figures we can see the growth in life of such a seeking one. It is not by teaching, and it is not by gifts. We must realize that no transformation of life can come out of any gifts. In John 2 many people saw the miracles done by the Lord and believed in Him...We should not be miracle appraisers but person appraisers—those who love and seek after the Lord Himself. Then there will be the growth in life and the transformation of life. (CWWL, 1972, vol. 1, “Life and Building as Portrayed in the Song of Songs,” pp. 257-258) Further Reading: CWWL,1994-1997, vol. 3, “Crystallizationstudy of Song of Songs,” chs. 1-12

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW

WEEK 2 — DAG 3 ››

Ochtendvoeding

S.S. 2:2 Als een lelie tussen de doornen, zo is mijn liefde onder de dochters.

S.S. 2:14 Mijn duif, in de kloven van de rots, in het verborgene van de afgrond,... je stem is zoet en je gelaat is lieflijk.

S.S. 3:6 Wie is zij die uit de woestijn oprijst als rookkolommen, geparfumeerd met mirre en wierook... [In de eerste drie hoofdstukken van Hooglied] gebruikte de Heer minstens acht figuren om Zijn zoekende te beschrijven. De beschrijving van de Heer van Zijn zoeker met verschillende figuren illustreerde de toestand die de zoeker op dat moment had bereikt. Daarom, als we alle acht figuren samen beschouwen en ze met elkaar vergelijken, zullen we hun betekenis zien. Ze duiden op de groei in het leven en de transformatie van het leven. Allereerst gebruikte de Heer Jezus de figuur van een merrie. Vervolgens sprak Hij over de ogen van de duiven. Ze was nog geen duif, maar ze had de ogen van een duif. Na de ogen van de duiven was er de lelie. De duif volgde als geheel de lelie. Na de duif volgden de rookkolommen, het bed en de draagstoel. Eindelijk was daar de kroon ... Mijn taak is niet om het Hooglied uit te leggen, maar dat we allemaal de manier mogen weten om het leven van de Heer te nemen. Zoveel christenen praten over Christus als leven, maar weinigen weten hoe ze Hem als leven moeten ervaren. (CWWL, 1972, deel 1, “Leven en bouwen zoals weergegeven in het Hooglied”, p. 257)

Lezing van vandaag

De manier om van Christus als leven te genieten en te ervaren, wordt gevonden in het Hooglied... De manier om van Christus als leven te genieten, is door Hem gewoon lief te hebben als een geweldig persoon. Het evangelie van Johannes is geen boek met leerstellingen, gaven of macht; het is een presentatie van een geweldig persoon. Het Hooglied is precies hetzelfde... Deze acht hoofdstukken onthullen ons een beminnelijk persoon. Hij is helemaal lieflijk! ... In het Hooglied is deze lieftallige gewoon het leven en het leven van Zijn zoeker. De zoekende neemt deze beminnelijke als haar leven van binnen en haar leven van buiten door Hem lief te hebben. Oh, we moeten van zo'n geweldig persoon houden! ... Hij zal ons gesprek worden, onze manier van lopen, onze houding, onze uitdrukking, ons alles! Hij zal niet alleen ons leven van binnen worden, maar ook ons leven van buitenaf. "Het leven is mij Christus" (Fil. 1:21). Dit is het Hooglied. Dit boek geeft niet alleen een beeld van deze geweldige, liefdevolle persoon, maar het geeft ook een duidelijk beeld van de zoekende die zoveel van Hem houdt. Dit is de reden waarom er een voortdurende verandering is in haar groei in het leven. We kunnen niet anders dan groeien in het leven en de transformatie van het leven ondergaan als we de Heer Jezus echt liefhebben. Als je zegt dat je de Heer Jezus liefhebt, en toch jaar na jaar dezelfde blijft, dan geloof ik je niet. Als iemand echt van de Heer houdt, zal er een voortdurende groei en verandering in het leven zijn. Het is niet door onderricht, instructie, correctie of aanpassing. Ik heb geen vertrouwen in deze dingen. Uiterlijk kunnen ze zich maar een beetje aanpassen, net zoals de begrafenisondernemers die aan een lijk werken. Ze brengen enkele veranderingen aan, maar ze zijn allemaal uiterlijk; er komt niets uit het leven. Er is geen groei, geen transformatie, geen verbetering, geen verandering en geen levende vooruitgang. Denk eens aan de zoekende in het Hooglied. De hele tijd groeit, verandert en wordt ze getransformeerd. Wat een transformatie - van een merrie naar een duif! Van een duif tot rookzuilen! Van de rookkolommen tot het bed! Van bed tot draagstoel! En van draagstoel tot kroon! In al deze figuren kunnen we de groei in het leven van zo'n zoekende zien. Het is niet door te onderwijzen, en het is niet door gaven. We moeten beseffen dat er geen transformatie van het leven kan voortkomen uit welke gift dan ook. In Johannes 2 zagen veel mensen de wonderen die door de Heer werden gedaan en geloofden in Hem... We zouden geen wonderbeoordelaars moeten zijn, maar persoonsbeoordelaars - degenen die de Heer Zelf liefhebben en zoeken. Dan is er de groei in het leven en de transformatie van het leven. (CWWL, 1972, vol. 1, "Life and Building as Portrayed in the Song of Songs", pp. 257-258) Verder lezen: CWWL, 1994-1997, vol. 3, "Kristalisatiestudie van Hooglied", hfdst. 1-12

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 2 — DAY 2 ››

Morning Nourishment 2

Cor. 11:2 For I am jealous over you with a jealousy of God; for I betrothed you to one husband to present you as a pure virgin to Christ. Mark 12:30 And you shall love the Lord your God from your whole heart and from your whole soul and from your whole mind and from your whole strength. Throughout the centuries, God has had a romance with man...His intention in creating man was not mainly to have servants...God’s purpose in creating man was to gain a counterpart...He created man in the image of Himself as a lover. This means that He created man so that man would love Him. In eternity God was alone; we may even say that He was lonely. His desire for love could not be fulfilled by angels. Therefore, God created man according to His own being. God is loving, and He wants man to love Him. In this way there will be a mutual relationship of love between God and mankind, those created to be His counterpart. (Life-study of Exodus, p. 645)

Today’s Reading

The entire Bible is a divine romance. This means that the Bible is a very romantic book. This is true in particular of Song of Songs. Certain modernists doubt whether Song of Songs should be included in the Bible...When I was young, I also wondered why such a book is in the Bible, a book concerned with a romance between a man and a woman. This book is a portrait of the love relationship between us and Christ...If there is no romance between us and the Lord Jesus, then we are religious Christians, not romantic Christians...I would encourage you to read and pray-read Song of Songs. Pray-reading this book of romance will cause you to become romantic with the Lord. You will be beside yourself with love for Him. The Bible is a divine romance, and our relationship with the Lord should become more and more romantic. The entire New Testament was written in the way of romance and courtship. The Gospel of Matthew speaks of Christ as a Bridegroom, and the book of Revelation refers to the marriage of the Lamb and concludes with a revelation of the New Jerusalem as the Lamb’s wife. Furthermore, in 2 Corinthians 11:2 Paul expresses the same concept when he says, “For I am jealous over you with a jealousy of God; for I betrothed you to one husband to present you as a pure virgin to Christ.” Here we see that Paul realized that he had espoused the church to Christ, her Husband. Then in Ephesians Paul refers to Christ’s love for the church, charging husbands to love their wives “even as Christ also loved the church and gave Himself up for her” (Eph.5:25). Hence, the whole New Testament was written in an atmosphere of romance. The entire Bible is God’s courting word. In the Bible we see that God is seeking our love. When the Lord asked Peter if he loved Him, He was courting Peter, seeking his affectionate love. As a whole, the Bible is a word of such divine courtship. If we would keep God’s courting word, we need a responsive, affectionate love for Him. Peter was asked to love the Lord in this way, and Paul was constrained to love the Lord with such a love (2 Cor. 5:14-15). All believers need to love the Lord in this way (John 14:21, 23)...This kind of responsive, affectionate love is depicted in Song of Songs, where we have a portrait of the love between the Beloved and His love (S.S. 1:2-4). In this book the seeker says, “I am my beloved’s, and my beloved is mine” (6:3)...[Hymns, #284], “Loved with everlasting love,” has a line in the chorus which says, “I am His, and He is mine.” This is a reference to Song of Songs...This relationship is not that between master and slave, but the affectionate relationship between husband and wife. Song of Songs is the most romantic book ever written. Yet this book is concerned with the loving relationship between God and His chosen people. It presents a portrait of the married life of Christ and those who love Him. (Life-study of Exodus, pp. 648-649, 651-653) Further Reading: Life-study of Song of Songs, msgs. 1-10

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 2 — DAG 2 ››

Ochtendvoeding

2 Kor. 11:2 Want ik ben jaloers op u met een jaloersheid op Aloha; want ik heb je met één man uitgehuwelijkt om je als een reine maagd aan Christus voor te stellen. Marcus 12:30 En u zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met geheel uw kracht. Door de eeuwen heen heeft God een romance gehad met de mens... Zijn bedoeling met het scheppen van de mens was niet voornamelijk om dienaren te hebben... Gods doel met het scheppen van de mens was om een tegenhanger te krijgen... Hij schiep de mens naar het beeld van Zichzelf als een minnaar. Dit betekent dat Hij de mens schiep zodat de mens van Hem zou houden. In de eeuwigheid was God alleen; we kunnen zelfs zeggen dat Hij eenzaam was. Zijn verlangen naar liefde kon niet door engelen vervuld worden. Daarom heeft God geschapen de mens naar zijn wezen. God is liefdevol en Hij wil dat de mens van Hem houdt. Zo ontstaat er een wederzijdse liefdesrelatie tussen God en de mensheid, degenen die geschapen zijn om Zijn tegenhanger te zijn. (Levensstudie van
Exodus, op. 645)

Lezing van vandaag

De hele Bijbel is een goddelijke romance. Dit betekent dat de Bijbel een heel romantisch boek is. Dit geldt in het bijzonder voor Hooglied. Bepaalde modernisten betwijfelen of Hooglied in de Bijbel moet worden opgenomen...Toen ik jong was, ik vroeg me ook af waarom zo'n boek in de Bijbel staat, een boek over een romance tussen een man en een vrouw. Dit boek is een portret van de liefdesrelatie tussen ons en Christus... Als er geen romance is tussen ons en de Heer Jezus, dan zijn we religieuze christenen, geen romantische christenen... Ik zou je willen aanmoedigen om te lezen en te bidden. Lied der Liederen. Door dit romantische boek in gebed te lezen, wordt u romantisch met de Heer. Je zult naast zijn jezelf met liefde voor Hem. De Bijbel is een goddelijke romance en onze relatie met de Heer zou steeds romantischer moeten worden. Het hele Nieuwe Testament is geschreven in de vorm van romantiek en verkering. Het evangelie van Matteüs spreekt over Christus als een bruidegom, en het boek Openbaring verwijst naar de bruiloft van het Lam en eindigt met een openbaring van het nieuwe Jeruzalem als de vrouw van het Lam. Bovendien drukt Paulus in 2 Korintiërs 11:2 hetzelfde concept uit als hij zegt: “Want ik ben jaloers op u met een jaloezie op God; want ik heb je met één man uitgehuwelijkt om je als een reine maagd aan Christus voor te stellen. Hier zien we dat Paulus besefte dat hij de gemeente had ondertrouwd met Christus, haar Man. Vervolgens verwijst Paulus in Efeziërs naar de liefde van Christus voor de kerk, waarbij hij echtgenoten opdraagt hun vrouw lief te hebben "zoals ook Christus de kerk heeft liefgehad en Zichzelf voor haar heeft overgegeven" (Efeziërs 5:25). Daarom is het hele Nieuwe Testament geschreven in een sfeer van romantiek. De hele Bijbel is Gods zoekende woord. In de Bijbel zien we dat God onze liefde zoekt. Toen de Heer Petrus vroeg of hij van Hem hield, maakte Hij Petrus het hof, op zoek naar zijn tedere liefde. Als geheel is de Bijbel een woord van zo'n goddelijke verkering. Als we Gods zoekende woord willen houden, hebben we een responsieve, tedere liefde voor Hem nodig. Petrus werd gevraagd om de Heer op deze manier lief te hebben, en Paulus werd gedwongen om de Heer met zo'n liefde lief te hebben (2 Kor. 5:14-15). Alle gelovigen moeten de Heer op deze manier liefhebben (Johannes 14:21, 23)... Dit soort responsieve, aanhankelijke liefde wordt afgebeeld in Hooglied, waar we een portret hebben van de liefde tussen de Geliefde en zijn liefde (S.S. 1:2-4). In dit boek zegt de zoeker: "Ik ben van mijn geliefde, en mijn geliefde is van mij" (6:3)...[Hymns, #284], "Geliefd met eeuwige liefde", heeft een regel in het refrein die zegt: "Ik ben van Hem en Hij is van mij." Dit is een verwijzing naar het Hooglied... Deze relatie is niet die tussen meester en slaaf, maar de liefdesrelatie tussen man en vrouw. Hooglied is het meest romantische boek ooit geschreven. Toch gaat dit boek over liefhebben relatie tussen God en Zijn uitverkoren volk. Het presenteert een portret van het huwelijksleven van Christus en degenen die Hem liefhebben. (Levensstudie van Exodus, pp. 648-649, 651-653)

Verder lezen: Levensstudie van Hooglied, msgs. 1-10

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 2 — DAY 1 ››
Morning Nourishment

John 3:29 He who has the bride is the bridegroom...

Matt. 25:6 But at midnight there was a cry, Behold, the bridegroom! Go forth to meet him!

Rev. 19:7 Let us rejoice and exult, and let us give the glory to Him, for the marriage of the Lamb has come, and His wife has made herself ready.

If you have entered into the deep thought of the Bible, you will realize that the Bible is a romance, in the most pure and the most holy sense, of a universal couple.

The male of this couple is God Himself. Although He is a divine person, He desires to be the male of this universal couple. This very God, after a long process, has resulted in Christ as the Bridegroom.

The female of this couple is a corporate human being, God’s redeemed people, including all the saints of the Old Testament and the New Testament. After a longprocess this corporate person results in the New Jerusalem as the bride.

This holy romance is repeatedly revealed throughout the Old Testament. (Life-study of Romans, pp. 1-2)

Today’s Reading

Immediately after the record of God’s creation, we find the story of a marriage (Gen. 2:21-25). In this marriage Adam is the type of Christ as the husband, and Eve is the type of the church as the wife.

In Ephesians 5 we see the coupletypified by Adam and Eve—Christ and the  church. The type of Adam and Eve reveals that the persons of this universal couple must be of the same source...Eve was not created
separately by God; she came out of Adam. Eve was made out of a rib, a piece of bone, that came from Adam...In this universal couple the wife must come out of the husband. Likewise, the church must come out of Christ. The two persons of this couple must be of the same source. They also must be of one nature. Furthermore, they must share one common life...Eve had the same nature and life as Adam. The two persons of this couple were of one source, of one nature, and had the same one life. Without doubt, they also had one living. They lived together. Eve lived by Adam and with Adam, and Adam lived by Eve and with Eve.

The secret of the whole universe is that God and His chosen ones are to be one couple...We, God’s chosen ones, and God are of one source, of one nature, and have one life. Now we also need to have one living. We are not living by ourselves or for ourselves; we are living with God and for God, and God is living with us and for us. Hallelujah!

Several times in the Old Testament God referred to Himself as the Husband and to His people as His wife (Isa.54:5; 62:5; Jer. 2:2; 3:1, 14; 31:32; Ezek. 16:8; 23:5; Hosea 2:7, 19). God was desirous of being a husband and of having His people as His wife. Many times the prophets spoke of God as the Husband and of His people as His wife. Humanly speaking, we always think of God in a religious way as the Almighty, feeling compelled to worship Him...Suppose your wife thought of you as a big body, as a
giant, approaching you adoringly, bowing herself, and kneeling down to worship you. What would you say? You would say, “Silly wife, I don’t need such a worshipper. I need a dear wife to embrace me and kiss me. If you will simply give me a little kiss, I will soar in the air.” Our God certainly is the Almighty God, and, as His creatures, we must worship Him. Many verses speak about worshipping God in this way. However, have you never read in Isaiah, Jeremiah, Ezekiel, and Hosea that God desires to be a husband? In ancient times God’s people built the temple and established a system of worship complete with priesthood and sacrifices. One day God intervened and spoke through Isaiah, saying, “I am tired of this. I am weary with your sacrifices. I want you to love Me. I am your Husband, and you must be My wife. I want to have amarriage life. I am lonely. I need you. I need you, My chosen pe ople, to be My wife.” (Life-study of Romans, pp. 2-3)

Further Reading: Life-study of Romans, msg. 1

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 2 — DAG 1 ››
Ochtendvoeding

Johannes 3:29 Wie de bruid heeft, is de bruidegom...

Mat. 25:6 Maar midden in de nacht klonk er een kreet: Zie, de bruidegom! Ga eropuit om hem te ontmoeten!

Openb. 19:7 Laten wij ons verheugen en jubelen, en laten wij Hem de eer geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt.

Als je diep in de Bijbel bent gaan nadenken, zul je beseffen dat de Bijbel een romance is, in de meest pure en heilige zin, van een universeel stel.

Het mannetje van dit koppel is God Zelf. Hoewel Hij een goddelijk persoon is, verlangt Hij ernaar de man te zijn van dit universele koppel. Deze zelfde God heeft, na een lang proces, geresulteerd in Christus als de Bruidegom.

De vrouw van dit paar is een collectief menselijk wezen, Gods verloste volk, inclusief alle heiligen van het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Na een lange
proces resulteert deze rechtspersoonlijkheid in het Nieuwe Jeruzalem als bruid. ````````````````````````````````````````````````````````````````````````````Deze heilige romance wordt herhaaldelijk geopenbaard in het hele Oude Testament. (Levensstudie van Romeinen, pp. 1-2)

Lezing van vandaag

Onmiddellijk na het verslag van Gods schepping vinden we het verhaal van een huwelijk (Gen. 2:21-25). In dit huwelijk is Adam het type van Christus als de echtgenoot, en Eva is het type van de kerk als de vrouw. In Efeziërs 5 zien we het paar getypeerd door Adam en Eva - Christus en de kerk. Het type van Adam en Eva onthult dat de personen van dit universele paar van dezelfde bron moeten zijn...Eva is niet geschapen afzonderlijk door God; ze kwam uit Adam. Eva is gemaakt van een rib, een stuk bot, dat van Adam kwam... In dit universele paar moet de vrouw uit de man komen. Evenzo moet de kerk uit Christus komen. De twee personen van dit koppel moeten van dezelfde afkomst zijn. Ze moeten ook van één aard zijn. Bovendien moeten ze één gemeenschappelijk leven delen... Eva had dezelfde natuur en hetzelfde leven als Adam. De twee personen van dit paar waren van dezelfde afkomst, van dezelfde aard en hadden hetzelfde leven. Ongetwijfeld hadden ze er ook een in leven. Ze woonden samen. Eva leefde door Adam en met Adam, en Adam leefde door Eva en met Eva.

Het geheim van het hele universum is dat God en Zijn uitverkorenen één stel moeten zijn... Wij, Gods uitverkorenen, en God zijn van één bron, van dezelfde aard en hebben één leven. Nu moeten we er ook een hebben. We leven niet alleen of voor onszelf; we leven met God en voor God, en God leeft met ons en voor ons. Hallelujah!

Verschillende keren in het Oude Testament verwees God naar Zichzelf als de Echtgenoot en naar Zijn volk als Zijn vrouw (Jes.54:5; 62:5; Jer. 2:2; 3:1, 14; 31:32; Ezech. 16 :8; 23:5; Hosea 2:7, 19). God verlangde ernaar een echtgenoot te zijn en Zijn volk als Zijn vrouw te hebben. Vele malen spraken de profeten over God als de Echtgenoot en over Zijn volk als Zijn vrouw. Menselijk gesproken denken we altijd op een religieuze manier aan God als de Almachtige, en voelen we ons gedwongen om Hem te aanbidden... Stel dat je vrouw aan jou dacht als een groot lichaam, als een reus, die je aanbiddend nadert, zichzelf buigt en neerknielt om je te aanbidden. Wat zou je zeggen? Je zou ze ggen: "Dwaze vrouw, ik heb zo'n aanbidder niet nodig. Ik heb een lieve vrouw nodig die me omhelst en kust. Als je me gewoon een kusje geeft, zal ik in de lucht zweven. Onze God is beslist de Almachtige God, en als Zijn schepselen moeten wij Hem aanbidden. Veel verzen spreken op deze manier over het aanbidden van God. Heb je echter nooit in Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Hosea gelezen dat God een echtgenoot? In de oudheid bouwde Gods volk de tempel en vestigde een systeem van aanbidding compleet met priesterschap en offers. Op een dag kwam God tussenbeide en sprak via Jesaja, zeggende: “Ik ben dit beu. Ik ben moe van uw offers. Ik wil dat je van me houdt. Ik ben je Echtgenoot en jij moet Mijn vrouw zijn. ik wil een hebben huwelijk leven. Ik ben eenzaam. Ik heb je nodig. Ik heb j ullie nodig, Mijn uitverkoren volk, om Mijn vrouw te zijn.” (Levensstudie van Romeinen, pp. 2-3)

Verder lezen: Levensstudie van Romeinen, msg. 1

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 1 — DAY 6 ››

Morning Nourishment

Rev. 21:23 And the city has no need of the sun or of the moon that they should shine in it, for the glory of God illumined it, and its lamp is the Lamb.

Rev. 22:1-2 And he showed me a river of water of life...proceeding out of the throne of God and of the Lamb in the middle of its street. And on this side and on that side of the river was the tree of life, producing twelve fruits, yielding its fruit each month...

The Lamb is the center and has the highest place in the New Jerusalem;...also...the Lamb is the lamp [Rev.21:23]...The redeeming Lamb is the enlightening lamp...The One who redeemed us is the One who enlightens us, and the One who enlightens us is the One who redeemed us. Without His enlightening, we cannot realize our need for His redemption, and without His redemption, it is impossible for us to experience His enlightening. (CWWL, 1963, vol. 3, pp. 513-514)

Today’s Reading

The goal and issue of our experience of the light and the
redeeming blood is that we are brought under the Lord’s authority. This redeeming One with God in Him as the light is on the throne (Rev. 22:1)...Let us consider my wife and me. Suppose that in our relationship neither of us is under the headship of Christ and that we are both under our own “headships.” However, if we go to the Lord, the Lord will be the shining One within us, and we will be brought into the light. Then both of us will realize that we are selfish, natural, soulish, and even fleshly. Although each of us may feel that he is right, once the Lord shines, we will realize that we both are utterly wrong. When we are brought into the light, we will see our real situation. At that very moment we will automatically apply the Lord’s redemption. Then the Lord will be not only the shining One to us but also the redeeming One. If both my wife and I apply the Lord in a practical way, both of us will automatically recognize the authority and headship of Christ. Then the authority and headship of Christ will be in our family life, and we will have the real Christian life and the real church life.

When Christ is on the throne in our experience, we have the flow of the river of water of life...The river of water of life flows out from the throne [Rev. 22:1]...If we experience the shining of Christ, the redemption of Christ, and the reigning of Christ as the center on the throne in a practical way, we will experience all the fullness of the Holy Spirit and the riches of the divine life. There will be a living
stream flowing within us all the time.

With this flow we have the tree of life, which is Christ as our life supply [Rev. 22:2]...The tree of life grows on the two sides of the river and produces twelve fruits, yielding its fruit each month. This picture shows that when we have the flow, we have Christ as the rich and fresh supply of life.

If we have this stream, we also have fellowship with all the members of the city, for this stream brings us to every part of the city. In this city there is only one street, and by this street we can reach every part of the city. This street is the fellowship. Hence, with the flow of the stream there is the real fellowship. I may serve with a brother every day and even live with him, but I cannot fellowship with him and he cannot fellowship with me unless we are enjoying the river of water of life. Although some outward contact is possible,in order to contact one another inwardly, there is the needof the stream.

We should go to the Lord to contact Him. He is the lamp; He will enlighten us and bring us into the light of God. He isthe Lamb; He will cleanse us and apply His redemption tous once more. He is on the throne; He will cause us to realize His headship and lordship and to submit ourselves to His authority. The issue of experiencing the Lord in this waywill be a wonderful flow. A wonderful stream will flow withinus with the rich life supply, the divine way, and the spiritual fellowship. (CWWL, 1963, vol. 3, pp. 516-520)

Further Reading: CWWL, 1963, vol. 3, pp. 513-520; CWWL,1984, vol. 3, “God’s New Testament Economy,” chs. 37-38 15:15
Patricio G. Patricio G. Tumarong Jr. Amen mga igsuon, pahibalo lng nga padayon atu sisters training ugma..

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW

WEEK 1 — DAG 6 ››

Ochtendvoeding

Openb. 21:23 En de stad heeft de zon of de maan niet nodig om erin te schijnen, want de heerlijkheid van God verlichtte haar, en haar lamp is het Lam.

Openb. 22:1-2 En hij toonde mij een rivier van water des levens... die uit de troon van God en van het Lam in het midden van de straat ontspringt. En aan deze kant en aan die kant van de rivier was de boom des levens, die twaalf vruchten voortbracht, die elke maand zijn vrucht gaf... Het Lam is het middelpunt en heeft de hoogste plaats in het Nieuwe Jeruzalem;...ook...het Lam is de lamp [Op.21:23]...Het verlossende Lam is de verlichtende lamp...Degene die die ons heeft verlost is Degene die ons verlicht, en Degene die ons verlicht is Degene die ons heeft verlost. Zonder Zijn verlichting kunnen we onze behoefte aan Zijn verlossing niet realiseren, en zonder Zijn verlossing is het voor ons onmogelijk om Zijn verlichting te ervaren. (CWWL, 1963, deel 3, pp. 513-514)

Lezing van vandaag

Het doel en de kwestie van onze ervaring van het licht en de
verlossend bloed is dat we onder het gezag van de Heer worden gebracht. Deze Verlosser met God in Hem als het licht op de troon (Openbaring 22:1)...Laten we eens kijken naar mijn vrouw en mij. Stel dat we in onze relatie geen van beiden onder het gezag van Christus staan en dat we allebei onder ons eigen "hoofdschap" staan. Als we echter naar de Heer gaan, zal de Heer de stralende in ons zijn en zullen we in het licht worden gebracht. Dan zullen we allebei beseffen dat we egoïstisch, natuurlijk, zielszuchtig en zelfs vleselijk zijn. Hoewel ieder van ons het gevoel kan hebben dat hij gelijk heeft, zullen we, zodra de Heer schijnt, beseffen dat we allebei totaal ongelijk hebben. Wanneer we in het licht worden gebracht, zullen we onze werkelijke situatie zien. Op dat moment passen we automatisch de verlossing van de Heer toe. Dan zal de Heer niet alleen de stralende voor ons zijn, maar ook de verlossende. Als zowel mijn vrouw als ik de Heer op een praktische manier toepassen, zullen we allebei automatisch het gezag en het leiderschap van Christus erkennen. Dan zal het gezag en hoofdschap van Christus in ons gezinsleven zijn en zullen we het echte christelijke leven en het echte gemeenteleven hebben. Wanneer Christus in onze ervaring op de troon zit, hebben we de stroom van de rivier van water des levens... De rivier van water des levens stroomt uit de troon [Openb. 22:1]...Als we de schittering van Christus, de verlossing van Christus en de heerschappij van Christus als het middelpunt op de troon op een praktische manier ervaren, zullen we alle volheid van de Heilige Geest en de rijkdom van het goddelijke leven. Er zal een leven zijn stroom die de hele tijd in ons stroomt. Met deze stroom hebben we de boom des levens, die Christus is als onze levensvoorziening [Openb. 22:2]...De boom des levens groeit aan de twee kanten van de rivier en brengt twaalf vruchten voort, die elke maand zijn vruchten afwerpen. Dit beeld laat zien dat wanneer we de stroom hebben, we Christus hebben als de rijke en frisse bron van leven. Als we deze stroom hebben, hebben we ook gemeenschap met alle leden van de stad, want deze stroom brengt ons naar elk deel van de stad. In deze stad is er maar één straat en via deze straat kunnen we elk deel van de stad bereiken. Deze straat is de gemeenschap. Vandaar, met de stroom van de stroom is er de echte gemeenschap. Ik kan elke dag met een broeder dienen en zelfs met hem samenleven, maar ik kan geen gemeenschap met hem hebben en hij kan geen gemeenschap met mij hebben tenzij we genieten van de rivier van water des levens. Hoewel enig uiterlijk contact mogelijk is, is de stroom nodig om innerlijk met elkaar in contact te komen.

We moeten naar de Heer gaan om met Hem in contact te komen. Hij is de lamp; Hij zal ons verlichten en ons in het licht van God brengen. Hij is het Lam; Hij zal ons reinigen en Zijn verlossing opnieuw op ons toepassen. Hij zit op de troon; Hij zal ervoor zorgen dat we ons zijn leiderschap en heerschappij realiseren en ons onderwerpen aan zijn gezag. Het resultaat van het ervaren van de Heer op deze manier zal een prachtige stroom zijn. Er zal een prachtige stroom in ons stromen met de rijke levensvoorraad, de goddelijke weg en de spirituele gemeenschap. (CWWL, 1963, deel 3, pp. 516-520)

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 1 — DAY 5 ››

Morning Nourishment

John 1:17 For the law was given through Moses; grace and reality came through Jesus Christ.

1 John 4:16 And we know and have believed the love which God has in us. God is love, and he who abides in love abides in God and God abides in him.

2 Cor. 13:14 The grace of the Lord Jesus Christ and the love of God and the fellowship of the Holy Spirit be with you all. To enjoy the Divine Trinity in full is to participate in the love of God, the grace of Christ, and the fellowship of the Holy Spirit.

Second Corinthians 13:14...shows that the Divine Trinity is not for the doctrinal study of theology but for our experience and enjoyment. The love of God the Father is the source, and the grace of Christ, God the Son, is the course of the love of God. When love comes out, it becomes grace. Then the fellowship of the Holy Spirit is the transmission, the communication, of the grace of Christ with the love of God the Father. Love is God the Father, grace as the outflow of love is Christ the Son, and the fellowship is the transmission of the Holy Spirit to transmit what the Son is as grace and what the Father is as love. The Holy Spirit transmits the divine riches into our being, and this transmission is the fellowship. Today we have the Divine Trinity operating in us in such a wonderful way. (CWW 1988, vol. 1, “Living in and with the Divine Trinity,” pp. 382-383)

Today’s Reading

God [is] operating in us. This operating of God is very quiet but very vigorous and efficient. Although electricity flows quietly, it is very vigorous and efficient. The current of electricity is the operating of the electricity. The love, grace, and fellowship moving within us form a kind of current within us. This current is the circulation of the Divine Trinity. With the Divine Trinity are the source, the course, and the flow. The source, the fountain, of this circulation is the love of the Father. The course, the outflow, of this circulation is the very grace expressed and conveyed to us by Christ. The.grace of Christ comes out of the source of the love of the Father. The flow is the Holy Spirit as the fellowship, the communication, the transmission, the circulation, of the grace of Christ with the love of the Father. We have two circulations within us. One circulation is the circulation of blood within our physical body, and the other circulation is the circulation of the Divine Trinity in our spirit. Without either of these circulations we would die either physically or spiritually. Second Corinthians 13:14 gives us a detailed description of this inner, spiritual circulation. This circulation is the supply in our Christian life and church life. This is similar to saying that the current of electricity is the supply of power to an entire city...A number of years ago the current of electricity to the city of New York was cut off for a period of time. When that happened, the entire life of the city stopped. This is a very good illustration. We must see that the entire church life depends upon 2 Corinthians 13:14. It depends upon the love of the Father, the grace of the Son, and the fellowship of the Spirit to flow as a current within our spirit. Many times while I am speaking in the ministry of the word, I have the inner sensation that the divine current is going on. If the current within me stops, I have nothing to speak. If we miss the Spirit in our speaking, our speaking is empty. Furthermore, if the current within us is cut off while we are listening to the ministry of the word, our listening is empty. We need to speak in the flow and listen in the flow. The flow is the transmission of the Holy Spirit, and this transmission is the fellowship that conveys the grace of Christ the Son as the outflow of the love of the Triune God. The current of the Divine Trinity within us as revealed in 2 Corinthians 13:14 is our spiritual pulse. (CWWL, 1988, vol.1, “Living in and with the Divine Trinity,” pp. 383-384) Further Reading: CWWL, 1988, vol. 1, “Living in and with the Divine Trinity,” ch. 13

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 1 — DAG 5 ››

Ochtendvoeding

Johannes 1:17 Want de wet is door Mozes gegeven; genade en werkelijkheid kwamen door Jezus Christus.

1 Johannes 4:16 En wij kennen en geloven de liefde die God in ons heeft. God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem.

2 Kor. 13:14 De genade van de Heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen.

Ten volle genieten van de Goddelijke Drie-eenheid is deel hebben aan de liefde van God, de genade van Christus en de gemeenschap van de Heilige Geest. 2 Korintiërs 13:14... laat zien dat de Goddelijke Drie-eenheid er niet is voor de leerstellige studie van theologie, maar voor onze ervaring en ons plezier. De liefde van God de Vader is de bron, en de genade van Christus, God de Zoon, is de loop van de liefde van God. Als liefde naar buiten komt, wordt het genade. Dan de
gemeenschap met de Heilige Geest is de overdracht, de communicatie, van de genade van Christus met de liefde van God de Vader. Liefde is God de Vader, genade als uitvloeisel van liefde is Christus de Zoon, en de gemeenschap is de overdracht van de Heilige Geest om door te geven wat de Zoon is als genade en wat de Vader is als liefde. De Heilige Geest brengt de goddelijke rijkdommen in ons wezen over, en deze overdracht is de gemeenschap. Vandaag hebben we het Goddelijke
De Drie-eenheid werkt op zo'n prachtige manier in ons. (CWW 1988, deel 1, "Living in and with the Divine Trinity", pp. 382-383)

Lezing van vandaag

God [werkt] in ons. Deze werking van God is heel rustig maar heel krachtig en efficiënt. Hoewel elektriciteit rustig stroomt, is het zeer krachtig en efficiënt. De stroom van elektriciteit is de werking van de elektriciteit. De liefde, gratie en kameraadschap die in ons bewegen, vormen een soort stroom in ons. Deze stroom is de circulatie van de Goddelijke Drie-eenheid.

Bij de Goddelijke Drie-eenheid zijn de bron, de koers en de stroom. De bron, de bron van deze circulatie is de liefde
van de Vader. Het verloop, de uitvloeiing van deze circulatie is juist de genade die Christus tot ons uitdrukt en meedeelt. De genade van Christus komt voort uit de bron van de liefde van de Vader. De stroom is de Heilige Geest als de gemeenschap, de
communicatie, de overdracht, de circulatie, van de genade van Christus met de liefde van de Vader.

We hebben twee circulaties in ons. De ene circulatie is de circulatie van bloed in ons fysieke lichaam, en de andere
circulatie is de circulatie van de Goddelijke Drie-eenheid in onze geest. Zonder een van deze circulaties zouden we ofwel fysiek ofwel geestelijk sterven. 2 Korintiërs 13:14 geeft ons een gedetailleerde beschrijving van deze innerlijke, geestelijke circulatie. Deze circulatie is de voorziening in ons christelijk leven en kerkelijk leven. Dit is hetzelfde als zeggen dat de stroom van elektriciteit de levering van stroom is aan een hele stad... Een aantal jaren geleden werd de stroom naar de stad New York voor een bepaalde tijd afgesloten. Toen dat gebeurde, het hele leven van
de stad stopte. Dit is een zeer goede illustratie. We moeten zien dat het hele gemeenteleven afhangt van 2 Korintiërs
13:14. Het hangt af van de liefde van de Vader, de genade van de Zoon en de gemeenschap van de Geest om als een stroom in onze geest te stromen.

Terwijl ik spreek in de bediening van het woord, heb ik vaak het innerlijke gevoel dat de goddelijke stroom gaande is. Als de stroom in mij stopt, heb ik niets te zeggen. Als we de Geest in ons spreken missen, is ons spreken leeg. Bovendien, als de stroom in ons wordt afgesneden terwijl we luisteren naar de bediening van het woord, is ons luisteren leeg. We moeten spreken in de stroom en luisteren in de stroom. De stroom is de overdracht van de Heilige Geest, en dit
overdracht is de gemeenschap die de genade van Christus de Zoon overbrengt als de uitvloeiing van de liefde van de Drie-enige God.
De stroom van de Goddelijke Drie-eenheid in ons, zoals geopenbaard in 2 Korintiërs 13:14, is onze spirituele hartslag. (CWWL, 1988, deel 1, "Living in and with the Divine Trinity", pp. 383-384)

Verder lezen: CWWL, 1988, vol. 1, 'Leven in en met de Goddelijke Drie-eenheid', hfdst. 13

‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 1 — DAY 4 ››

Morning Nourishment

2 Cor. 13:14 The grace of the Lord Jesus Christ and the love of God and the fellowship of the Holy Spirit be with you all.

Psa. 36:8-9 They are saturated with the fatness of Your house, and You cause them to drink of the river of Your pleasures. For with You is the fountain of life; in Your light we see light.

This threefold blessing [in 2 Corinthians 13:14] involves the Triune God, for here we have the grace of.Christ the Son, the love of God the Father, and the fellowship of the Holy Spirit.

In the Old Testament we also have a threefold blessing, the blessing pronounced by the Levitical priesthood at the end of Numbers 6. In this threefold blessing the Triune God is implied. Numbers 6:24-26 says, “Jehovah bless you and keep you; Jehovah make.His face shine upon you and be gracious to you; Jehovah lift up His countenance upon you and give you peace.” First, we have the blessing related to the Father: “Jehovah bless you and keep you.” Second, we have the blessing related to the Son: “Jehovah make His face shine upon you and be gracious to you.” Third, we have the blessing related to the Spirit: “Jehovah lift up His countenance upon you and give you peace.” The Levitical priests surely treasured this blessing. However, it cannot be compared with the blessing in 2 Corinthians 13:14. What we have in Numbers 6:24-26 is...a blessing without enjoyment. But in 2Corinthians 13:14 what we have is not only a blessing; we have God in His Triune Godhead, the Father, the Son, and the Spirit. (Life-study of 2 Corinthians, pp. 523-524)

Today’s Reading

To speak of the love of God, the grace of Christ, and the fellowship of the Holy Spirit is actually to say that the love is God, that the grace is Christ, and that the fellowship is the Holy Spirit. Thus, we have God the Father as love, we have God the Son as grace, and we have God the Spirit as fellowship. This means that we have the Triune God in a direct way as our enjoyment. What we have is not merely a blessing from Him or by Him.

In the New Testament the real blessing is the Triune God Himself...This blessing is threefold, a blessing of grace, love, and fellowship. With love as the source, grace as the course, and fellowship as the transmission, the Triune God reaches us to be our life, our life supply, and our enjoyment. Now in a practical way we can enjoy the Triune God all day long. This is our unique New Testament blessing.

The grace of the Lord is the Lord Himself as life to us for our enjoyment (John1:17; 1 Cor. 15:10), the love of God is God Himself (1 John 4:8, 16) as the source of the grace of the Lord, and the fellowship of the Spirit is the Spirit Himself as the transmission of the grace of the Lord with the love of God for our participation. These are not three separate matters, but three aspects of one thing, just as the Lord, God, and the Holy Spirit are not three separate Gods, but three “hypostases...of the one same undivided and indivisible” God (Philip Schaff). The love of God is the source, since God is the origin; the grace of the Lord is the
course of the love of God, since the Lord is the expression of God; and the fellowship of the Spirit is the impartation of the grace of the Lord with the love of God, since the Spirit is the transmission of the Lord with God, for our experience
and enjoyment of the Triune God—the Father, the Son, and the Holy Spirit, with Their divine virtues. Here the grace of
the Lord is mentioned first, because this book is on the grace of Christ (2 Cor. 1:12; 4:15; 6:1; 8:1, 9; 9:8, 14; 12:9). Such a divine attribute of three virtues—love, grace, and fellowship—and such a Triune God of the three divine hypostases—the Father, the Son, and the Spirit—were
needed by the distracted and confused, yet encouraged and restored, Corinthian believers. Hence, the apostle used all these divine and precious things in one sentence to conclude his lovely and dear Epistle. (Life-study of 2 Corinthians, pp. 524-525)

Further Reading: Life-study of 2 Corinthians, msg. 59

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND VOEDING

WEEK 1 — DAG 4 ››

Ochtendvoeding

2 Kor. 13:14 De genade van de Heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen.

Psa. 36:8-9 Zij zijn verzadigd met de vettigheid van Uw huis, en U laat hen drinken uit de rivier van Uw genoegens. Want bij U is de bron van het leven; in Uw licht zien wij licht.

Deze drievoudige zegening [in 2 Korintiërs 13:14] betreft de drie-enige God, want hier hebben we de genade van Christus de Zoon, de liefde van God de Vader en de gemeenschap van de Heilige Geest.

In het Oude Testament hebben we ook een drievoudige zegen, de zegen uitgesproken door de levitische priesters aan het einde van Numeri 6. In deze drievoudige het zegenen van de Drie-enige God wordt geïmpliceerd. Numeri 6:24-26 zegt: “Jehovah zegene u en behoede u; Jehovah doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; Jehovah verheft Zijn aangezicht over u en geve u vrede.” Ten eerste hebben we de zegen die betrekking heeft op de Vader: "Jehovah zegene u en behoede u." Ten tweede hebben we de zegen die verband houdt met de Zoon: "Jehovah doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig." Ten derde hebben we de zegen die verband houdt met de Geest: ‘Jehovah verheft zijn aangezicht over u en geve u vrede.’ De levitische priesters koesterden deze zegen zeker. Het is echter niet te vergelijken met de zegen in 2 Korintiërs 13:14. Wat we hebben in Numeri 6:24-26 is...een zegen zonder plezier. Maar in 2 Korintiërs
13:14 wat we hebben is niet alleen een zegen; we hebben God in Zijn Drieënige Godheid, de Vader, de Zoon en de Geest. (Levensstudie van 2 Korintiërs, pp. 523-524)

Lezing van vandaag

Spreken over de liefde van God, de genade van Christus en de gemeenschap van de Heilige Geest is eigenlijk zeggen dat de liefde God is, dat de genade Christus is en dat de gemeenschap de Heilige Geest is. Zo hebben we God de Vader als liefde, hebben we God de Zoon als genade en hebben we God de Geest als gemeenschap. Dit betekent dat we de Drie-enige God op een directe manier als ons genot hebben. Wat we hebben is niet alleen maar een zegen van of door Hem.

In het Nieuwe Testament is de echte zegen de Drie-enige God Zelf... Deze zegen is drievoudig, een zegen van genade, liefde en gemeenschap. Met liefde als bron, genade als koers en gemeenschap als overdracht, bereikt de Drie-enige God ons om ons leven, onze levensvoorziening en ons genot te zijn. Nu kunnen we op een praktische manier de hele dag genieten van de Drie-enige God. Dit is onze unieke nieuwtestamentische zegen.

De genade van de Heer is de Heer Zelf als leven voor ons om van te genieten (Johannes 1:17; 1 Kor. 15:10), de liefde van God is God Zelf (1 Johannes 4:8, 16) als de bron van de genade van de Heer, en de gemeenschap van de Geest is de Geest Zelf als de overdracht van de genade van de Heer met de liefde van God voor onze deelname. Dit zijn niet drie afzonderlijke zaken, maar drie aspecten van één ding, net zoals de Heer, God en de Heilige Geest geen drie afzonderlijke Goden zijn, maar drie "hypostases...van dezelfde onverdeelde en ondeelbare" God (Philip Schaff ). De liefde van God is de bron, aangezien God de oorsprong is; de genade van de Heer is de
loop van de liefde van God, aangezien de Heer de uitdrukking van God is; en de gemeenschap van de Geest is het verlenen van de genade van de Heer met de liefde van God, aangezien de Geest de overdracht is van de Heer met God, voor onze ervaring
en genot van de Drie-enige God - de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, met hun goddelijke deugden. Hier de gratie van
de Heer wordt als eerste genoemd, omdat dit boek over de genade van Christus gaat (2 Kor. 1:12; 4:15; 6:1; 8:1, 9; 9:8, 14; 12:9). Zo'n goddelijke eigenschap van drie deugden - liefde, gratie en gemeenschap - en zo'n drie-enige God van de drie goddelijke hypostasen - de Vader, de Zoon en de Geest - waren
nodig door de verstrooide en verwarde, maar toch bemoedigde en herstelde Korinthische gelovigen. Daarom gebruikte de apostel al deze goddelijke en kostbare dingen in één zin om zijn mooie en dierbare brief af te sluiten. (Levensstudie van 2 Korintiërs, pp. 524-525)

Verder lezen: Levensstudie van 2 Korintiërs, msg. 59

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING

REVIVAL WEEK 1— DAY 3 ››

Morning Nourishment

Num. 6:25-27 Jehovah make His face shine upon you and be gracious to you; Jehovah lift up His countenance upon you and give you peace. So shall they put My name upon the children of Israel, that I Myself may bless them. The third part of this blessing says, “Jehovah lift up His countenance upon you and give you peace”

(Num.6:26). In the blessing in Numbers 6 we have both the face and the countenance, and there is a difference between them. The face denotes the presence of the person, and the countenance denotes the expression of the person. To lift up your countenance upon a person means that you confirm, assure, promise, and give everything to that person. Jesus came as the face of God, and the Holy Spirit comes as the countenance of God. Ephesians 4:30 says, “Do not grieve the Holy Spirit of God.” If we grieve Him, His countenance will drop. If we obey Him, He will be happy with us, and He will lift up His countenance to confirm us, assure us, guarantee us, promise us, and give us everything. (Life-study of Numbers, pp. 81-82)

Today’s Reading

The Father blesses, the Son shines, and the Holy Spirit lifts up His countenance. When the Triune God is dispensed into us, we have the face of the Triune God and also His countenance. He is happy with us, assuring us, confirming us, guaranteeing us, promising us, and giving us everything. Eventually, we are kept in the Triune God, the Triune God becomes grace to us every day, and we have peace. In Numbers 6:23-26 there is no mention of material blessing. In these verses the Lord did not tell the children of Israel that He would bring them into the good land, that He would give each one of them a portion of the land, that He would keep them from famine and give them rain, that He would protect them from their enemies, and that He would cause them to flourish. The blessing here is not of such a nature. What, then, is the blessing in Numbers 6? This blessing is the Triune God in His person as the Father, as the Son, and as the Spirit. In the Father we receive the blessing and are kept in the Triune God. In the Son we receive God’s presence and enjoy Him as grace. In the Holy Spirit God’s countenance is over us, and we enjoy peace day and night. Second Corinthians 13:14 says, “The grace of the Lord Jesus Christ and the love of God and the fellowship of the Holy Spirit be with you all.” The blessing here is actually the same as that in Numbers 6:23-26. The grace of the Lord is the Lord Himself as life to us for our enjoyment, the love of God is God Himself as the source of the grace of the Lord, and the fellowship of the Spirit is the Spirit Himself as the transmission of the grace of the Lord with the love of God for our participation. In both Numbers 6:23-26 and 2 Corinthians 13:14 the blessing is not outward and material. The blessing here is not a matter of an excellent job, a nice house, a high education, and a good family life. Furthermore, this blessing is not related to having any kind of position in the church. Sometimes when we consider our situation, we may be disappointed and feel that we do not have anything. It may seem to us that everything under the sun and even everything in the spiritual field is vanity of vanities. We may feel that nothing is real, not even in the church life. What should we do when we feel this way? We should turn to the Triune God. He is our real blessing and portion. What a blessing it is to have Him as the blessing! What a blessing it is to have His face, His presence, and to enjoy Him daily as grace! The more we suffer, the more we enjoy Him as grace. What a blessing it is to have His countenance smiling upon us, assuring us, and confirming us! And what a blessing it is to have peace in Him, by Him, and with Him! This is the Triune God as our blessing. Oh, may the grace of Christ, the love of God, and the fellowship of the Holy Spirit be with you all! (Life-study of Numbers, pp. 82-83) Further Reading: Life-study of Numbers, msg. 11

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING
WEEK 1— DAG 3 ››

Ochtendvoeding

Nummeri 6:25-27 De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; Jehovah verheft Zijn aangezicht over u en geve u vrede. Zo zullen zij Mijn naam op de kinderen van Israël leggen, opdat Ik Zelf hen kan zegenen. Het derde deel van deze zegen zegt: "Jehovah verheft zijn aangezicht over u en geve u vrede"

(Num.6:26). In de zegening in Numeri 6 hebben we zowel het gezicht als het gelaat, en er is een verschil tussen beide. Het gezicht geeft de aanwezigheid van de persoon aan en het gelaat geeft de uitdrukking van de persoon aan. Je gelaat op een persoon verheffen betekent dat je die persoon alles bevestigt, verzekert, belooft en geeft. Jezus kwam als het gezicht van God, en de Heilige Geest komt als het gezicht van God. Efeziërs 4:30 zegt: "Bedroef de Heilige Geest van God niet." Als we Hem bedroeven, zal zijn gelaat afnemen. Als we Hem gehoorzamen, zal Hij blij met ons zijn en zal Hij zijn gelaat opheffen om ons te bevestigen, ons te verzekeren, ons te garanderen, ons te beloven en ons alles te geven. (Levensstudie van getallen, pp. 81-82)

Lezing van vandaag

De Vader zegent, de Zoon straalt en de Heilige Geest verheft Zijn gelaat. Wanneer de Drie-enige God in ons wordt uitgedeeld, hebben we het gezicht van de Drie-enige God en ook Zijn gelaat. Hij is blij met ons, verzekert ons, bevestigt ons, garandeert ons, belooft ons en geeft ons alles. Uiteindelijk worden we in de Drie-enige God gehouden, wordt de Drie-enige God elke dag genade voor ons en hebben we vrede. In Numeri 6:23-26 wordt geen melding gemaakt van materiële zegeningen. In deze verzen zei de Heer niet tegen de kinderen van Israël dat Hij hen naar het goede land zou brengen, dat Hij elk van hen een deel van het land zou geven, dat Hij hen zou behoeden voor hongersnood en regen zou geven, dat Hij hen zou beschermen tegen hun vijanden, en dat Hij hen zou doen bloeien. De zegen is hier niet van dien aard. Wat is dan de zegen in Numeri 6? Deze zegen is de Drie-enige God in Zijn persoon als de Vader, als de Zoon en als de Geest. In de Vader ontvangen wij de zegen en worden bewaard in de Drie-enige God. In de Zoon ontvangen we Gods aanwezigheid en genieten we van Hem als genade. In de Heilige Geest is Gods aangezicht over ons en genieten we dag en nacht van vrede. 2 Korintiërs 13:14 zegt: "De genade van de Heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen." De zegen is hier eigenlijk dezelfde als die in Numeri 6:23-26. De genade van de Heer is de Heer Zelf als leven voor ons om van te genieten, de liefde van God is God Zelf als de bron van de genade van de Heer, en de gemeenschap van de Geest is de Geest Zelf als de overdracht van de genade van de Heer met de liefde van God voor onze deelname. In zowel Numeri 6:23-26 als 2 Korintiërs 13:14 is de zegen niet uiterlijk en materieel. De zegen is hier niet een kwestie van een uitstekende baan, een mooi huis, een hoge opleiding en een goed gezinsleven. Bovendien is deze zegening niet gerelateerd aan het hebben van een of andere positie in de kerk. Als we onze situatie overdenken, kunnen we soms teleurgesteld zijn en het gevoel hebben dat we niets hebben. Het lijkt ons misschien dat alles onder de zon en zelfs alles op spiritueel gebied ijdelheid der ijdelheden is. We kunnen het gevoel hebben dat niets echt is, zelfs niet in het kerkelijk leven. Wat moeten we doen als we ons zo voelen? We moeten ons wenden tot de Drie-enige God. Hij is onze werkelijke zegen en ons deel. Wat een zegen is het om Hem als zegen te hebben! Wat een zegen is het om Zijn gezicht te hebben, Zijn aanwezigheid, en om dagelijks van Hem te genieten als genade! Hoe meer we lijden, hoe meer we genieten van Hem als genade. Wat een zegen is het om Zijn gelaat naar ons te laten glimlachen, ons te verzekeren en ons te bevestigen! En wat een zegen is het om vrede in Hem, door Hem en met Hem te hebben! Dit is de Drie-enige God als onze zegen. O, moge de genade van Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest met u allen zijn! (Levensstudie van getallen, pp. 82-83) Verder lezen: Levensstudie van getallen, msg. 11

‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 1 — DAY 2 ››

Morning Nourishment

Num. 6:23-26 Speak to Aaron and to his sons, saying, Thus you shall bless the children of Israel; you shall say to them, Jehovah bless you and keep you; Jehovah make His face shine upon you and be gracious to you; Jehovah lift up His countenance upon you and give you peace. In the blessing in Numbers 6, “Jehovah bless you and keep you” (v. 24) is ascribed to the Father; “Jehovah make His face shine upon you and be gracious to you” (v. 25) is ascribed to the Son; and “Jehovah lift up His countenance upon you and give you peace” (v. 26) is ascribed to the Holy Spirit. The Father blesses us, the Son shines upon us, and the Holy Spirit lifts up His countenance upon us.

As a result, we are kept, we receive grace, and we have peace.

The blessing in Numbers 6 is...the eternal blessing of the Triune God, which is the Triune God dispensing Himself in His Divine Trinity into us for our enjoyment. This is God’s eternal blessing. (Life-study of Numbers, pp. 79-80)

Today’s Reading

“Jehovah bless you” means that Jehovah gives Himself to you. However, God does not give Himself to us merely in an objective way like one brother giving a gift to another. God gives Himself to us in His Trinity, step by step and little by little. If you were to ask me what blessing I have received from the Lord, I would answer, “The only blessing I have received from the Lord is my Triune God. My Triune God is my blessing.” The Father blesses us [Num. 6:24] in every way and in every aspect in His love (cf. Eph. 1:3), and He keeps us in every way and in every aspect in His power (cf. John 17:11, 15).

In Numbers 6:24 the word keep is of crucial importance. In John 17:11 the Lord Jesus prayed that the Father would keep us in His name. This is to keep us in the dispensing Triune God. While the Triune God is dispensing Himself into us, we are kept in the dispensing One. In John 17:15 the Lord Jesus went on to pray that the Father would keep us from the evil one. When we are kept in the dispensing Triune God, there is nothing left for the hand of the enemy. We should pray for the blessing of being kept absolutely in the dispensing Triune God and altogether outside of the evil one.

What a blessing this is! “Jehovah make His face shine upon you...” (Num. 6:25). In Luke 1:78, when the Lord Jesus was about to be born, Zachariah prophesied, “The rising sun will visit us from on high.” This rising sun is the Son in the Divine Trinity. This implies God’s incarnation to show Himself to us in a shining way. No one has ever seen God, but through His incarnation we have seen His face and have beheld His glory (John1:14), and He has been shining upon us continually.

Wherever He went, He was a great light shining upon the people sitting in darkness (Matt. 4:16), for He is the light of the world (John 8:12). As the One whose face shines upon us, Christ the Son is the visible presence of the invisible God. God and His presence are invisible, but through His incarnation He became the shining sun. This shining sun is God’s invisible presence becoming visible. God’s presence not only became visible—it was also shining. On the Mount of Transfiguration, some of the Lord’s disciples beheld Him in His glory (2 Pet. 1:16-18; Matt. 17:1-2). Numbers 6:25 speaks...also of Jehovah being gracious to us. These two points added together equal John 1:14, 16-17.

God’s incarnation was the shining of His presence. Along with this shining there was grace. “The Word became flesh and tabernacled among us,...full of grace” (v. 14). The Lord is gracious to us; He has even become grace to us. For the Lord to be gracious to us means that He is continually grace to us. This grace is the grace of Christ (2 Cor. 13:14a), which is actually Christ Himself. When we have Christ, we have grace. The Triune God is altogether gracious to us. Day after day we enjoy Him as grace. (Life-study of Numbers, pp. 80-81) Further Reading: CWWL, 1993, vol. 1, pp. 65-68; CWWL, 1991-1992, vol. 1, “The Central Line of the Divine Revelation,” chs. 3-4

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 1 — DAG 2 ››

Ochtendvoeding

Num. 6:23-26 Spreek tot Aaron en tot zijn zonen, zeggende: Zo zult gij de kinderen Israels zegenen; gij zult tot hen zeggen: De HEERE zegene u en behoede u; Jehovah doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; Jehovah verheft Zijn aangezicht over u en geve u vrede.

In de zegen in Numeri 6 wordt 'Jehovah zegene u en behoede u' (v. 24) toegeschreven aan de Vader; "Jehovah doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig" (v. 25) wordt aan de Zoon toegeschreven; en "Jehovah verheft zijn aangezicht over u en geve u vrede" (vers 26) wordt toegeschreven aan de Heilige Geest. De Vader zegent ons, de Zoon schijnt over ons en de Heilige Geest verheft Zijn aangezicht over ons. Daardoor worden we behouden, wij
ontvang genade en we hebben vrede. De zegen in Numeri 6 is... de eeuwige zegen van de Drie-enige God, die de Drie-enige God is die Zichzelf in Zijn Goddelijke Drie-eenheid in ons uitdeelt voor ons plezier.
Dit is Gods eeuwige zegen. (Levensstudie van getallen, pp. 79-80)

Lezing van vandaag

"Jehovah zegene u" betekent dat Jehovah Zichzelf aan u geeft. God geeft Zichzelf echter niet louter op een objectieve manier aan ons, zoals de ene broeder een geschenk aan de andere geeft. God geeft Zichzelf aan ons in Zijn Drie-eenheid, stap voor stap en beetje bij beetje. Als je me zou vragen welke zegen ik van de Heer heb ontvangen, zou ik antwoorden: “De enige zegen die ik van de Heer heb ontvangen, is mijn drie-enige God. Mijn drie-enige God is mijn zegen.”

De Vader zegent ons [Num. 6:24] in elk opzicht en in elk aspect in Zijn liefde (vgl. Ef. 1:3), en Hij houdt ons in elk opzicht en in elk aspect in Zijn macht (vgl. Joh. 17:11, 15).

In Numeri 6:24 is het woord behouden van cruciaal belang. In Johannes 17:11 bad de Heer Jezus dat de Vader dat zou doen
bewaar ons in Zijn naam. Dit is om ons in de uitdelende Drie-enige God te houden. Terwijl de Drie-enige God Zichzelf in ons uitdeelt, worden wij in de Uitdelende Ene gehouden. In Johannes 17:15 ging de Heer Jezus verder met bidden dat de Vader ons zou bewaren voor de boze. Als we in de uitdelende Drie-enige God worden gehouden, blijft er niets over voor de hand van de vijand. We zouden moeten bidden om de zegen dat we absoluut in de uitdelende Drie-enige God worden gehouden en helemaal buiten de boze. Wat een zegen is dit!

"Jehovah doe Zijn aangezicht over u lichten..." (Num. 6:25). In Lukas 1:78, toen de Heer Jezus op het punt stond geboren te worden, profeteerde Zacharias: "De opkomende zon zal ons vanuit de hoogte bezoeken." Deze opkomende zon is de Zoon in de Goddelijke Drievuldigheid. Dit impliceert de incarnatie van God om Zichzelf op een stralende manier aan ons te tonen. Niemand heeft ooit God gezien, maar door Zijn incarnatie hebben we Zijn gezicht gezien en Zijn heerlijkheid aanschouwd (Johannes 1:14), en Hij heeft voortdurend op ons geschenen.
Waar Hij ook ging, Hij was een groot licht dat scheen op de mensen die in duisternis zaten (Matt. 4:16), want Hij is het licht van de wereld (Joh. 8:12).

Als Degene Wiens gelaat op ons schijnt, is Christus de Zoon de zichtbare tegenwoordigheid van de onzichtbare God. God en Zijn aanwezigheid zijn onzichtbaar, maar door Zijn incarnatie werd Hij de stralende zon. Deze schijnende zon is Gods onzichtbare aanwezigheid die zichtbaar wordt. Gods aanwezigheid werd niet alleen zichtbaar, maar straalde ook. Op de berg der verheerlijking zagen enkele discipelen van de Heer Hem in zijn heerlijkheid (2 Petr. 1:16-18; Matt. 17:1-2).

Numeri 6:25 spreekt... ook over Jehovah die ons genadig is. Deze twee punten bij elkaar opgeteld zijn gelijk aan Johannes 1:14, 16-17. Gods incarnatie was het schijnen van Zijn aanwezigheid. Samen met dit schijnen was er genade. "Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond, ... vol van genade" (vers 14). De Heer is ons genadig; Hij is zelfs genade voor ons geworden. Dat de Heer ons genadig is, betekent dat Hij voortdurend genade voor ons is. Deze genade is de genade van Christus (2 Kor. 13:14a), die eigenlijk Christus Zelf is. Als we Christus hebben, hebben we genade. De Drie-enige God is ons volkomen genadig. Dag in dag uit genieten we van Hem als genade. (Levensstudie van
Nummers, pp. 80-81)

Verder lezen: CWWL, 1993, vol. 1, blz. 65-68; CWWL, 1991-1992, vol. 1, "De centrale lijn van de Goddelijke Openbaring", chs. 3-4

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 1 — DAY 1 ››

Morning Nourishment

Eph. 1:10 Unto the economy of the fullness of the times, to head up all things in Christ, the things in the heavens and the things on the earth, in Him.

John 4:14 But whoever drinks of the water that I will give him shall by no means thirst forever; but the water that I will give him will become in him a fountain of water springing up into eternal life. According to the entire revelation of the sixty-six books of the Bible, the Divine Trinity—the Father, the Son, and the Spirit—is for God’s dispensing, that is, for the distribution of God into His chosen people. God’s desire with His strong intention is to dispense Himselfinto His chosen people as their life, as their life supply, and as their everything. To carry out this dispensing, He needs to be triune. The Father as the origin is the fountain, the Son as the expression is the spring, and the Spirit as the transmission is the flow. The Spirit as the flow is the reaching, the application, of the Triune God for the distribution of Himself into His chosen people...In Jeremiah 2:13 God refers to Himself as the fountain of living waters; in John 4:14 Christ is the spring of water that gushes up in the believers into eternal life; and in Revelation 22:1 the Spirit is the flow, the river of water of life...This course, this spring, issues in a flow, which is the Spirit as the reaching, the application, of the Triune God. This shows that God is triune to dispense, or distribute, Himself into His chosen people. (CWWL,1993, vol. 2, “The Crucial Points of the Major Items of the Lord’s Recovery Today,” p. 53) Hence, we must see that God’s only goal in time is to dispense His element into us day by day. [Although] we have too much of our self-element within us,...God is using time to mingle Himself into us. (CWWN, vol. 37, p.182)

Today’s Reading

The unique blessing in the whole universe is God Himself. Anything besides God is vanity...The existence of the universe is a great miracle, but without God the miraculous existence of the universe is vanity. Apart from God, everything is “vanity of vanities” (Eccl. 1:2). Only God Himself is real. Only He is the blessing to us. If we gained the entire universe yet missed God, we would be the most pitiful persons...God Himself is our blessing, and this blessing comes to us through the dispensing of the Divine Being into us in His Divine Trinity—in the Father, the Son, and the Holy Spirit. Ephesians 1 gives us a record of how the Triune God blesses His chosen, redeemed, and transformed people in His Divine Trinity. This chapter is mainly on the three steps of God’s blessing us in His Divine Trinity, that is, on how He blesses us in the Father (vv. 3-6), in the Son (vv. 7-12), and.in the Spirit (vv. 13-14). Eventually, because of such a flow.of the Divine Trinity as the blessing to God’s chosen people, there is an issue, and the issue of this blessed flow is the church as the Body of Christ, the fullness of the One who fills all in all (vv. 22-23). The church as the Body of Christ is the total issue of the Divine Trinity as a flow to dispense all that God is into His chosen people. The New Jerusalem has twelve gates with the names of the twelve tribes (Rev. 21:12), and twelve foundations with the names of the twelve apostles (v. 14). Furthermore, the tree of life bears twelve kinds of fruit (22:2). Among these twelves the Triune God is hidden, and even mingled, as His people’s blessing. As the consummation of the entire record of the Bible, the New Jerusalem is just the very God in His Divine Trinity—the Father, the Son, and the Spirit—wrapped up in the number twelve with His chosen, redeemed, and transformed people as their blessing. This blessing will last eternally. Such a blessing is the ultimate fulfillment of God’s blessing to Israel in Numbers 6. Only when the New Jerusalem comes will this blessing be completely fulfilled. (Life-study of Numbers, pp.78-79) Further Reading: CWWL, 1993, vol. 2, “The Crucial Points of the Major Items of the Lord’s Recovery Today,” pp. 51-60; CWWN, vol. 37, pp. 181-185

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW

WEEK 1 — DAG 1 ››

Ochtendvoeding

Ef. 1:10 Tot de bedeling van de volheid der tijden, om alle dingen in Christus te leiden, de dingen in de hemelen en de dingen op de aarde, in Hem.

Johannes 4:14 Maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer hebben; maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron van water worden dat opspringt ten eeuwigen leven. Volgens de volledige openbaring van de zesenzestig boeken van de Bijbel is de Goddelijke Drie-eenheid – de Vader, de Zoon en de Geest – voor Gods uitdeling, dat wil zeggen voor de verspreiding van God in Zijn uitverkoren volk. Gods verlangen met Zijn sterke bedoeling is om Zichzelf aan Zijn uitverkoren volk uit te delen als hun leven, als hun levensvoorraad en als hun alles. Om deze uitdeling uit te voeren, moet Hij drieënig zijn. De Vader als oorsprong is de bron, de Zoon als uitdrukking is de bron, en de Geest als overbrenging is de stroom. De Geest als de stroom is het bereiken, de toepassing, van de Drie-enige God voor de verspreiding van Zichzelf in Zijn uitverkoren volk... In Jeremia 2:13 verwijst God naar Zichzelf als de bron van levend water; in Johannes 4:14 is Christus de bron van water dat in de gelovigen opwelt tot in het eeuwige leven; en in Openbaring 22:1 is de Geest de stroom, de rivier van het water des levens... Deze koers, deze bron, mondt uit in een stroom, die de Geest is als het bereiken, de toepassing, van de Drie-enige God. Dit laat zien dat God drie-enig is om zichzelf uit te delen of te verdelen onder Zijn uitverkoren volk. (CWWL, 1993, vol. 2, "The Crucial Points of the Major Items of the Lord's Recovery Today", p. 53) Daarom moeten we inzien dat Gods enige doel in de tijd is om Zijn element dag na dag in ons uit te delen. [Hoewel] we te veel van ons zelf-element in ons hebben,... gebruikt God tijd om Zich in ons te mengen. (CWWN, deel 37, p.182)

Lezing van vandaag

De unieke zegen in het hele universum is God Zelf. Alles behalve God is ijdelheid... Het bestaan van het universum is een groot wonder, maar zonder God is het wonderbaarlijke bestaan van het universum ijdelheid. Behalve God is alles "ijdelheid der ijdelheden" (Pred. 1:2). Alleen God Zelf is echt. Alleen Hij is de zegen voor ons. Als we het hele universum zouden winnen en toch God zouden missen, zouden we de meest beklagenswaardige personen zijn ... God Zelf is onze zegen, en deze zegen komt tot ons door de uitdeling van het Goddelijk Wezen in ons in Zijn Goddelijke Drie-eenheid - in de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Efeziërs 1 geeft ons een verslag van hoe de Drie-enige God Zijn uitverkoren, verloste en getransformeerde volk zegent in Zijn Goddelijke Drie-eenheid. Dit hoofdstuk gaat voornamelijk over de drie stappen van Gods zegen in Zijn Goddelijke Drie-eenheid, dat wil zeggen hoe Hij ons zegent in de Vader (vv. 3-6), in de Zoon (vv. 7-12), en. de Geest (vv. 13-14). Uiteindelijk, vanwege zo'n stroom van de Goddelijke Drie-eenheid als de zegen voor Gods uitverkoren volk, is er een probleem, en het probleem van deze gezegende stroom is de kerk als het Lichaam van Christus, de volheid van Degene die alles invult. allemaal (vs. 22-23). De kerk als het Lichaam van Christus is het totale resultaat van de Goddelijke Drie-eenheid als een stroom om alles wat God is uit te delen in Zijn uitverkoren volk. Het Nieuwe Jeruzalem heeft twaalf poorten met de namen van de twaalf stammen (Openb. 21:12), en twaalf fundamenten met de namen van de twaalf apostelen (v. 14). Verder draagt de boom des levens twaalf soorten fruit (22:2). Onder deze twaalf is de Drie-enige God verborgen, en zelfs vermengd, als de zegen van Zijn volk. Als de voltooiing van het hele verslag van de Bijbel, is het Nieuwe Jeruzalem gewoon de ware God in Zijn Goddelijke Drie-eenheid – de Vader, de Zoon en de Geest – verpakt in het getal twaalf met Zijn uitverkoren, verloste en getransformeerde mensen als hun zegen. Deze zegen zal eeuwig duren. Zo'n zegen is de ultieme vervulling van Gods zegen aan Israël in Numeri 6. Pas wanneer het Nieuwe Jeruzalem komt, zal deze zegen volledig worden vervuld. (Life-study of Numbers, pp.78-79) Verder lezen: CWWL, 1993, vol. 2, "De cruciale punten van de belangrijkste punten van het herstel van de Heer vandaag", pp. 51-60; CWWN, vol. 37, blz. 181-185

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 8 DAY 6

Morning Nourishment

Rev. 3:8 ...You have a little power and have kept My word and have not denied My name.

18 I counsel you to buy from Me gold refined by fire that you may be rich, and white garments that you may be clothed and that the shame of your nakedness may not be manifested, and eyesalve to anoint your eyes that you may see. While we estimate the church in Philadelphia very highly, the Lord says that she had “a little power.” What pleases the Lord is not that we are strong, but that we use our little power to do the best we can. Do not try to be strong... Simply spend what you have received from Him. Do not usurp the Lord’s grace... Even the least among us has received a certain amount of grace from Him. You must spend that grace, using it to do your best. If you do this, the Lord will appreciate you and say, “Good. You have a little power, yet you have kept My word with the power you have.”...The Lord is not happy with giants; He is happy with the little ones who have an amount of grace. Although that grace may be limited in its capacity, as long as we use it, spending it to do as much as we can to keep the Lord’s word, He will be pleased. (Life-study of Revelation, p.186)

Today’s Reading

Once Philadelphia fails, it becomes Laodicea. Laodicea is a distorted Philadelphia. When brotherly love is gone, Philadelphia immediately turns into the opinions of many. This is the meaning of the word Laodicea. As soon as Philadelphia becomes degraded, the “brothers” become the “many people,” and its “brotherly love” becomes “the opinions of the many.” Love has degenerated into opinion. Brotherly love is something living, but the opinion of many people is something dead. When brotherly love is lost the Body relationship is lost. The fellowship of life is cut off as well, leaving only the opinion of men. The opinion of the Lord is lost, and the only things left are the vote of the majority, ballots, and the show of hands. Once Philadelphia falls, it becomes Laodicea. If you want to continue in the way of Philadelphia, remember to humble yourselves before God...God’s blessing is with us, but we must be careful when we say this. As soon as we are not careful, we have the flavor of Laodicea: “We are wealthy and have become rich and have need of nothing.” Please bear in mind that we have nothing that we have not received. Those around us may be full of death, but we do not need to be conscious of the fact that we are full of life. Those around us may be poor, but we do not need to be conscious of the fact that we are rich. Those who live before the Lord will not be conscious of their own riches. May the Lord be merciful to us that we may learn to live before Him. May we be rich and yet not know that we are rich. It was better for Moses not to know that his face was shining, even though it did shine! Once a person knows himself, he becomes Laodicea, and the result is lukewarmness. Laodicea means to know everything, but in reality to be fervent about nothing. In name it has everything, but it cannot sacrifice its life for anything. It remembers its former glory but forgets its present condition before God. Formerly, it was Philadelphia; today it is Laodicea. (CWWN, vol. 50, “Messages for Building Up New Believers (3),” pp. 783-786) [Those in Laodicea] must have living faith; otherwise, God’s Word is useless to them. Their failure, their weakness, is due to the fact that their faith is gone. Peter says that gold proved by fire is faith on trial (1 Pet. 1:7)...You must have faith that mingles with the words you have heard. You must pass through all manner of trials so that the words which you have heard will be useful in a practical way. Thus, you must buy gold tried in the fire. You must learn to trust even while in tribulation; then you will really be rich. (CWWN, vol. 47, “The Orthodoxy of the Church,” pp. 86-87) Further Reading: CWWN, vol. 50, “Messages for Building Up New Believers (3),” ch. 4

 
 

 

 

 

 

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 8 DAG 6

Ochtendvoeding

Openb. 3:8 ...U hebt een beetje macht en hebt Mijn woord gehouden en Mijn naam niet verloochend.

18 Ik raad je aan om van Mij goud te kopen, gelouterd door vuur, opdat je rijk moogt worden, en witte kleren om gekleed te worden en opdat de schande van je naaktheid niet openbaar wordt, en ogenzalf om
zalf je ogen zodat je kunt zien.

Hoewel we de kerk in Filadelfia zeer hoog inschatten, zegt de Heer dat ze "een beetje macht" had. Wat de Heer behaagt, is niet dat we sterk zijn, maar dat we onze kleine kracht gebruiken om ons best te doen. Probeer niet sterk te zijn... Geef gewoon uit wat je van Hem hebt ontvangen. Gebruik de genade van de Heer niet... Zelfs de minste onder ons heeft een zekere mate van genade van Hem ontvangen. Je moet die gratie besteden en gebruiken om je best te doen. Als je dit doet, zal de Heer je waarderen en zeggen: “Goed. Je hebt een beetje macht, maar toch heb je Mijn woord gehouden met de kracht die je hebt.”...De Heer is niet blij met reuzen; Hij is blij met de kleintjes die een beetje gratie hebben. Hoewel die genade misschien beperkt is in haar capaciteit, zal Hij tevreden zijn zolang we het gebruiken, het uitgeven om zoveel mogelijk te doen om het woord van de Heer te houden. (Levensstudie van Openbaring, p.186)

Lezing van vandaag

Zodra Philadelphia faalt, wordt het Laodicea. Laodicea is een verwrongen Filadelfia. Als de broederliefde weg is, verandert Philadelphia onmiddellijk in de mening van velen. Dit is de betekenis van het woord Laodicea.

Zodra Philadelphia gedegradeerd raakt, worden de 'broeders' de 'vele mensen' en wordt de 'broederlijke liefde' de 'meningen van de velen'.
Liefde is verworden tot mening. Broederliefde is iets levends, maar de mening van veel mensen is iets doods. Wanneer de broederlijke liefde verloren gaat, is de Lichaamsrelatie verloren. De gemeenschap van het leven wordt ook afgesneden, waardoor alleen de mening van mensen overblijft. De mening van de Heer is verloren, en het enige dat overblijft zijn de stemming van de meerderheid, stembiljetten en handopsteking. Zodra Philadelphia valt, wordt het Laodicea.

Als je wilt doorgaan op de weg van Filadelfia, denk er dan aan om jezelf te vernederen voor God... Gods zegen is met ons, maar we moeten voorzichtig zijn als we dit zeggen. Zodra we niet oppassen, hebben we de smaak van Laodicea: “We zijn rijk en zijn rijk geworden en hebben aan niets gebrek.”

Houd er rekening mee dat we niets hebben dat we niet hebben ontvangen. De mensen om ons heen kunnen vol dood zijn, maar we hoeven ons niet bewust te zijn van het feit dat we vol leven zijn. De mensen om ons heen zijn misschien arm, maar we hoeven ons niet bewust te zijn van het feit dat we rijk zijn. Zij die voor de Heer leven, zullen zich niet bewust zijn van hun eigen rijkdommen. Moge de Heer ons genadig zijn, zodat we mogen leren voor Hem te leven. Mogen we rijk zijn en toch niet weten dat we rijk zijn. Het was beter voor Mozes om niet te weten dat zijn gezicht was
stralend, ook al scheen het! Als iemand zichzelf eenmaal kent, wordt hij Laodicea en het resultaat is lauwheid. Laodicea betekent alles weten, maar in werkelijkheid over niets vurig zijn. In naam heeft het alles, maar het kan zijn leven nergens voor opofferen. Het herinnert zich zijn vroegere glorie, maar vergeet zijn huidige toestand voor God. Vroeger was het Philadelphia; vandaag is het Laodicea. (CWWN, vol. 50, "Berichten voor het opbouwen van nieuwe gelovigen (3)", pp. 783-786)

[Degenen in Laodicea] moeten een levend geloof hebben; anders is Gods Woord nutteloos voor hen. Hun falen, hun zwakheid, is te wijten aan het feit dat hun geloof weg is. Petrus zegt dat goud dat door vuur wordt bewezen geloof op proef is (1 Petr. 1:7)... Je moet geloof hebben dat zich vermengt met de woorden die je hebt gehoord. Je moet allerlei beproevingen doorstaan, zodat de woorden die je hebt gehoord praktisch bruikbaar zullen zijn. U moet dus goud kopen dat is geprobeerd in de
vuur. Je moet leren vertrouwen, zelfs in tijden van tegenspoed; dan word je pas echt rijk. (CWWN, vol. 47, “The Orthodoxy of the Church”, pp. 86-87)

Verder lezen: CWWN, vol. 50, "Boodschappen om nieuwe gelovigen op te bouwen (3)", hfdst. 4

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 8 DAY 5
Morning Nourishment

Rev. 3:12 He who overcomes, him I will make a pillar in the temple of My God,... and I will write upon him the name of My God and the name of the city of My God, the New Jerusalem, which descends out of heaven from My God, and My new name.

In [Revelation 3:7], the introductory word in the epistle to the church in Philadelphia, the most difficult term for the teachers of the Bible to understand is the key of David. This key is used by the Lord to open the door for His recovered church. Today it is also used by the Lord for us, the seekers and lovers of the Lord in His recovery, to have an opened door not.only for the spread of the recovery in an objective way but also for us to become a white stone (2:17) and pillars that are built into the temple of God and bear three names—the name of God, the name of the city of God, and the Lord’s new name (3:12). The temple, the house of God, refers first.to the church in the present age (1 Cor. 3:16-17; 1 Tim. 3:15)...Eventually, in eternity the temple will become the New Jerusalem. The house of God is the church for God’s dwelling today, which will consummate in the New Jerusalem as both the tabernacle and temple of God for His dwelling in eternity (Rev. 21:3, 22). (CWWL, 1994-1997, vol. 4, p. 73)

Today’s Reading

What is the way for us to become a white stone and a pillar that is built into the house of God?...The name of My God indicates that the pillar is God; the name of the city of My God indicates that the pillar is the New Jerusalem; and My new name indicates that the pillar is Christ in a new significance. The overcomer as a pillar becomes God (in life and in nature but not in the Godhead), the New Jerusalem, and Christ in a new experiential sense. In ourselves we have no way to carry this out. However, the Lord Jesus has the way; that is, He has the key...He is the key for us to be transformed into white stones and to be built into the house of God, which is the church today and the New Jerusalem in eternity.A loving seeker of the Lord can become one who bears the name of God, the name of the New Jerusalem, and the new name of Christ. This means that he becomes God in life and in nature but not in the Godhead, and he also becomes the New Jerusalem and Christ in a new sense. By.ourselves this is impossible, but the One who has the key of David has the way.God created man in His own image and according to His own likeness in order that man may express God, and He gave man the authority to rule over all things (Gen. 1:26). Through the fall man lost the way to fulfill God’s purpose...However, David found the way to fulfill God’s purpose in figure. He defeated all the enemies and gained the ground to build the temple, the house of God. Because God gave the key of authority to David, it is called “the key of David.” Then David had a descendant, Christ, who inherited this key. Today Christ is the real David (Matt. 12:3-4), to whom God has give the key of authority (28:18). He and only He has the unique key to open the door for His recovery that no one can shut. The Lord has the key to subjectively make us not only white stones but also pillars built into the house of God as those who are parts of God, of the New Jerusalem, and of Christ in a new sense. If we read the outlines of [the high peak] truths, we can see that they give us a key that opens the way to make us a part of God, of the New Jerusalem, and of the new Christ. We need to pray-read these outlines, study and investigate them, memorize and recite them, and prophesy with them. As a result, there will be an open door for us to enter into the reality, that is, to become a part of God, of the New Jerusalem, and of Christ. The New Jerusalem is the consummated God and the new Christ...ThisChrist is the One in the four Gospels who has been increased, enlarged, and multiplied to be a corporate Body, which will consummate in the New Jerusalem. (CWWL, 1994-1997, vol. 4, pp. 73-75)Further Reading: CWWL, 1994-1997, vol. 4, pp. 73-77
21:

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 8 DAG 5
Ochtendvoeding

Openb. 3:12 Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil maken in de tempel van Mijn God, ... en Ik zal op hem schrijven de naam van Mijn God en de naam van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem, die uit de hemel neerdaalt van Mijn God, en Mijn nieuwe naam.

In [Openbaring 3:7], het inleidende woord in de brief aan de kerk in Philadelphia, is de moeilijkste term voor de bijbelleraren om te begrijpen de sleutel van David. Deze sleutel wordt door de Heer gebruikt om de deur te openen voor Zijn herstelde kerk. Tegenwoordig wordt het ook door de Heer gebruikt voor ons, de zoekers en minnaars van de Heer in Zijn herstel, om een geopende deur te hebben, niet alleen voor de verspreiding van het herstel op een objectieve manier, maar ook voor ons om een witte steen te worden ( 2:17) en pilaren die in de tempel van God zijn gebouwd en drie namen dragen: de naam van God, de naam van de stad van God en de nieuwe naam van de Heer (3:12). De tempel, het huis van God, verwijst in de eerste plaats naar de kerk in de huidige tijd (1 Kor. 3:16-17; 1 Tim. 3:15)...Uiteindelijk zal de tempel in de eeuwigheid het nieuwe Jeruzalem worden. Het huis van God is de kerk voor Gods woning vandaag, die zal voleindigen in het Nieuwe Jeruzalem als zowel de tabernakel als de tempel van God voor Zijn woning in de eeuwigheid (Openbaring 21:3, 22). (CWWL, 1994-1997, deel 4, p. 73)

Lezing van vandaag

Wat is de manier voor ons om een witte steen en een pilaar te worden die in het huis van God wordt gebouwd?...De naam van Mijn God geeft aan dat de pilaar God is; de naam van de stad van Mijn God geeft aan dat de zuil het Nieuwe Jeruzalem is; en Mijn nieuwe naam geeft aan dat de zuil Christus is in een nieuwe betekenis. De overwinnaar als pijler wordt God (in het leven en in de natuur, maar niet in de Godheid), het nieuwe Jeruzalem en Christus in een nieuwe ervaringsgerichte zin. In onszelf hebben we geen manier om dit uit te voeren. De Heer Jezus heeft echter de weg; dat wil zeggen, Hij heeft de sleutel ... Hij is de sleutel voor ons om te worden getransformeerd in witte stenen en om te worden gebouwd in het huis van God, dat vandaag de kerk is en het Nieuwe Jeruzalem in de eeuwigheid. Een liefdevolle zoeker van de Heer kan iemand worden die de naam van God, de naam van het nieuwe Jeruzalem en de nieuwe naam van Christus draagt. Dit betekent dat hij God wordt in het leven en in de natuur, maar niet in de Godheid, en hij wordt ook het Nieuwe Jeruzalem en Christus in een nieuwe betekenis. Op onszelf is dit onmogelijk, maar Degene die de sleutel van David heeft, heeft de weg.

God schiep de mens naar Zijn eigen beeld en naar Zijn eigen gelijkenis, opdat de mens God zou kunnen uitdrukken, en Hij gaf de mens het gezag om over alle dingen te heersen (Gen. 1:26). Door de val verloor de mens de weg om Gods doel te vervullen...David vond echter de manier om Gods doel in figuur te vervullen. Hij versloeg alle vijanden en veroverde de grond om de tempel, het huis van God, te bouwen. Omdat God de sleutel van autoriteit aan David gaf, wordt het "de sleutel van David" genoemd. Toen had David een nakomeling, Christus, die deze sleutel erfde. Vandaag is Christus de echte David (Matt. 12:3-4), aan wie God de sleutel van autoriteit heeft gegeven (28:18). Hij en alleen Hij heeft de unieke sleutel om de deur voor Zijn herstel te openen die niemand kan sluiten. De Heer heeft de sleutel om subjectief van ons niet alleen witte stenen te maken, maar ook pilaren die gebouwd zijn in het huis van God als degenen die deel uitmaken van God, van het nieuwe Jeruzalem, en van Christus in een nieuwe zin. Als we de hoofdlijnen van [de hoge piek] waarheden lezen, kunnen we zien dat ze ons een sleutel geven die de weg opent om ons een deel van God, van het nieuwe Jeruzalem en van de nieuwe Christus te maken. We moeten bidden, deze hoofdlijnen lezen, ze bestuderen en onderzoeken, ze uit het hoofd leren en reciteren, en ermee profeteren. Als gevolg hiervan zal er een open deur voor ons zijn om de realiteit binnen te gaan,
dat wil zeggen, een deel worden van God, van het nieuwe Jeruzalem en van Christus.

Het nieuwe Jeruzalem is de voleindigde God en de nieuwe Christus... Deze Christus is Degene in de vier evangeliën die is vermeerderd, vergroot en vermenigvuldigd om een gemeenschappelijk lichaam te zijn, dat zal voleindigen in het nieuwe Jeruzalem. (CWWL, 1994-1997, deel 4, pp. 73-75)

Verder lezen: CWWL, 1994-1997, vol. 4, blz. 73-77
21:

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 8 DAY 4
Morning Nourishment

Isa. 22:22 And I will set the key of the house of David upon his shoulder—when he opens, no one will shut; when he shuts, no one will open.

Eph. 3:8 To me, less than the least of all saints, was this grace given to announce to the Gentiles the unsearchable riches of Christ as the gospel.

2 Cor. 2:10 ...If I have forgiven anything, it is for your sake in the person of Christ.

God’s household is the greatest house in the universe, including all the believers throughout the ages. In this vast divine household, Christ is the unique Steward. He takes care of God’s household in every way to serve us...The all-inclusive Christ, as typified by Eliakim, is also the One upon whose shoulder the key of (the treasury of) the house of God...is set...
Second Samuel 7:16 indicates that David’s house was for his kingdom. Today God’s house is for God’s kingdom. The church is God’s house (1 Tim.3:15), and the church is also the kingdom of God (Matt. 16:18-19; Rom.14:17)...When the church as the house of God is adequately built up, the church is manifested as the kingdom of God (Life-study of Isaiah, pp.291-292)

Today’s Reading

Christ today holds the key of this house, this kingdom. Isaiah 22:22 says that Jehovah would set the key of the house of David upon Eliakim’s shoulder...The key that God has put on the shoulder of Christ is a great one. Such a big key indicates that the door which it opens is big and thick. Such a door would be a stronghold to protect and keep the treasures of the house of God...The treasures today in the house of God are all the riches of Christ.

According to Isaiah 22, Shebna was “fired” and replaced by Eliakim as the steward over the king’s house. Darby said that Shebna typifies a false Christ. He should be removed and replaced by Christ. Christ should not be replaced by us. Instead, we should be replaced by Christ. All of us are “Shebnas” who should be removed and replaced by the real Eliakim...We should not allow anything or anyone, including ourselves, to replace Christ. We need to be replaced by Christ. He Himself must be everything in us and to us.

Christ has a big key to open the treasury of all His riches. When He opens the treasury, no one will shut. When He shuts the treasury, no one will open. Christ is the One who can open up to us all the riches of God embodied in Him. He can also shut the door to these riches. Sometimes we experience the door of the divine treasures being open to us to flood into us. But at other times we may do something to offend the Lord. Then we have the sensation that the door is shut and that the riches coming to us are stopped. His opening and His shutting are all for one thing—the enjoyment of His riches as the treasure.

I believe the direct application of Isaiah 22:22 is this—Christ has the key to control the door of God’s treasury, in which are the riches of God in Christ for our enjoyment. We have experienced both His opening of these riches to us and His shutting up of these riches. When He shuts up these riches, we have the feeling of being dried up or inwardly deprived. Our experience indicates that Christ is the One who has the key to all of His.riches. (Life-study of Isaiah, pp. 292-295)

We all have to contact the Lord, to fellowship with Him, to touch Him. The most spiritual person is the one who remains in the touch with the Lord the most. We need to pray, “Lord, I just come to touch You. I have nothing to ask of You. I do not even like to ask You to do anything for me. I just like to remain in the touch with You. I do have some burden to pray for Your recovery, for Your interest, yet I do not like to do it. I just like to.remain in this touch.” (CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” pp.338-340)

Further Reading: CWWL, 1980, vol. 1, “Perfecting Training,” ch. 33; The Conclusion of the New Testament, msg. 238; Life-study of Revelation, msgs.15-16 In order to enjoy the riches of God in Christ as the treasure, we need to remain in the touch with the Lord, staying in contact with the Lord according to the sense of life and exercising ourselves to be poor in spirit and pure in heart. In order to enjoy the riches of God in Christ as the treasure, we need to use the "keys" of denying the self, taking up the cross, and losing the soul-life. Amen, Matt.16:24 Then Jesus said to His disciple's If anyone wants to come after Me, Let him deny himself and take up his cross and follow me.

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 8 DAG 4
Ochtendvoeding

Isa: 22:22 En Ik zal de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen; als hij opent, zal niemand sluiten; als hij sluit, zal niemand openen.

Ef. 3:8 Mij, minder dan de minste van alle heiligen, werd deze genade gegeven om aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus als het evangelie aan te kondigen.

2 Kor. 2:10 ... Als ik iets heb vergeven, is het voor jou in de persoon van Christus.

Gods huisgezin is het grootste huis in het universum, inclusief alle gelovigen door de eeuwen heen. In dit enorme goddelijke huisgezin is Christus de enige Rentmeester. Hij zorgt op alle mogelijke manieren voor Gods huishouden om ons te dienen... De alomvattende Christus, zoals getypeerd door Eljakim, is ook Degene op wiens schouder de sleutel van (de schatkamer van) het huis van God... is geplaatst ...
2 Samuël 7:16 geeft aan dat het huis van David voor zijn koninkrijk was. Vandaag is Gods huis voor Gods koninkrijk. De kerk is Gods huis (1 Tim.3:15), en de kerk is ook het koninkrijk van God (Matt.16:18-19; Rom.14:17)...Wanneer de kerk als het huis van God is voldoende opgebouwd, wordt de kerk gemanifesteerd als het koninkrijk van God (Life-study of Jesaiah, pp.291-292)

Lezing van vandaag

Christus heeft vandaag de sleutel van dit huis, dit koninkrijk. Jesaja 22:22 zegt dat Jehova de sleutel van het huis van David op de schouder van Eljakim zou leggen... De sleutel die God op de schouder van Christus heeft gelegd, is een grote. Zo'n grote sleutel geeft aan dat de deur die hij opent groot en dik is. Zo'n deur zou een bolwerk zijn om de schatten van het huis van God te beschermen en te bewaren... De schatten van vandaag in het huis van God zijn alle rijkdommen van Christus. Volgens Jesaja 22 werd Sebna "ontslagen" en vervangen door Eljakim als rentmeester over het huis van de koning. Darby zei dat Shebna een valse Christus typeert. Hij moet worden verwijderd en vervangen door Christus. Christus mag niet door ons vervangen worden. In plaats daarvan zouden we vervangen moeten worden door Christus. Wij zijn allemaal "Shebnas" die moeten worden verwijderd en vervangen door de echte Eljakim... We moeten niet toestaan dat iets of iemand, inclusief onszelf, Christus vervangt. We moeten vervangen worden door Christus. Hijzelf moet alles in ons en voor ons zijn.

Christus heeft een grote sleutel om de schatkamer van al Zijn rijkdommen te openen. Als Hij de schatkamer opent, zal niemand sluiten. Als Hij de schatkist sluit, zal niemand openen. Christus is Degene die voor ons alle rijkdommen van God kan openen die in Hem belichaamd zijn. Hij kan ook de deur naar deze rijkdommen sluiten. Soms ervaren we dat de deur van de goddelijke schatten voor ons openstaat om in ons binnen te stromen. Maar op andere momenten kunnen we iets doen om de Heer te beledigen. Dan hebben we het gevoel dat de deur dicht is en dat de rijkdom die naar ons toekomt wordt tegengehouden. Zijn openen en sluiten zijn allemaal voor één ding: het genieten van Zijn rijkdommen als de schat.

Ik geloof dat de directe toepassing van Jesaja 22:22 deze is: Christus heeft de sleutel om de deur van Gods schatkamer te controleren, waarin de rijkdommen van God in Christus zijn voor ons genot. We hebben ervaren dat Hij deze rijkdommen voor ons heeft geopend en dat Hij deze rijkdommen heeft verborgen. Wanneer Hij deze rijkdommen sluit, hebben we het gevoel opgedroogd of innerlijk beroofd te zijn. Onze ervaring geeft aan dat Christus Degene is die de sleutel heeft tot al Zijn rijkdommen. (Levensstudie van Jesaja, pp. 292-295)

We moeten allemaal contact opnemen met de Heer, gemeenschap met Hem hebben, Hem aanraken. De meest spirituele persoon is degene die het meest in contact blijft met de Heer. We moeten bidden: “Heer, ik kom alleen om U aan te raken. Ik heb niets van je te vragen. Ik vraag U niet eens graag om iets voor mij te doen. Ik blijf gewoon graag in contact met U. Ik heb wel een last te bidden voor Uw herstel, voor Uw belang, maar toch doe ik het niet graag. Ik wil gewoon in deze aanraking blijven.' (CWWL, 1980, deel 1, "Perfecting Training", pp.338-340)

Verder lezen: CWWL, 1980, vol. 1, 'Training perfectioneren', hfdst. 33; De conclusie van het Nieuwe Testament, msg. 238; Levensstudie van Openbaring, msgs.15-16 Om de rijkdom van God in Christus als de schat te genieten, moeten we in contact met de Heer blijven, in contact met de Heer blijven volgens de levenszin en oefenen onszelf om arm van geest en zuiver van hart te zijn. Om te genieten van de rijkdommen van God in Christus als de schat, moeten we de "sleutels" gebruiken om het zelf te verloochenen, het kruis op te nemen en het zieleleven te verliezen. Amen, Matt.16:24 Toen zei Jezus tegen Zijn discipel: Als iemand Mij wil volgen, laat hij zichzelf verloochenen en zijn kruis opnemen en Mij volgen.

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 8 DAY 3

Morning Nourishment

Rev. 3:7 ...These things says the Holy One, the true One, the One who has the key of David, the One who opens and no one will shut, and shuts and no one opens.

Gal. 2:20 I am crucified with Christ; and it is no longer I who live, but it is Christ who lives in me; and the life which I now live in the flesh I live in faith, the faith of the Son of God, who loved me and gave Himself up for me. Christ is...the Steward in the house of God, typified by Eliakim [Isa.22:20-24]
...The Lord Jesus [also] referred to Himself as the One who has the key of David in Revelation 3:7. He is the One who holds the key of the house of David. The house is the place where a person keeps all his precious things... Isaiah 39:2 records how Hezekiah showed the Babylonian visitors his treasury, which literally means “the house of his precious things.” The house of David was a treasury...Christ is the One who has the key to the house of David. (Life-study of Isaiah, p. 289)

Today’s Reading

God...fired Shebna, a steward in the house of the king (Isa. 22:15), and
replaced him with Eliakim, a type of Christ (vv. 20-24; Rev. 3:7). In the entire universe everything in God’s house and outside God’s house should be fired and replaced with Christ. The nations, the steward, and all the bowls and jars in the king’s house needed to be replaced. God replaced all of them with Immanuel. He replaced everyone and everything with Christ. This is the reason Christ is unveiled as a Father, a Steward, a throne of glory, and a peg (a nail) driven into a sure place (a wall), on which hang all the
utensils and vessels—all the things that belong to God for His people to enjoy Him. Here we see that whatever or whoever is not Christ, God fires

We need to see that when God created us, He hired us, and that when He put us on the cross, crucifying us with Christ, He fired us...God fired everyone on the cross, and He is replacing everyone with Christ [cf. Gal.2:20]. After God’s firing and replacing of everyone and everything with Christ, there will first be the restoration for the kingdom, and then there will be the restoration for the new heaven and new earth for the New Jerusalem...The real church life is a life in which all the saints are fired and replaced with Christ. This will make Christ everything in the church. This is the vision of God’s economy hidden in Isaiah 1—23.

Because Christ joined Himself to us, uniting Himself with us, when He died on the cross, we died with Him and were terminated (Rom. 6:6). In the New Testament, Christ’s replacing of us is altogether a matter of a grafted life. This grafted life is the highlight of God’s salvation in John 15. Christ is the vine, and we are the branches (v. 5). As wild olive branches, we have been grafted into Christ (Rom. 11:17). Thus, we are united with Christ, and in this union Christ replaces us. He replaces us by living in us, with us, by us, and through us. We live, yet not we, but Christ lives in us, and we live by the faith of the Son of God. This indicates a union with Christ.

God, who had hired everyone, eventually fired everyone that He might replace everyone with Christ. When everyone and everything is replaced with Christ, Christ becomes everything. In Isaiah, everything is fired, discharged by God, and then the discharging God comes in to replace
everything with Christ. This is Paul’s concept in Colossians 2:16 and 17...Here Paul is telling us that our food and drink, feasts, new moons, and Sabbaths are all shadows of Christ. Christ, therefore, is the replacement of all the things in God’s Old Testament economy.

On the one hand, we are fired, and on the other hand, we are not expelled, for Christ comes to live in us, with us, by us, and through us. This is Immanuel replacing everything and being everything in God’s economy. (Life-study of Isaiah, pp. 87-89)

Further Reading: Life-study of Isaiah, msgs. 13, 42; CWWN, vol. 47, “The Orthodoxy of the Church,” chs. 7-9
11:52
Leonar
Leonar Lumigin Jueves
31109: Perhaps you cannot go for even a week without condemning or contemning someone. It seems that nearly every day we either contemn or condemn. Husbands and wives contemn and condemn one another. I do not believe there is one exception. Every wife has contemned and condemned her husband, and every husband has done the same to his wife. This is a real problem. When you read this, can you still say that you are the overcomers, the kingdom people? Do not be disappointed. Rather, be encouraged. Remember, we have an overcoming life. Do you not have the King within you? We are the kingdom people, and we have the King within us. This King is the kingly, overcoming life. Do not look at yourself. If you do, you will be fully discouraged. Forget yourself and look at the kingly life within you. It is this life that makes us the kingdom people. Forget your natural life and follow this kingly life.
Life study of Matthew massage 7.
12:16

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 8 DAG 3

Ochtendvoeding

Openbaring 3:7 ...Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Degene die de sleutel van David heeft, Degene die opent en niemand zal sluiten, en sluit en niemand opent.

Gal. 2:20 Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en het leven dat ik nu in het vlees leef, leef ik in geloof, het geloof van de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven. Christus is...de rentmeester in het huis van God, voorgesteld door Eljakim [Jes.22:20-24]
...De Heer Jezus noemde Zichzelf [ook] Degene die de sleutel van David heeft in Openbaring 3:7. Hij is Degene die de sleutel van het huis van David bezit. Het huis is de plaats waar een persoon al zijn kostbare dingen bewaart... Jesaja 39:2 vermeldt hoe Hizkia de Babylonische bezoekers zijn schatkamer liet zien, wat letterlijk "het huis van zijn kostbare dingen" betekent. Het huis van David was een schatkamer...Christus is Degene die de sleutel heeft tot het huis van David. (Levensstudie van Jesaja, p. 289)

Lezing van vandaag

God...ontsloeg Shebna, een rentmeester in het huis van de koning (Jes. 22:15), en
verving hem door Eljakim, een type van Christus (vv. 20-24; Openb. 3:7). In het hele universum moet alles in Gods huis en buiten Gods huis worden afgevuurd en vervangen door Christus. De naties, de rentmeester en alle schalen en kruiken in het huis van de koning moesten worden vervangen. God verving ze allemaal door Immanuël. Hij verving alles en iedereen door Christus. Dit is de reden waarom Christus wordt onthuld als een Vader, een Rentmeester, een troon van glorie, en een pin (een spijker) die in een vaste plaats (een muur) wordt geslagen, waaraan alle
gebruiksvoorwerpen en vaten — alle dingen die God toebehoren zodat Zijn volk van Hem kan genieten. Hier zien we dat wat of wie dan ook niet Christus is, God vuurt

We moeten inzien dat toen God ons schiep, Hij ons inhuurde, en dat toen Hij ons aan het kruis plaatste, ons met Christus kruisigde, Hij ons ontsloeg...God ontsloeg iedereen aan het kruis, en Hij vervangt iedereen door Christus [ vgl. Gal.2:20]. Nadat God iedereen en alles heeft ontslagen en vervangen door Christus, zal er eerst het herstel zijn voor het koninkrijk, en dan zal er het herstel zijn voor de nieuwe hemel en de nieuwe aarde voor het nieuwe Jeruzalem... Het echte kerkelijke leven is een leven waarin alle heiligen worden ontslagen en vervangen door Christus. Dit zal Christus alles maken in de gemeente. Dit is de visie van Gods economie, verborgen in Jesaja 1-23.

Omdat Christus zich bij ons voegde, zich met ons verenigde, toen Hij stierf aan het kruis, stierven wij met Hem en werden beëindigd (Romeinen 6:6). In het Nieuwe Testament is het vervangen van ons door Christus helemaal een kwestie van een geënt leven. Dit geënte leven is het hoogtepunt van Gods redding in Johannes 15. Christus is de wijnstok en wij zijn de ranken (vers 5). Als wilde olijftakken zijn we geënt op Christus (Romeinen 11:17). Zo zijn we verenigd met Christus, en in deze eenheid vervangt Christus ons. Hij vervangt ons door in ons, met ons, door ons en door ons te leven. Wij leven, maar niet wij, maar Christus leeft in ons, en wij leven door het geloof van de Zoon van God. Dit wijst op een vereniging met Christus.

God, die iedereen had aangenomen, ontsloeg uiteindelijk iedereen zodat Hij iedereen zou kunnen vervangen door Christus. Wanneer alles en iedereen wordt vervangen door Christus, wordt Christus alles. In Jesaja wordt alles ontstoken, ontladen door God, en dan komt de ontladende God ter vervanging
alles met Christus. Dit is het concept van Paulus in Kolossenzen 2:16 en 17... Hier vertelt Paulus ons dat ons eten en drinken, feesten, nieuwe manen en sabbatten allemaal schaduwen van Christus zijn. Christus is daarom de vervanging van alle dingen in Gods oudtestamentische economie.

Aan de ene kant worden we ontslagen en aan de andere kant worden we niet verdreven, want Christus komt in ons wonen, met ons, door ons en door ons. Dit is Immanuel die alles vervangt en alles is in Gods economie. (Levensstudie van Jesaja, pp. 87-89)

Verder lezen: Levensstudie van Jesaja, msgs. 13, 42; CWWN, vol. 47, "De orthodoxie van de kerk", chs. 7-9
11:52
Leonaar
Leonar Lumigin Jueves
31109: Misschien kun je nog geen week doorgaan zonder iemand te veroordelen of te verachten. Het lijkt erop dat we bijna elke dag verachten of veroordelen. Man en vrouw minachten en veroordelen elkaar. Ik geloof niet dat er één uitzondering is. Elke vrouw heeft haar man veracht en veroordeeld, en elke man heeft zijn vrouw hetzelfde aangedaan. Dit is een echt probleem. Als je dit leest, kun je dan nog steeds zeggen dat jullie de overwinnaars zijn, de koninkrijksmensen? Wees niet teleurgesteld. Laat je liever aanmoedigen. Vergeet niet dat we een overwinnend leven hebben. Heb je de Koning niet in je? Wij zijn de mensen van het koninkrijk en we hebben de Koning in ons. Deze Koning is het koninklijke, overwinnende leven. Kijk niet naar jezelf. Als je dat doet, zul je volledig ontmoedigd raken. Vergeet jezelf en kijk naar het koninklijke leven in jezelf. Het is dit leven dat ons tot koninkrijksmensen maakt. Vergeet je natuurlijke leven en volg dit koninklijke leven.
Levensstudie van Mattheüsmassage 7.
12:16
Le

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 8 DAY 2
Morning Nourishment

Rev. 3:8 ...You have a little power and have kept My word and have not denied My name.

1 Tim. 1:3-4 ...Charge certain ones not to teach different things nor to give heed to myths and unending genealogies, which
produce questionings rather than God’s economy, which is in faith.

According to His heart’s desire, God made His eternal economy (1 Tim.1:4b; Eph. 1:10; 3:9) to make man the same as He is in life and nature but not in His Godhead and to make Himself one with man and man one with Him, thus to be enlarged and expanded in His expression, that all His divine attributes may be expressed in human virtues.

God carries out His eternal economy through a number of steps. First, He created man in His image and according to His likeness (Gen. 1:26-27). Then God became a man...in His incarnation to partake of the human nature (Heb. 2:14a). He lived a human life to express His attributes through man’s virtues. He died an all-inclusive death and resurrected to produce the firstborn Son of God and become the life-giving Spirit (Rom. 8:29; Acts13:33; 1 Cor. 15:45). This was all for Him to dispense Himself into His chosen people to regenerate them with Himself as their life for producing many sons—many God-men (1 Pet. 1:3)—for the forming of the churches with His many sons and for the building up of the Body of Christ with His brothers as the members to be the organism of the processed and consummated Triune God, consummating in the New Jerusalem as His eternal enlargement and expression. We have to be controlled by the vision of God’s economy. We should not speak anything other than God’s economy [cf. 1 Tim. 1:3-4]. (CWWL,1994-1997, vol. 3, “The Ten Great Critical ‘Ones’ for the Building Up of the Body of Christ,” pp. 161-162

Today’s Reading

In these seven epistles in Revelation 2 and 3, the striking point of the churches’ degradation was three kinds of teachings: the teaching of Balaam, a Gentile prophet (2:14); the teaching of the Nicolaitans to build the hierarchy (v. 15); and the teaching of the woman, the so-called prophetess, Jezebel, full of heresies and fornication (v. 20). These three kinds of teachings crept in because the churches left the teaching of the apostle [cf. 2 Tim. 1:15 and footnote 2].

In 1 Timothy 1:3 and 6:3 Paul warns not to teach differently. The saints should teach according to Paul’s teaching. Those in Asia definitely turned away from Paul’s teaching [cf. 2 Tim. 1:15], and the result of this turning away was that they received three kinds of heretical teachings...Within thirty years after Paul’s final Epistle to Timothy, these churches had reached such a point of degradation. It is dangerous to leave or turn away from the apostle’s teaching, from the apostle’s proper revelation.

One church was unique and was highly appraised by the Lord—the church in Philadelphia. The Lord highly appraised them and even appreciated them because they kept the word (Rev. 3:8). This means that they did not turn away from the apostle’s proper teaching. Although they were weak, the Lord still appraised them highly, telling them that they had a little power and that they had kept His word.

To turn away from the proper teaching is a terrible thing that will result in degradation and in picking up other teachings ... I hope that all the church people in the recovery would not be followers of those in Asia who turned away from Paul’s ministry. Rather, I hope that we would follow the pattern of the church in Philadelphia—keeping the Lord’s word even though we only have a little strength. Let us keep the word of the Lord, which is to remain in the teachings of the apostle, to remain in the healthy
words, to remain in the unique revelation from the Lord with the proper leadership. Then we are safe. (CWWL, 1986, vol. 1, “Elders’ Training, Book7: One Accord for the Lord’s Move,” pp. 173-174)

Further Reading: CWWL, 1986, vol. 1, “Elders’ Training, Book 7: One Accord for the Lord’s Move,” ch. 8
Gloria

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND VOEDING
WEEK 8 DAG 2
Ochtendvoeding

Openb. 3:8 ...U hebt een beetje macht en hebt Mijn woord gehouden en Mijn naam niet verloochend.

1 Tim. 1:3-4 ...Geef sommigen de opdracht om geen verschillende dingen te leren, noch acht te slaan op mythen en oneindige geslachtsregisters, die
produceren vragen in plaats van Gods economie, die in geloof is.

Volgens het verlangen van Zijn hart maakte God Zijn eeuwige economie (1 Tim. 1:4b; Ef. 1:10; 3:9) om de mens hetzelfde te maken als Hij is in leven en natuur, maar niet in Zijn Godheid en om Zichzelf te maken één met de mens en de mens één met Hem, om zo vergroot en uitgebreid te worden in Zijn uitdrukking, opdat al Zijn goddelijke eigenschappen uitgedrukt kunnen worden in menselijke deugden. God voert Zijn eeuwige economie uit via een aantal stappen. Ten eerste schiep Hij de mens naar Zijn beeld en gelijkenis (Gen. 1:26-27). Toen werd God een mens...in Zijn incarnatie om deel te hebben aan de menselijke natuur (Hebreeën 2:14a). Hij leefde een menselijk leven om Zijn eigenschappen tot uitdrukking te brengen door middel van de deugden van de mens. Hij stierf een allesomvattende dood en stond op om de eerstgeboren Zoon van God voort te brengen en de levengevende Geest te worden (Romeinen 8:29; Handelingen 13:33; 1 Korinthiërs 15:45). Dit was alles voor Hem om Zichzelf uit te delen in Zijn uitverkoren volk om hen te regenereren met Hemzelf als hun leven voor het voortbrengen van vele zonen – vele God-mensen (1 Petr. 1:3) – voor het vormen van de gemeenten met Zijn vele zonen en voor de opbouw van het Lichaam van Christus met Zijn broeders als de leden om het organisme te zijn van de verwerkte en volbrachte Drie-enige God, voleindigend in het Nieuwe Jeruzalem als Zijn eeuwige uitbreiding en uitdrukking. We moeten ons laten beheersen door de visie van Gods economie. We mogen niet anders spreken dan Gods economie [vgl. 1 Tim. 1:3-4]. (CWWL, 1994-1997, deel 3, "The Ten Great Critical 'Ones' for the Building Up of the Body of Christ", pp. 161-162

Lezing van vandaag

In deze zeven brieven in Openbaring 2 en 3 was het opvallende punt van de degradatie van de kerken drie soorten leringen: de leer van Bileam, een heidense profeet (2:14); de leer van de Nikolaïeten om de hiërarchie op te bouwen (vers 15); en de leer van de vrouw, de zogenaamde profetes, Izebel, vol ketterijen en hoererij (vers 20). Deze drie soorten leringen zijn binnengeslopen doordat de kerken de leer van de apostel verlieten [vgl. 2 Tim. 1:15 en voetnoot 2].

In 1 Timotheüs 1:3 en 6:3 waarschuwt Paulus om niet anders te leren. De heiligen behoren te onderwijzen volgens de leer van Paulus. Degenen in Azië keerden zich beslist af van het onderwijs van Paulus [vgl. 2 Tim. 1:15], en het resultaat van deze afkeer was dat ze drie soorten ketterse leringen ontvingen... Binnen dertig jaar na de laatste brief van Paulus aan Timoteüs hadden deze kerken zo'n punt van degradatie bereikt. Het is gevaarlijk om af te wijken van de leer van de apostel, van de eigenlijke openbaring van de apostel.

Eén kerk was uniek en werd zeer gewaardeerd door de Heer: de kerk in Filadelfia. De Heer waardeerde hen zeer en waardeerde hen zelfs omdat zij zich aan het woord hielden (Openbaring 3:8). Dit betekent dat ze zich niet afkeerden van de juiste leer van de apostel. Hoewel ze zwak waren, waardeerde de Heer hen nog steeds hoog en zei dat ze een beetje macht hadden en dat ze zijn woord hadden gehouden.

Zich afkeren van de juiste leer is iets vreselijks dat zal resulteren in degradatie en in het oppikken van andere leringen ... Ik hoop dat alle kerkmensen in het herstel geen volgelingen zullen zijn van degenen in Azië die zich afkeerden van de bediening van Paulus. Integendeel, ik hoop dat we het patroon van de kerk in Filadelfia zullen volgen: het woord van de Heer houden, ook al hebben we maar een beetje kracht. Laten we ons aan het woord van de Heer houden, namelijk om in de leer van de apostel te blijven, om gezond te blijven
woorden, om met de juiste leiding in de unieke openbaring van de Heer te blijven. Dan zijn we veilig. (CWWL, 1986, deel 1, "Elders' Training, Book7: One Accord for the Lord's Move", pp. 173-174)

Verder lezen: CWWL, 1986, vol. 1, "Ouderentraining, boek 7: één akkoord voor de zet van de Heer", hfdst. 8
Gloria

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 8 DAY 1
Morning Nourishment

2 Pet. 1:12 ...I will be ready always to remind you concerning these things, even though you know them and have been
established in the present truth.

Rev. 2:7 He who has an ear, let him hear what the Spirit says to the churches...

[In 2 Peter 1:12] the “present truth” can also be rendered the “up-to-date truth.”...Actually, all the truths are in the Bible...Although they are all in the Bible, through man’s foolishness, unfaithfulness, negligence, and disobedience many of the truths were lost and hidden from man. The truths were there, but man did not see them or touch them. Not until the fullness of time did God release certain truths during particular periods of time and cause them to be revealed once more.

These freshly revealed truths are not God’s new inventions. Rather, they are man’s new discoveries... In past generations God revealed different truths. During certain periods of time, He caused men to discover these specific truths. We can see this clearly from the history of the church. (CWWN, vol. 11, “What Are We?” pp. 843-844)

Today’s Reading

Take, for example, the raising up of Martin Luther in the sixteenth century. God opened his eyes to see the matter of justification by faith...The fact already existed before Luther’s time. Luther was merely the one who realized this truth in a stronger way; he was particularly outstanding in this truth. For this reason, this truth became the “present truth” in that age.

Every worker of the Lord should inquire before God as to what the present truth is... Although there are many major and crucial truths in the Bible, what we need to know is God’s present truth.

We know that God’s truths are cumulative; later truths do not negate earlier ones. All the past truths of God form the foundation of the truths today. What we see today are the cumulative revelations of God. When God opens our eyes to see this fact, we begin to realize that we are living in the tide of God’s will. This tide is a continuation of all the past works of God in previous ages.

From 1926 on, we began to release many messages concerning salvation, the church, and the cross, and we testified much concerning these things. By 1927 we concentrated our attention on the subjective work of the cross. We saw that concerning the cross, there is not only the truth concerning Christ’s death, but there is also the fact of resurrection. In the past the resurrection which we preached was mainly a matter of faith; it was not related to our experience. What we speak of today is resurrection as a principle of life . It is not just a doctrine but a spiritual fact. It is like a grain of wheat that dies and brings forth many grains; it is the principle of resurrection. After this, God showed us what the Body of Christ is and where the reality of this Body is.

As Paul said, “Neither did I receive it from man” (Gal. 1:12). In the same way, we can say that although we have received help from our brothers, these revelations were not received from man. We received help from Luther, Zinzendorf, the Moravian Brethren, and the Keswick messages. Today we believe that God’s ultimate goal is to have Christ as everything...I believe that God has only one work today. It is the message of Colossians 1:18 which says that God desires to see Christ have the first place in all things. The basis of everything is the death, the resurrection, and the ascension of Christ. Other than Christ, there is no spiritual reality. This is God’s “present truth.”

We thank God that we can touch God’s grand purpose. We need to humble and prostrate ourselves and to deny ourselves. We need to be clear that our work today is not just to save some souls or to help others become spiritual...Thank God that we can know God’s “present truth.” May God be gracious to us so that we do not become the castaways of the “present truth.” (CWWN, vol. 11, “What Are We?” pp. 844, 856-858)

,Further Reading: CWWN, vol. 11, “What Are We?"

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 8 DAG 1
Ochtendvoeding

2 Petrus. 1:12 ...Ik zal altijd bereid zijn om u aan deze dingen te herinneren, ook al weet u ze en bent u ze geweest gevestigd in de tegenwoordige waarheid. Openb. 2:7 Wie oren heeft, hore wat de Geest tot de gemeenten zegt...

[In 2 Petrus 1:12] kan de "tegenwoordige waarheid" ook worden weergegeven als de "actuele waarheid"....Eigenlijk staan alle waarheden in de Bijbel...Hoewel ze allemaal in de Bijbel staan, door dwaasheid, ontrouw, nalatigheid en ongehoorzaamheid van de mens zijn veel van de waarheden verloren gegaan en voor de mens verborgen gehouden. De waarheden waren er, maar de mens zag ze niet en raakte ze niet aan. Pas in de volheid van de tijd gaf God bepaalde waarheden gedurende bepaalde tijdsperioden vrij en zorgde ervoor dat ze opnieuw werden geopenbaard.

Deze pas geopenbaarde waarheden zijn niet Gods nieuwe uitvindingen. Het zijn eerder nieuwe ontdekkingen van de mens... In vorige generaties heeft God verschillende waarheden geopenbaard. Gedurende bepaalde perioden zorgde Hij ervoor dat mensen deze specifieke waarheden ontdekten. Dat zien we duidelijk uit de geschiedenis van de kerk. (CWWN, vol. 11, “Wat zijn wij?” pp. 843-844)

Lezing van vandaag

Neem bijvoorbeeld de opkomst van Maarten Luther in de zestiende eeuw. God opende zijn ogen om de kwestie van rechtvaardiging door geloof te zien... Het feit bestond al vóór Luthers tijd. Luther was alleen degene die deze waarheid op een sterkere manier besefte; hij was bijzonder opmerkelijk in deze waarheid. Om deze reden werd deze waarheid in die tijd de "tegenwoordige waarheid".Elke werker van de Heer zou voor God moeten onderzoeken wat de huidige waarheid is... Hoewel er veel belangrijke en cruciale waarheden in de Bijbel staan, moeten we Gods huidige waarheid weten. We weten dat Gods waarheden cumulatief zijn; latere waarheden ontkennen eerdere niet. Alle waarheden van God uit het verleden vormen het fundament van de waarheden van vandaag. Wat we vandaag zien, zijn de cumulatieve openbaringen van God. Wanneer God onze ogen opent om dit feit te zien, beginnen we ons te realiseren dat we leven in het tij van Gods wil. Dit getij is een voortzetting van alle vroegere werken van God in voorgaande eeuwen. Vanaf 1926 begonnen we veel boodschappen uit te brengen over redding, de kerk en het kruis, en we getuigden veel over deze dingen. Tegen 1927 concentreerden we onze aandacht op het subjectieve werk van het kruis. We zagen dat er met betrekking tot het kruis niet alleen de waarheid is over de dood van Christus, maar ook het feit van de opstanding. Vroeger was de opstanding die we predikten vooral een kwestie van geloof; het was niet gerelateerd aan onze ervaring. Waar we vandaag over spreken is opstanding als levensprincipe. Het is niet alleen een doctrine, maar een geestelijk feit. Het is als een tarwekorrel die sterft en veel granen voortbrengt; het is het principe van opstanding. Hierna liet God ons zien wat het Lichaam van Christus is en waar de werkelijkheid van dit Lichaam is.

Zoals Paulus zei: "Ik heb het ook niet van een mens ontvangen" (Gal. 1:12). Op dezelfde manier kunnen we zeggen dat hoewel we hulp hebben gekregen van onze broeders, deze openbaringen niet van de mens zijn ontvangen. We kregen hulp van Luther, Zinzendorf, de Moravian Brethren en de Keswick-boodschappen. Vandaag geloven we dat het uiteindelijke doel van God is om Christus als alles te hebben... Ik geloof dat God vandaag maar één werk heeft. Het is de boodschap van Kolossenzen 1:18 die zegt dat God ernaar verlangt dat Christus in alle dingen op de eerste plaats komt. De basis van alles is de dood, de opstanding en de hemelvaart van Christus. Behalve Christus is er geen geestelijke werkelijkheid. Dit is Gods ‘tegenwoordige waarheid’.

We danken God dat we Gods grootse doel kunnen bereiken. We moeten onszelf vernederen en ter aarde werpen en onszelf verloochenen. We moeten duidelijk zijn dat ons werk vandaag niet alleen is om sommige zielen te redden of om anderen te helpen spiritueel te worden... Dank God dat we Gods "tegenwoordige waarheid" kunnen kennen. Moge God ons genadig zijn zodat we niet de schipbreukelingen van de "tegenwoordige waarheid" worden. (CWWN, vol. 11, “Wat zijn wij?”, pp. 844, 856-858)

, Verder lezen: CWWN, vol. 11, "Wat zijn wij?"

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 7 DAY 6

Morning Nourishment

2 Pet. 1:7 And in godliness, brotherly love; and in brotherly love, love.

3:11 Since all these things are to be thus dissolved, what kind of persons ought you to be in holy manner of life and godliness?

Rev. 21:18 ...The city was pure gold...

When we enjoy the divine nature, we mainly enjoy God as Spirit, love, and light because these are the three main constituents of the divine nature. Spirit is the nature of God’s person, love is the nature of God’s essence, and light is the nature of God’s expression. To partake of the divine nature is to partake of the divine Spirit, the divine love, and the divine light. When we touch the Spirit, this issues in the person of God. When we touch God as thesuper, nobler, and higher love, the issue is that we are made distinct and different... Human society has been “darkened” by sin. In this respect, everyone in the human race is basically the same...When someone gets saved, however, and they contact the Lord daily, remaining in the fellowship and cooperating with the inward divine operation, they are filled with God as love. This inward love makes them different. They become distinct in their school, in their homes, and among their relatives, colleagues, and classmates. (CWWL, 1984, vol. 3, “God’s New Testament Economy,” p. 407)

Today’s Reading

The real meaning of the word holiness is separation and distinction...Gold typifies God in His divine nature. God is distinct, which means that God is holy. The opposite of the word holy is common. Gold signifies the “golden God” or the holy God, the very God of separation. Our God is separated and is a God of separation. To be holy is to be set aside, to be separated, to be made distinct, just as God is. If you remain in the divine fellowship to enjoy not only what God gives or what God does for you but also what God is as love in His essence and as light in His expression, you will be bathed in the love of God. You will become not only a man of love, but you will become love itself. This love makes you distinct... If you would remain in fellowship with the Lord for a length of time, both your wife and your children will have the realization that you are different after this fellowship. The issue of remaining in the fellowship is that you become someone who is not common but holy. In your office all your colleagues realize that you are different. In your school the teachers realize that you are different. Among your relatives you are a different person, and they realize it. You are holy, which means that you are different from all the others. You are different, separated, and uncommon.
God is distinct and separate from all the material things in the universe, and the New Jerusalem is a golden mountain, a distinct entity in the entire universe. Also, every local church as a golden lampstand is distinct and different.

In Peter’s second Epistle we also see love in holiness. Love is the ultimate development of the divine nature (1:7). Holiness is the manner of the life partaking of the divine nature (3:11). Love issues in holiness. When you partake of the divine nature to the uttermost, you will be filled with God as love. This issues in a manner of life, and this manner of life is a separated and distinct life, making you no more common but holy. Holiness is the manner of this life that enjoys the divine nature to the uttermost. When we enjoy God as love, we even become love, and this issues in holiness. Holiness is the manner...The divine love sanctifies us, separates us, and makes us different. We are a people who are so holy, so golden. We are no longer pieces of clay but pieces of gold, and when we come together, all the pieces put together become a golden lampstand, bearing a testimony of the “golden” Jesus. This is the central lane, the central thought, of Peter’s writing. (CWWL, 1984, vol. 3, “God’s New Testament Economy,” pp.
408-409)

Further Reading: CWWL, 1984, vol. 3, “God’s New Testament Economy,” ch. 32; CWWL, 1994-1997, vol. 2, “The Governing and Controlling Vision in the Bible,” ch. 3

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 7 DAG 6

Ochtendvoeding

2 Petrus. 1:7 En in godsvrucht, broederlijke liefde; en in broederliefde, liefde.3:11 Aangezien al deze dingen zo zullen worden opgelost, wat voor personen behoort u dan te zijn in een heilige levenswijze en vroomheid?

Openb. 21:18 ...De stad was puur goud...

Wanneer we genieten van de goddelijke natuur, genieten we voornamelijk van God als Geest, liefde en licht, omdat dit de drie hoofdbestanddelen zijn van de goddelijke natuur. Geest is de aard van Gods persoon, liefde is de aard van Gods essentie en licht is de aard van Gods uitdrukking. Deel hebben aan de goddelijke natuur is deel hebben aan de goddelijke Geest, de goddelijke liefde en het goddelijk licht. Wanneer we de Geest aanraken, komt dit uit in de persoon van God. Wanneer we God aanraken als de super, edeler en hogere liefde, gaat het erom dat we verschillend en verschillend worden gemaakt... De menselijke samenleving is "verduisterd" door de zonde. In dit opzicht is iedereen in het menselijk ras in wezen hetzelfde... Wanneer iemand echter gered wordt en hij dagelijks contact opneemt met de Heer, in de gemeenschap blijft en meewerkt aan de innerlijke goddelijke werking, wordt hij vervuld met God als liefde. Deze innerlijke liefde maakt ze anders. Ze onderscheiden zich op hun school, thuis en tussen hun familieleden, collega's en klasgenoten. (CWWL, 1984, deel 3, "Gods nieuwtestamentische economie", p. 407)

Lezing van vandaag

De echte betekenis van het woord heiligheid is scheiding en onderscheid...Goud typeert God in Zijn goddelijke natuur. God is onderscheiden, wat betekent dat God heilig is. Het tegenovergestelde van het woord heilig komt vaak voor. Goud betekent de "gouden God" of de heilige God, de ware God van afscheiding. Onze God is gescheiden en is een God van scheiding. Heilig zijn is opzij gezet worden, afgescheiden zijn, apart gemaakt worden, net zoals God dat is. Als je in de goddelijke gemeenschap blijft om niet alleen te genieten van wat God geeft of wat God voor je doet, maar ook van wat God is als liefde in Zijn wezen en als licht in Zijn uitdrukking, zul je baden in de liefde van God. Je wordt niet alleen een man van liefde, maar je wordt ook de liefde zelf. Deze liefde onderscheidt je... Als je voor een lange tijd in gemeenschap met de Heer zou blijven, zullen zowel je vrouw als je kinderen beseffen dat je anders bent na deze gemeenschap. De kwestie van in de fellowship blijven is dat je iemand wordt die niet gewoon maar heilig is. Op je kantoor beseffen al je collega's dat je anders bent. Op jouw school beseffen de leraren dat je anders bent. Onder je familieleden ben je een ander persoon, en zij beseffen het. Je bent heilig, wat betekent dat je anders bent dan alle anderen. Je bent anders, gescheiden en ongewoon.
God is onderscheiden en afgescheiden van alle materiële dingen in het universum, en het Nieuwe Jeruzalem is een gouden berg, een aparte entiteit in het hele universum. Ook is elke plaatselijke kerk als een gouden kandelaar onderscheidend en verschillend.

In de tweede brief van Petrus zien we ook liefde in heiligheid. Liefde is de ultieme ontwikkeling van de goddelijke natuur (1:7). Heiligheid is de levenswijze die deel heeft aan de goddelijke natuur (3:11). Liefdeskwesties in heiligheid. Wanneer je tot het uiterste deel hebt aan de goddelijke natuur, zul je vervuld zijn met God als liefde. Dit komt tot uiting in een manier van leven, en deze manier van leven is een gescheiden en apart leven, waardoor je niet meer gewoon maar heilig bent. Heiligheid is de manier van leven die ten volle geniet van de goddelijke natuur. Wanneer we genieten van God als liefde, worden we zelfs liefde, en dit mondt uit in heiligheid. Heiligheid is de manier... De goddelijke liefde heiligt ons, scheidt ons en maakt ons anders. Wij zijn een volk dat zo heilig is, zo goudkleurig. We zijn niet langer stukjes klei, maar stukjes goud, en als we samenkomen, worden alle stukjes bij elkaar een gouden kandelaar, die een getuigenis draagt van de 'gouden' Jezus. Dit is de centrale baan, de centrale gedachte, van Peters schrijven. (CWWL, 1984, deel 3, "Gods nieuwtestamentische economie", pp.
408-409) Verder lezen: CWWL, 1984, vol. 3, "Gods nieuwtestamentische economie", hfdst. 32; CWWL, 1994-1997, vol. 2, "De heersende en controlerende visie in de Bijbel", hfdst. 3

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 7 DAY 5
Morning Nourishment

2 Cor. 13:11 Finally, brothers, rejoice, be perfected, be comforted, think the same thing, be at peace; and the God of love and peace will be with you.

14 The grace of the Lord Jesus Christ and the love of God and the fellowship of the Holy Spirit be with you all.

We need to see the revelation of the New Jerusalem. The New Jerusalem is the genuine, real Christian perfection. The New  Jerusalem will be the ultimate consummation of the Body of Christ, so the genuine Christian perfection is also the Body of Christ, which is the aggregate of all the God-men living the life of the God-man. (CWWL, 1994-1997, vol. 2,
“Crystallization-study of the Epistle of James,” p. 415)

Today’s Reading

The genuine Christian perfection taught in the New Testament is according to God’s New Testament economy that God wanted to become a man that many men may become the God-men for the producing of the Body of Christ to consummate the New Jerusalem as God’s ultimate goal.

Such a Christian perfection is the issue of the dispensing of the processed and consummated Triune God into the believers, the God-men, by God the Father as the source, the origin (Matt. 5:48). The Father in His nature is the golden base of the New Jerusalem as its source, its origin. The genuine Christian perfection is also with God the Son as the element (2 Cor. 13:3, 5, 9, 11). This is typified by the pearl gates of the New Jerusalem. The dispensing fellowship of God the Spirit (vv. 9, 11, 14) is to secrete the divine life-juice around us by six steps: regeneration, sanctification, renewing,
transformation, conformation, and glorification. By these six steps the Spirit, as the third of the Divine Trinity, will finish His transforming work to make us completed pearls.

Second Corinthians 13 was written to encourage the believers to be perfected by the experience of Christ as life and the enjoyment of the processed and consummated Triune God in the Father’s love, with Christ’s grace as the expression of the Father’s love, and through the Spirit’s fellowship that dispenses the Father’s love in Christ’s grace into the believers... In 2 Corinthians 13 Paul teaches his kind of Christian perfection by Christ in us. The grace of Christ, God the Son, and the love of God the Father, and the fellowship of the Spirit as the third of the Trinity are with us all the time secreting the Triune God in His life element around us to perfect us.

The genuine Christian perfection is for the building up of the Body of Christ (Eph. 4:12). The perfecting ones of this kind of Christian perfection are the gifted persons, such as the apostles, the prophets, the evangelists, and the shepherds and teachers (vv. 11-12).

The apostles define the truths for the establishing of the church...The prophets prophesy for the building up of the church (1 Cor. 14:3-5). Proper prophets prophesy the divine word, not mainly to predict but mainly to speak forth the Lord. This is what Isaiah did when he spoke concerning a virgin bringing forth a child whose name is Mighty God and Eternal Father (Isa. 9:6)...The evangelists preach the gospel to make sinners the members of Christ for His Body. They preach the gospel not for soul winning but for Christ’s member winning. They win sinners to make them the members of Christ for His Body, not to gain souls for them to go to heaven...The shepherds feed the young believers that they may grow up for the building of the Body of Christ (John 21:15-17; Eph. 4:15-16)...The teachers teach the believers for their edification to establish the churches (cf. 1 Tim. 3:2; 5:17). (CWWL, 1994-1997, vol. 2, “Crystallization-study of the Epistle of James,” pp. 415-418)

Further Reading: CWWL, 1994-1997, vol. 2, “Crystallization-study of the Epistle of James,” ch. 7; CWWL, 1994-1997, vol. 5, “The Vital Groups,” ch. 8

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 7 DAG 5 Ochtendvoeding

2 Kor. 13:11 Tot slot, broeders, verheug u, wees volmaakt, wees getroost, denk hetzelfde, heb vrede; en de God van liefde en vrede zal met je zijn.

14 De genade van de Heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen.

We moeten de openbaring van het nieuwe Jeruzalem zien. Het nieuwe Jeruzalem is de echte, echte christelijke perfectie. Het Nieuwe Jeruzalem zal de ultieme voleinding zijn van het Lichaam van Christus, dus de echte christelijke perfectie is ook het Lichaam van Christus, dat het geheel is van alle God-mensen die het leven leiden van de God-mens. (CWWL, 1994-1997, deel 2, "Kristalisatie-studie van de brief van Jacobus," p. 415)

Lezing van vandaag

De echte christelijke perfectie die in het Nieuwe Testament wordt onderwezen, is volgens Gods nieuwtestamentische economie dat God een mens wilde worden zodat veel mensen de God-mensen zouden kunnen worden voor het voortbrengen van het Lichaam van Christus om het Nieuwe Jeruzalem als Gods uiteindelijke doel te voltooien.

Zulk een christelijke volmaaktheid is het resultaat van de uitdeling van de verwerkte en voleindigde Drie-enige God in de gelovigen, de Godmensen, door God de Vader als de bron, de oorsprong (Matt. 5:48). De Vader in Zijn natuur is de gouden basis van het Nieuwe Jeruzalem als bron, oorsprong. De echte christelijke volmaaktheid ligt ook bij God de Zoon als het element (2 Kor. 13:3, 5, 9, 11). Dit wordt getypeerd door de parelpoorten van het Nieuwe Jeruzalem. De uitdelende gemeenschap van God de Geest (vv. 9, 11, 14) is om het goddelijke levenssap om ons heen af te scheiden in zes stappen: regeneratie, heiliging, vernieuwing,
transformatie, conformatie en verheerlijking. Door deze zes stappen zal de Geest, als de derde van de Goddelijke Drie-eenheid, Zijn transformerende werk voltooien om van ons volmaakte parels te maken.

2 Korintiërs 13 is geschreven om de gelovigen aan te moedigen om vervolmaakt te worden door de ervaring van Christus als leven en het genieten van de verwerkte en volmaakte Drie-enige God in de liefde van de Vader, met de genade van Christus als de uitdrukking van de liefde van de Vader, en door de gemeenschap van de Geest. die de liefde van de Vader in de genade van Christus uitdeelt aan de gelovigen... In 2 Korintiërs 13 leert Paulus zijn soort christelijke volmaaktheid door Christus in ons. De genade van Christus, God de Zoon, en de liefde van God de Vader, en de gemeenschap van de Geest als de derde van de Drie-eenheid zijn altijd bij ons om de Drie-enige God in Zijn levenselement om ons heen te verbergen om ons te vervolmaken.

De echte christelijke volmaaktheid is voor de opbouw van het Lichaam van Christus (Efeziërs 4:12). De vervolmakingen van dit soort christelijke volmaaktheid zijn de begaafde personen, zoals de apostelen, de profeten, de evangelisten en de herders en leraars (vv. 11-12).

De apostelen definiëren de waarheden voor de oprichting van de kerk... De profeten profeteren voor de opbouw van de kerk (1 Kor. 14:3-5). Juiste profeten profeteren het goddelijke woord, niet voornamelijk om te voorspellen maar vooral om de Heer voort te spreken. Dit is wat Jesaja deed toen hij sprak over een maagd die een kind voortbracht wiens naam Machtige God en Eeuwige Vader is (Jes. 9:6)... De evangelisten prediken het evangelie om zondaars tot leden van Christus te maken voor Zijn Lichaam. Ze prediken het evangelie niet om zielen te winnen, maar om de leden van Christus te winnen. Ze winnen zondaars om hen tot leden van Christus voor Zijn Lichaam te maken, niet om zielen voor hen te winnen om naar de hemel te gaan... De herders voeden de jonge gelovigen opdat ze mogen opgroeien voor de opbouw van het Lichaam van Christus (Johannes 21: 15-17; Ef. 4:15-16)... De leraren leren de gelovigen tot hun opbouw de gemeenten te stichten (vgl. 1 Tim. 3:2; 5:17). (CWWL, 1994-1997, vol. 2, "Crystallization-study of the Epistle of James", pp. 415-418)

Verder lezen: CWWL, 1994-1997, vol. 2, "Kristalisatie-studie van de brief van Jacobus", hfdst. 7; CWWL, 1994-1997, vol. 5, "De vitale groepen", hfdst. 8

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 7 DAY 4

Morning Nourishment

1 John 2:5 But whoever keeps His word, truly in this one the love of God has been perfected...

4:12 ...If we love one another, God abides in us, and His love is perfected in us.

17 In this has love been perfected with us, that we may have boldness in the day of the judgment because even as He is, so also are we in this world. [In 1 John 2:5] the Greek word for love is agape. This word denotes the love which is higher and nobler than phileo... Only this word with its verb forms is used in this Epistle for love. The love of God here denotes our love toward God, which is generated by His love within us. The love of God, the word of the Lord, and God Himself are all related to one another. If we keep the Lord’s word, God’s love has been perfected in us. It is altogether a matter of the divine life, which is God Himself. God’s love is His inward essence, and the Lord’s word supplies us with this divine essence with which we love the brothers. Hence, when we keep the divine word, the divine love is perfected through the divine life by which we live. (Life-study of 1 John, pp. 131-132)

Today’s Reading

[First John 4:12] speaks of God’s love being perfected in us. The love of God is perfected already in God Himself, but now this love needs to be perfected in us. This requires that the love of God become our experience...When this love becomes our experience and enjoyment, it will be perfected in us. The love that is already perfected in God needs to be perfected in us through our enjoyment of this love. The Greek word translated “perfected” in 4:12 is teleioo, which means “to complete, to accomplish, to finish.” The love of God is perfect and complete in Him. However, in us it needs to be perfected and completed in its manifestation. It has been manifested to us in God’s sending His Son to be both a propitiation and life to us (4:9-10). Yet, if we do not love one another with this love as it was manifested to us, that is, if we do not express it by loving one another with it as God did to us, it is not perfectly and completely manifested. The love of God is perfected and completed in its manifestation when we express it in our living by habitually loving one another with it. Our living in the love of God toward one another is its perfection and completion in its manifestation in us. Thus, others can behold God manifested in His love-essence in our living in His love. In 4:17 John indicates that “even as He is, so also are we in this world.”...[Christ] lived in this world a life of God as love, and now He is our life so that we may live the same life of love in this world and be the same as He is now. In verse 18 John goes on to say, “There is no fear in love, but perfect love casts out fear because fear has punishment, and he who fears has not been perfected in love.” A literal translation of the first part of this verse would be, “Fear is not in the love.” “Fear” does not refer to the fear of offending God and being judged by Him (1 Pet. 1:17; Heb. 12:28), but to the fear that we have offended God and will be judged by Him. “Love” refers to the perfected love mentioned in the preceding verse, the love of God with which we love others. Perfect love is the love that has been perfected in us by our loving others with the love of God. Such love casts out fear and causes us to have no fear of being punished by the Lord at His coming back (Luke 12:46-47). In 1 John 4:18 John tells us that he who fears has not been perfected in love. This means that the one who fears has not lived in the love of God so that it could be perfectly manifested in him. First, John says in 4:12 and 17 that God’s love needs to be perfected in us. Then in 4:18 he speaks of being perfected in love. This indicates that we and the divine love are mingled. When love is perfected in us, we are perfected in love, for we become the love, and the love becomes us. (Life-study of 1 John, pp. 304, 311-312) Further Reading: Life-study of 1 John, msgs. 15, 34-35

 
 
The love of God, the word of the Lord, and God Himself are related to one another. If we keep the Lord's word God's love has been perfected in us. It is altogether a matter of the divine life, which is God Himself. God's love is His word essence, and the Lord's word supplies us with this divine essence, with which we love the brothers. When we keep the divine word the divine love is perfected through the divine life, by which we live. To love one another is a condition of our abiding in God and our abiding in God is a condition of His abiding in us. When we love one another, God abides in us and His love is manifested perfectly in us. #hwmrwk7d4

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW

WEEK 7 DAG 4

Ochtendvoeding

1 Johannes 2:5 Maar wie zijn woord bewaart, waarlijk, in deze is de liefde van God volmaakt... 4:12 ...Als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en wordt zijn liefde volmaakt in ons. 17 Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, opdat wij vrijmoedigheid mogen hebben op de dag van het oordeel, want zoals Hij is, zo zijn ook wij in deze wereld. [In 1 Johannes 2:5] is het Griekse woord voor liefde agape. Dit woord duidt de liefde aan die hoger en edeler is dan phileo... Alleen dit woord met zijn werkwoordsvormen wordt in deze brief gebruikt voor liefde. De liefde van God duidt hier op onze liefde voor God, die voortkomt uit Zijn liefde in ons. De liefde van God, het woord van de Heer en God Zelf zijn allemaal met elkaar verbonden. Als we het woord van de Heer houden, is Gods liefde in ons volmaakt. Het is helemaal een kwestie van het goddelijke leven, dat God Zelf is. Gods liefde is Zijn innerlijke essentie, en het woord van de Heer voorziet ons van deze goddelijke essentie waarmee we de broeders liefhebben. Wanneer we ons dus aan het goddelijke woord houden, wordt de goddelijke liefde vervolmaakt door het goddelijke leven waarmee we leven. (Levensstudie van 1 Johannes, pp. 131-132)

Lezing van vandaag

[Eerste Johannes 4:12] spreekt over Gods liefde die in ons wordt vervolmaakt. De liefde van God is al vervolmaakt in God Zelf, maar nu moet deze liefde in ons worden vervolmaakt. Dit vereist dat de liefde van God onze ervaring wordt... Wanneer deze liefde onze ervaring en ons plezier wordt, zal ze in ons worden vervolmaakt. De liefde die al in God is vervolmaakt, moet in ons worden vervolmaakt door ons genot van deze liefde. Het Griekse woord dat in 4:12 met "vervolmaakt" is vertaald, is teleioo, wat "voltooien, volbrengen, voltooien" betekent. De liefde van God is volmaakt en volledig in Hem. In ons moet het echter worden geperfectioneerd en voltooid in zijn manifestatie. Het is aan ons geopenbaard doordat God Zijn Zoon heeft gestuurd om zowel een verzoening als een leven voor ons te zijn (4:9-10). Maar als we elkaar niet liefhebben met deze liefde zoals die aan ons werd geopenbaard, dat wil zeggen, als we die niet uitdrukken door elkaar lief te hebben zoals God dat aan ons deed, dan wordt ze niet volmaakt en volledig gemanifesteerd. De liefde van God wordt vervolmaakt en voltooid in haar manifestatie wanneer we haar in ons leven tot uitdrukking brengen door elkaar er gewoonlijk mee lief te hebben. Ons leven in de liefde van God voor elkaar is zijn volmaaktheid en voltooiing in zijn manifestatie in ons. Zo kunnen anderen God gemanifesteerd zien in Zijn liefde-essentie in ons leven in Zijn liefde. In 4:17 geeft Johannes aan dat "zoals Hij is, zo zijn ook wij in deze wereld."... [Christus] leefde in deze wereld een leven van God als liefde, en nu is Hij ons leven zodat wij kunnen leven hetzelfde leven van liefde in deze wereld en dezelfde zijn als Hij nu is. In vers 18 gaat Johannes verder met te zeggen: "Er is geen angst in liefde, maar volmaakte liefde drijft angst uit, want angst heeft straf, en wie vreest, is niet volmaakt in liefde." Een letterlijke vertaling van het eerste deel van dit vers zou zijn: "Angst is niet in de liefde." "Angst" verwijst niet naar de angst om God te beledigen en door Hem te worden beoordeeld (1 Petr. 1:17; Hebr. 12:28), maar naar de angst dat we God hebben beledigd en door Hem zullen worden beoordeeld. 'Liefde' verwijst naar de volmaakte liefde die in het voorgaande vers genoemd wordt, de liefde van God waarmee we anderen liefhebben. Volmaakte liefde is de liefde die in ons is vervolmaakt door onze liefde voor anderen met de liefde van God. Zulke liefde drijft angst uit en zorgt ervoor dat we niet bang zijn om gestraft te worden door de Heer bij Zijn terugkomst (Lucas 12:46-47). In 1 Johannes 4:18 vertelt Johannes ons dat wie vreest, niet volmaakt is in liefde. Dit betekent dat degene die vreest niet in de liefde van God heeft geleefd, zodat deze volmaakt in hem gemanifesteerd zou kunnen worden. Ten eerste zegt Johannes in 4:12 en 17 dat Gods liefde in ons vervolmaakt moet worden. Vervolgens spreekt hij in 4:18 over vervolmaakt zijn in liefde. Dit geeft aan dat wij en de goddelijke liefde vermengd zijn. Wanneer liefde in ons is vervolmaakt, zijn we vervolmaakt in liefde, want wij worden de liefde en de liefde wordt ons. (Levensstudie van 1 Johannes, pp. 304, 311-312) Verder lezen: Levensstudie van 1 Johannes, msgs. 15, 34-35


De liefde van God, het woord van de Heer en God Zelf zijn met elkaar verbonden. Als we het woord van de Heer houden, is Gods liefde in ons volmaakt. Het is helemaal een kwestie van het goddelijke leven, dat God Zelf is. Gods liefde is de essentie van Zijn woord, en het woord van de Heer voorziet ons van deze goddelijke essentie, waarmee we de broeders liefhebben. Wanneer we het goddelijke woord houden, wordt de goddelijke liefde vervolmaakt door het goddelijke leven, waardoor we leven. Elkaar liefhebben is een voorwaarde om in God te blijven en ons blijven in God is een voorwaarde om in ons te blijven. Als we van elkaar houden, blijft God in ons en wordt zijn liefde volmaakt in ons gemanifesteerd. #hwmrwk7d4

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 7 DAY 3
Morning Nourishment

Gen. 17:1 ...When Abram was ninety-nine years old, Jehovah appeared to Abram and said to him, I am the All-sufficient God; walk before Me, and be perfect.

2 Cor. 12:9 ...My grace is sufficient for you, for My power is perfected in weakness. Most gladly therefore I will rather boast in my weaknesses that the power of Christ might tabernacle over me.

We need to learn the meaning of the title of God in Genesis 17:1, the All-sufficient God. In Hebrew this title is El Shaddai. El means “the Strong One, the Mighty One,” and Shaddai, implying the meaning of breast, udder, means “all-sufficient”... An udder produces milk, and milk is the all-sufficient supply, having water, minerals, and many vitamins in it and containing all that we need for our daily living. So El Shaddai means the “all-sufficient Mighty One.”

When Abraham did things by his natural self, he forgot the source of his supply. In other words, he forgot God as his all-sufficient source of supply. Therefore, God came to Abraham and seemed to say, “...Come to this udder. The source of your supply is not your natural self, but I, the Mighty One with an udder. I am the all-sufficient One who can supply everything you need for your living and everything you need for the fulfillment of My eternal purpose. I am the source. You are not the source. You should not live on your own or by yourself. You have to live by Me as the source of your supply." (Life-study of Genesis, p. 630)

Today’s Reading

In Genesis 17:1 God told Abraham to walk before Him... Walking before the Lord means that we constantly enjoy Him and the supply of His udder...To walk before God does not mean that we walk before Him fearfully as before the Holy One. No, the Mighty One with the all-sufficient udder supplies all of our daily need. As we are enjoying His supply, we are walking in His presence.

God also told Abraham to be perfect... For Abraham to be imperfect... meant that he was short of God. None of us can be perfected without God...Without Him we are always lacking something. Regardless of how perfect we may be in ourselves, we are still short of God and need to be perfected by and with God. If your home life is without God, your home life is not perfect. If God is not in your married life, your married life is imperfect. There is no perfection without God. Suppose your hand had only four fingers. Although it might be a good hand, since it did not have the thumb, it would not be perfect...To be perfect means that we need God to be added to us. To walk before God means to enjoy Him, and to be perfected means to have God added to us.

Since [God] is the all-sufficient Mighty One, there is no reason or excuse for us to be imperfect. Whatever we lack, God is. Do you lack strength? God is strength. Do you need energy? God is energy. God is whatever we need...There is no reason for us to be poor; we have a large deposit in the heavenly bank.

Practically speaking, to be perfect means that we do not rely upon the strength of the flesh but trust in the all-sufficient Mighty One for our life and work. We should not rely upon the exercise of our natural self or upon the energy of our flesh. We must always trust in God’s all-sufficiency for everything...Why do we lose our temper at certain times? Because at those times we do not trust in God. The losing of our temper should force us to learn one lesson—never to stay away from God but to trust in Him every moment... If you forget your temper and trust in God every moment, your temper will be overcome. Every imperfection is due to one thing: that we
keep ourselves away from the all-sufficient Mighty One. When we keep
ourselves away from Him, we are like an electrical appliance that will not work because it is cut off from the supply of electricity. We all must learn to keep ourselves constantly in God. This is the way to be perfect. (Life-study of Genesis, pp. 631-633)

Further Reading: Life-study of Genesis, msg. 47; Life-study of Exodus, msg. 63

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 7 DAG 3
Ochtendvoeding

Gen. 17:1 ...Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen Jehova aan Abram en zei tegen hem: Ik ben de Algenoegzame God; wandel voor Mij en wees volmaakt.

2 Kor. 12:9 ...Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt volbracht in zwakheid. Daarom zal ik liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus over mij zou heersen.

We moeten de betekenis leren van de titel van God in Genesis 17:1, de Algenoegzame God. In het Hebreeuws is deze titel El Shaddai. El betekent “de Sterke, de Machtige,” en Shaddai, wat de betekenis van borst, uier impliceert, betekent “algenoeg”... Een uier produceert melk, en melk is de algenoegzame voorraad, met water, mineralen , en veel vitamines erin en met alles wat we nodig hebben voor ons dagelijks leven. Dus El Shaddai betekent de "algenoegzame Machtige".

Toen Abraham de dingen uit zichzelf deed, vergat hij de bron van zijn voorraad. Met andere woorden, hij vergat God als zijn algenoegzame bron van voorziening. Daarom kwam God naar Abraham en leek te zeggen: “...Kom naar deze uier. De bron van je voorraad is niet je natuurlijke zelf, maar ik, de Machtige met een uier. Ik ben de Algenoegzame die kan voorzien in alles wat je nodig hebt voor je levensonderhoud en alles wat je nodig hebt voor de vervulling van mijn eeuwige doel. Ik ben de bron. Jij bent niet de bron. Je moet niet op jezelf of alleen wonen. Je moet leven door Mij als de bron van je voorziening." (Life-study of Genesis, p. 630)

Lezing van vandaag

In Genesis 17:1 zei God tegen Abraham dat hij voor Hem moest wandelen... Voor de Heer wandelen betekent dat we constant genieten van Hem en de toevoer van Zijn uier... Voor God wandelen betekent niet dat we angstig voor Hem wandelen zoals voor de Heilige. Nee, de Mighty One met het algenoegzame uier voorziet in al onze dagelijkse behoeften. Terwijl we genieten van Zijn voorziening, wandelen we in Zijn aanwezigheid. God zei ook tegen Abraham dat hij volmaakt moest zijn... Dat Abraham onvolmaakt was... betekende dat hij God tekortschoot. Niemand van ons kan vervolmaakt worden zonder God...Zonder Hem ontbreekt het ons altijd aan iets. Ongeacht hoe perfect we in onszelf zijn, we hebben nog steeds een tekort aan God en moeten vervolmaakt worden door en met God. Als uw gezinsleven zonder God is, is uw gezinsleven niet perfect. Als God niet in je huwelijksleven is, is je huwelijksleven onvolmaakt. Er is geen perfectie zonder God. Stel dat je hand maar vier vingers had. Hoewel het een goede hand zou kunnen zijn, omdat het geen duim had, zou het niet perfect zijn... Perfect zijn betekent dat we God nodig hebben om aan ons toegevoegd te worden. Voor God wandelen betekent van Hem genieten, en vervolmaakt zijn betekent dat God aan ons wordt toegevoegd. Aangezien [God] de algenoegzame Machtige is, is er geen reden of excuus voor ons om onvolmaakt te zijn. Wat ons ook ontbreekt, God is. Mist u kracht? God is kracht. Heb je energie nodig? God is energie. God is alles wat we nodig hebben... Er is geen reden voor ons om arm te zijn; we hebben een grote storting op de hemelse bank. In de praktijk betekent perfect zijn dat we niet vertrouwen op de kracht van het vlees, maar vertrouwen op de Algenoegzame Machtige voor ons leven en werk. We moeten niet vertrouwen op de oefening van ons natuurlijke zelf of op de energie van ons vlees. We moeten altijd vertrouwen op Gods algenoegzaamheid voor alles... Waarom verliezen we soms onze zelfbeheersing? Omdat we dan niet op God vertrouwen. Het verliezen van onze zelfbeheersing zou ons moeten dwingen één les te leren: nooit bij God weg te blijven, maar elk moment op Hem te vertrouwen... Als je je geduld vergeet en elk moment op God vertrouwt, zal je humeur worden overwonnen. Elke onvolkomenheid is te wijten aan één ding: dat wij houden onszelf weg van de algenoegzame Machtige. Wanneer houden we als we niet bij Hem zijn, zijn we als een elektrisch apparaat dat niet werkt omdat het is afgesloten van de stroomtoevoer. We moeten allemaal leren onszelf constant in God te houden. Dit is de manier om perfect te zijn. (Levensstudie van Genesis, pp. 631-633) Verder lezen: Levensstudie van Genesis, msg. 47; Levensstudie van Exodus, msg. 63

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 7 DAY 2
Morning Nourishment

2 Pet. 1:3-4 Seeing that His divine power has granted to us all things which relate to life and godliness, through the full
knowledge of Him who has called us by His own glory and virtue, through which He has granted to us precious and exceedingly great promises that through these you might become partakers of thedivine nature...

Through the precious and exceedingly great promises given by God, we, the believers in Christ, who is our God and Savior, have become partakers of His divine nature in an organic union with Him. We have entered into this union through faith and baptism (John 3:15; Gal. 3:27;Matt. 28:19). The virtue of this divine nature carries us into God’s glory, into the full expression of the Triune God.

We receive the divine life simply by believing, and the divine nature is the substance of the divine life. Although we received the divine life at the time we believed, the divine nature must be continually enjoyed by us. This enjoyment requires the grace of God. The more we enjoy the divine nature, the more we have His virtue, and the more we are brought into His glory.

To partake of the divine nature is to enjoy what God is. In order that we may enjoy all that He is, God will do many things for us according to His precious and exceedingly great promises. This will enable us to enjoy His nature, what He is. One of His precious and exceedingly great promises is that His grace is sufficient for us (2 Cor. 12:9). God’s sufficient grace will work within us day by day so that we may enjoy His nature. (The Conclusion of the New Testament, pp. 63-64)

Today’s Reading

Whatever God is, is in His nature. Therefore, when we partake of the divine nature, we partake of the divine riches. Having received the divine life at the time of our regeneration, we must go on to enjoy what God is in His nature.

This enjoyment is both for the present and for eternity. For eternity we shall continue to partake of the divine nature. This is illustrated by the tree of life and the river of water of life [Rev. 22:1-2]. Out from the throne of God and the Lamb the river of life flows. This signifies God flowing out to be the enjoyment of His redeemed. That flowing river will saturate the entire city of New Jerusalem, and the tree of life that grows in and along the river will supply the redeemed with God as their life supply.

What is God’s nature? According to the New Testament, God is Spirit (John 4:24), love (1 John 4:8, 16), and light (1:5)... These [words] denote and describe the nature of God. God’s nature includes Spirit as the nature of God’s person, love as the nature of God’s essence, and light as the nature of God’s expression. Since God is dispensing Himself in His nature into us, the more we are under God’s dispensing, the more we have of His Spirit, love, and light.

We need to experience God’s dispensing in our marriage life. Married brothers and sisters, how do you react when your husband or wife gives you a difficult time? If you react in a negative way, this indicates that you are not under God’s dispensing. If you are under His dispensing and are receiving the Spirit into you more and more, you will not react in your flesh or in your emotion. Instead, you will react with the Spirit.

Because God is love as well as Spirit, the more we are under His dispensing, the more love we have. Actually, the more God’s nature is dispensed into us, the more we become love. This means that we not only have love but that we are love. When the New Testament says that God is love, this does not mean that God merely has love but that He is love. Through God’s dispensing of Himself into us, we become love in the sense of being constituted of God as love. When love as the nature of God’s essence is dispensed into us, we shall react to others in love. Only one kind of love is genuine, and that is the love that comes out of God’s dispensing. When we are under God’s dispensing, we react with genuine love, which is God Himself. (The Conclusion of the New Testament, pp. 64, 67, 69-70)

Further Reading: The Conclusion of the New Testament, msg. 7

HEILIG WOORD VOOR OCHTEND OPNIEUW
WEEK 7 DAG 2
Ochtendvoeding

2 Petres 1:3-4 Aangezien zijn goddelijke macht ons alle dingen heeft geschonken die betrekking hebben op het leven en de godsvrucht, door de volledige
kennis van Hem die ons heeft geroepen door zijn eigen heerlijkheid en deugd, waardoor Hij ons kostbare en buitengewoon grote beloften heeft gedaan, opdat u daardoor deelgenoot zoudt worden van de goddelijke natuur...

Door de kostbare en buitengewoon grote beloften die God heeft gegeven, zijn wij, de gelovigen in Christus, die onze God en Heiland is, deelgenoten geworden van zijn goddelijke natuur in een organische eenheid met Hem. We zijn deze verbintenis aangegaan door geloof en doop (Johannes 3:15; Gal. 3:27; Matth. 28:19). De deugd van deze goddelijke natuur voert ons in Gods heerlijkheid,
tot de volledige uitdrukking van de Drie-enige God.

We ontvangen het goddelijk leven eenvoudigweg door te geloven, en de goddelijke natuur is de substantie van het goddelijk leven. Hoewel we het goddelijke leven ontvingen op het moment dat we geloofden, moeten we voortdurend van de goddelijke natuur genieten. Dit genot vereist de genade van God. Hoe meer we genieten van de goddelijke natuur, hoe meer we Zijn deugd hebben, en hoe meer we in Zijn heerlijkheid worden gebracht.

Deel hebben aan de goddelijke natuur is genieten van wat God is. Opdat we kunnen genieten van alles wat Hij is, zal God veel dingen voor ons doen in overeenstemming met zijn kostbare en buitengewoon grote beloften. Dit zal ons in staat stellen te genieten van Zijn aard, wat Hij is. Een van zijn kostbare en buitengewoon grote beloften is dat zijn genade voor ons voldoende is (2 Kor. 12:9). Gods voldoende genade zal dag in dag uit in ons werken, zodat we kunnen genieten van Zijn natuur. (De conclusie van het Nieuwe Testament, pp. 63-64)

Lezing van vandaag

Wat God ook is, het zit in Zijn natuur. Daarom, als we deel hebben aan de goddelijke natuur, hebben we deel aan de goddelijke rijkdommen. Nadat we het goddelijke leven hebben ontvangen ten tijde van onze wedergeboorte, moeten we doorgaan met genieten van wat God in Zijn natuur is.

Dit genot is zowel voor het heden als voor de eeuwigheid. Voor eeuwig zullen we blijven delen in de goddelijke natuur. Dit wordt geïllustreerd door de boom des levens en de rivier van water des levens [Openb. 22:1-2]. Uit de troon van God en het Lam stroomt de rivier des levens. Dit betekent dat God uitstroomt om het genot van Zijn verlosten te zijn. Die stromende rivier zal de hele stad Nieuw Jeruzalem verzadigen, en de boom des levens die in en langs de rivier groeit, zal de verlosten voorzien van God als hun levensvoorraad.

Wat is Gods aard? Volgens het Nieuwe Testament is God Geest (Johannes 4:24), liefde (1 Johannes 4:8, 16) en licht (1:5)... Deze [woorden] duiden en beschrijven de aard van God. Gods natuur omvat Geest als de aard van Gods persoon, liefde als de aard van Gods essentie en licht als de aard van Gods uitdrukking. Omdat God Zichzelf in Zijn natuur aan ons uitdeelt, hoe meer we onder Gods uitdeling zijn, hoe meer we van Zijn Geest, liefde en licht hebben.

We moeten Gods bedeling in ons huwelijksleven ervaren. Getrouwde broers en zussen, hoe reageer je als je man of vrouw het je moeilijk maakt? Als je op een negatieve manier reageert, geeft dit aan dat je niet onder Gods bedeling staat. Als u onder Zijn bedeling staat en de Geest steeds meer in u ontvangt, zult u niet in uw vlees of in uw emotie reageren. In plaats daarvan zul je reageren met de Geest.

Omdat God zowel liefde als Geest is, hoe meer we onder Zijn bedeling staan, hoe meer liefde we hebben. Eigenlijk, hoe meer Gods natuur in ons wordt uitgedeeld, hoe meer we liefde worden. Dit betekent dat we niet alleen liefde hebben, maar dat we liefde zijn. Wanneer het Nieuwe Testament zegt dat God liefde is, betekent dit niet dat God alleen maar liefde heeft, maar dat Hij liefde is. Doordat God Zichzelf in ons uitdeelt, worden we liefde in de zin dat we door God tot liefde zijn samengesteld. Wanneer liefde als de aard van Gods essentie in ons wordt uitgedeeld, zullen we in liefde op anderen reageren. Slechts één soort liefde is echt, en dat is de liefde die voortkomt uit Gods bedeling. Wanneer we onder Gods bedeling staan, reageren we met oprechte liefde, die God Zelf is. (De conclusie van het Nieuwe Testament, pp. 64, 67, 69-70)

Verder lezen: De conclusie van het Nieuwe Testament, msg. 7

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL WEEK 7

DAY 1 Morning Nourishment

Matt. 5:44-45 But I say to you, Love your enemies, and pray for those who persecute you, so that you may become sons of your Father who is in the heavens...

48 You therefore shall be perfect as your heavenly Father is perfect. [The Lord’s word in Matthew 5:48] concludes [the] section of the constitution [vv. 17-48], a section which is exceedingly high. After reading all these requirements, we all would say that we cannot possibly fulfill them. Then we come to verse 48, which tells us that we must be perfect as our heavenly Father is perfect. This verse is an indicator that we have the Father’s life and nature within us. We have been born of Him and we are His children. Because we are His children possessing His life and nature, there is no need for us to imitate Him or copy Him. As long as we grow in His life, we shall be the same as He is. Thus, all the requirements of the law of the kingdom of the heavens reveal how much this divine life and nature can do for us. Our only need is to be exposed so that we may give up all hope in ourselves...Then we shall renounce our natural life, turn to the life of our Father, and stay with the divine nature. Spontaneously, this life will grow in us and fulfill the requirements of this highest law. Our need today is to turn to our spirit and walk in our spirit. Whenever we do this, we live by our Father’s life and nature; then spontaneously we fulfill the righteous requirements of the law. (Life-study of Matthew, p. 251)

 

Today’s Reading

I have the life of my heavenly Father within me!...I am now living by this life in my spirit and walking according to the spirit. By this life in my spirit I spontaneously fulfill the highest requirements of the law of the kingdom of the heavens. This is not my boast; it is my humble testimony to give glory to the Lord. This does not mean that I am able to do anything. It means that He is able, for He is in me as my life. He is able to do the same in you and for you. In order for this to be your experience, you need to have a vision of the hopelessness of your natural life. After your natural life has been thoroughly dug out and exposed, you will realize that it is a hopeless case, that you should have no trust in it, and that you must turn to the Father’s divine life and nature within you...You can easily turn to the Father’s life because at this very moment it is in your spirit. Simply walk according to your spirit, and all the righteous requirements of the law will be fulfilled in you. We are not only God’s creatures; we are also His regenerated children, possessing His life and nature. Thus, we are not God’s creatures trying to copy and imitate Him; we are the Father’s children living the Father’s life. How did we become the children of God? It was by the coming of the Spirit of God into our spirit to regenerate us and to make our spirit the very habitation of God Himself (Eph. 2:22, Gk.). Here, in our spirit, we have become God’s children having God’s life and nature. If we walk according to this regenerated spirit, we are the children of God living by God’s life. When we live and walk in the spirit, spontaneously we shall be perfect as our heavenly Father is perfect. Consider a brother who has four children...These children are not four monkeys trying to imitate a human being. No, they are children of their father who are growing into the image of their father. The more they grow, the more they live their father’s life. Likewise, we are not monkeys—we are children of God. Although some of us may be rather babyish or childish, we are growing nonetheless. These young ones may be naughty, but they are growing. Wait for a certain number of years, and you will see that all these naughty little ones will be perfect as their heavenly Father is perfect...Eventually they will grow. We are not trying to imitate God. Rather we are the Father’s children growing in the Father’s life. This is the reason the Lord Jesus said that we should be perfect as our heavenly Father is perfect. (Life-study of Matthew, pp. 251-254) Further Reading: Life-study of Matthew, msg. 20; CWWL, 1932-1949, vol. 1, pp. 535-540

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING WEEK 7 DAG 1

Ochtendvoeding

Mat. 5:44-45 Maar Ik zeg u: heb uw vijanden lief en bid voor hen die u vervolgen, opdat u kinderen moogt worden van uw Vader die in de hemelen is...

48 U zult daarom volmaakt zijn zoals uw hemelse Vader volmaakt is.

[Het woord van de Heer in Matteüs 5:48] besluit [het] deel van de grondwet [vv. 17-48], een sectie die buitengewoon hoog is. Na het lezen van al deze vereisten, zouden we allemaal zeggen dat we er onmogelijk aan kunnen voldoen. Dan komen we bij vers 48, waar staat dat we volmaakt moeten zijn zoals onze hemelse Vader volmaakt is. Dit vers geeft aan dat we het leven en de natuur van de Vader in ons hebben. Wij zijn uit Hem geboren en wij zijn Zijn kinderen. Omdat we zijn kinderen zijn die zijn leven en natuur bezitten, hoeven we hem niet te imiteren of te kopiëren. Zolang we groeien in Zijn leven, zullen we dezelfde zijn als Hij. Zo onthullen alle vereisten van de wet van het koninkrijk der hemelen hoeveel dit goddelijke leven en deze goddelijke natuur voor ons kunnen doen. Onze enige behoefte is om te worden ontmaskerd, zodat we alle hoop in onszelf kunnen opgeven... Dan zullen we afstand doen van ons natuurlijke leven, ons wenden tot het leven van onze Vader en bij de goddelijke natuur blijven. Spontaan zal dit leven in ons groeien en voldoen aan de eisen van deze hoogste wet. Onze behoefte vandaag is om ons tot onze geest te wenden en in onze geest te wandelen. Wanneer we dit doen, leven we volgens het leven en de natuur van onze Vader; dan vervullen we spontaan de rechtvaardigen  eisen van de wet. (Levensstudie van Matthew, p. 251)

Lezing van vandaag

Ik heb het leven van mijn hemelse Vader in mij!...Ik leef nu door dit leven in mijn geest en wandel volgens de geest. Door dit leven in mijn geest voldoe ik spontaan aan de hoogste eisen van de wet van het koninkrijk der hemelen. Dit is niet mijn opschepperij; het is mijn nederige getuigenis om de Heer eer te geven. Dit betekent niet dat ik niets kan. Het betekent dat Hij in staat is, want Hij is in mij als mijn leven. Hij is in staat hetzelfde in jou en voor jou te doen. Om dit je ervaring te laten zijn, moet je een visie hebben van de hopeloosheid van je natuurlijke leven. Nadat uw natuurlijke leven grondig is uitgegraven en blootgelegd, zult u beseffen dat het een hopeloos geval is, dat u er geen vertrouwen in moet hebben en dat u zich moet wenden tot de Het goddelijke leven en de natuur van de Vader in jou... Je kunt je gemakkelijk wenden tot het leven van de Vader, omdat het op dit moment in je geest is. Wandel eenvoudig volgens uw geest en alle rechtvaardige vereisten van de wet zullen in u worden vervuld. We zijn niet alleen Gods schepselen; wij zijn ook Zijn wedergeboren kinderen, die Zijn leven en natuur bezitten. We zijn dus geen schepselen van God die Hem proberen te kopiëren en te imiteren; wij zijn de kinderen van de Vader die het leven van de Vader leiden. Hoe zijn wij kinderen van God geworden? Het was door de komst van de Geest van God in onze geest om ons te regenereren en om onze geest de woonplaats van God Zelf te maken (Efeziërs 2:22, Gk.). Hier, in onze geest, zijn we Gods kinderen geworden die Gods leven en natuur hebben. Als we wandelen volgens deze wedergeboren geest, zijn we de kinderen van God die leven door Gods leven. Als we in de geest leven en wandelen, zullen we spontaan volmaakt zijn zoals onze hemelse Vader volmaakt is. Neem een broer die vier kinderen heeft... Deze kinderen zijn geen vier apen die een mens proberen na te doen. Nee, het zijn kinderen van hun vader die naar het beeld van hun vader groeien. Hoe meer ze groeien, hoe meer ze het leven van hun vader leiden. Evenzo zijn we geen apen - we zijn kinderen van God. Hoewel sommigen van ons misschien nogal babyachtig of kinderachtig zijn, groeien we niettemin. Deze jongen zijn misschien ondeugend, maar ze groeien. Wacht een aantal jaren en je zult zien dat al deze ondeugende kleintjes perfect zullen zijn zoals hun hemelse Vader perfect is... Uiteindelijk zullen ze groeien. We proberen God niet te imiteren. Dat zijn we eerder de kinderen van de Vader groeien in het leven van de Vader. Dit is de reden waarom de Heer Jezus zei dat we volmaakt moeten zijn zoals onze hemelse Vader volmaakt is. (Levensstudie van Matteüs, pp. 251-254) Verder lezen: Levensstudie van Matthew, msg. 20; CWWL, 1932-1949, vol. 1, blz. 535-540

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 6 DAY 6

Morning Nourishment

John 15:5 I am the vine; you are the branches.

He who abides in Me and I in him, he bears much fruit; for apart from Me you can do nothing.

12 This is My commandment, that you love one another even as I have loved you.

John 15 tells us that all the branches should bear fruit (vv. 1-5).

 

A tree has not only one branch; it has many branches, and all the branches bear fruit in a way of fellowship.

This is why later in that chapter the Lord Jesus tells us that we have to love one another (vv. 12, 17). If we love one another, the people of the world will see that we are the disciples of Christ (13:34-35)

... In order to be fruitful, we have to love one another.

(CWWL, 1965, vol. 1, “Preaching the Gospel in the Way of Life,” p. 281)

Today’s Reading

All people deep within are seeking a life and love in real mutuality. This desire for mutuality is in the human nature as something created by God. Not one human being truly wants to live by himself or herself individually...When we live by Christ, in Christ, with Christ, and for Christ, we have love for one another, and this mutual love becomes a strong testimony. This is the outworking of the inner life and the power to bear fruit. In order to be prevailing and fruitful in the preaching of the gospel, we must pay our full attention to the Body life.

The more we live in the Body life and have the reality of the Body life, the more we will be fruitful. Such a life will be a strong testimony to our relatives, friends, schoolmates, and neighbors. When all these people see the kind of mutual love we have among us as Christian brothers, they will be very impressed and influenced. This will pave the way and open the door for the Holy Spirit to work in their hearts. To have the real Body life helps us to be prevailing. I believe that this is the very reason why the apostle Paul uses the word fellowship in Philippians 1:5. All the branches bear fruit together, one with another. Not one branch bears fruit individually. (CWWL, 1965, vol. 1,“Preaching the Gospel in the Way of Life,” p. 281) The condition of the vital groups is that of loving one another in oneness and with one accord (John 13:34-35)...We must admit that although we do love one another, we may not love one another very much. Because we meet together day after day and year after year, we surely have human affection for one another, but the condition of loving one another in the vital groups should be more than this. We not only love one another, but we love one another in oneness and with one accord. In John 17 the Lord Jesus said that when His disciples are one in the Triune God, the whole world will believe that He was sent by the Father (vv. 21, 23). This is the way to gain people... If two or three of us go out as one man, the people whom we visit will realize that there is a dynamic power among us. There will be the impact, and they will be convinced. (CWWL, 1991-1992, vol. 3, “Fellowship concerning the Urgent Need of the Vital Groups,” pp. 407-408) If we will give up all the hindrances, bonds, and frustrating elements, the Holy Spirit will have a free way to move. When the Holy Spirit has the free way to move, many things will begin to happen... Many new believers will be brought into the church. Another thing that will happen is that the saints will genuinely grow in their spiritual life, and their spiritual gifts will begin to be manifested. In addition, the saints will begin to love one another more. The experience of the divine life will result in an increase in love, because love is the issue of life (1 John 3:14). This will cause the church life to be living, prevailing, functioning, and powerful. This is what God’s people are longing for. Deep in their spirits they are longing for this.

(CWWL, 1963, vol. 4, “Contacting the Lord, Being Filled in Spirit, and Having Proper Christian Meetings for the Accomplishment of God’s Eternal Purpose,” pp. 42-43) Further Reading: CWWL, 1965, vol. 1, “Preaching the Gospel in the Way of Life,” ch. 9; CWWL, 1994-1997, vol. 5, “The Vital Groups,” ch. 8

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPLEVING

WEEK 6 DAG 6

Ochtendvoeding

Johannes 15:5 Ik ben de wijnstok; jij bent de takken.

Wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kun je niets doen.

12 Dit is mijn gebod, dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad.

Johannes 15 vertelt ons dat alle takken vrucht moeten dragen (vv. 1-5).

Een boom heeft niet slechts één tak; het heeft vele takken, en alle takken dragen vrucht op een manier van gemeenschap. Daarom vertelt de Heer Jezus ons verderop in dat hoofdstuk dat we elkaar moeten liefhebben (vv. 12, 17). Als we elkaar liefhebben, zullen de mensen van de wereld zien dat we de discipelen van Christus zijn (13:34-35)... Om vruchtbaar te zijn, moeten we elkaar liefhebben.

(CWWL, 1965, deel 1, "Het evangelie prediken op de levenswijze", p. 281)

 

Lezing van vandaag

Alle mensen diep van binnen zoeken een leven en liefde in echte wederkerigheid. Dit verlangen naar wederkerigheid zit in de menselijke natuur als iets dat door God is geschapen. Geen enkel mens wil echt op zichzelf leven, individueel... Wanneer we leven door Christus, in Christus, met Christus en voor Christus, hebben we liefde voor elkaar, en deze wederzijdse liefde wordt een sterke
getuigenis. Dit is de uitwerking van het innerlijke leven en de kracht om vrucht te dragen.

Om zegevierend en vruchtbaar te zijn in de prediking van het evangelie, moeten we onze volledige aandacht schenken aan het Lichaamsleven. Hoe meer we in het Lichaamsleven leven en de realiteit van het Lichaamsleven hebben, hoe meer we vruchtbaar zullen zijn. Zo'n leven zal een sterk getuigenis zijn voor onze familieleden, vrienden, klasgenoten en buren. Als al deze mensen de wederzijdse liefde zien die we onder ons hebben als christelijke broeders, zullen ze erg onder de indruk en beïnvloed worden. Dit zal de weg effenen en de deur openen voor de Heilige Geest om in hun hart te werken. Het hebben van het echte Lichaamsleven helpt ons om te zegevieren. Ik geloof dat dit precies de reden is waarom de apostel Paulus het woord gemeenschap gebruikt in Filippenzen 1:5. Alle takken dragen samen vrucht, de een met de ander. Geen enkele tak draagt individueel vrucht. (CWWL, 1965, deel 1, "Het evangelie prediken op de levenswijze", p. 281)

De toestand van de vitale groepen is dat we elkaar in eenheid en eensgezind liefhebben (Johannes 13:34-35)... We moeten toegeven dat hoewel we van elkaar houden, we misschien niet veel van elkaar houden. Omdat we elkaar dag in dag uit en jaar in jaar uit ontmoeten, hebben we zeker menselijke genegenheid voor elkaar, maar de voorwaarde om elkaar lief te hebben in de vitale groepen zou meer moeten zijn dan dit.

We houden niet alleen van elkaar, maar we houden van elkaar in eenheid en eensgezind. In Johannes 17 zei de Heer Jezus dat wanneer Zijn discipelen één zijn in de Drie-enige God, de hele wereld zal geloven dat Hij door de Vader is gezonden (vv. 21, 23). Dit is de manier om mensen te winnen... Als twee of drie van ons als één man uitgaan, zullen de mensen die we bezoeken beseffen dat er een dynamische kracht onder ons is. De impact zal er zijn, en die zal er zijn
overtuigd. (CWWL, 1991-1992, vol. 3, "Fellowship betreffende de dringende behoefte van de vitale groepen", pp. 407-408)

Als we alle hindernissen, banden en frustrerende elementen opgeven, zal de Heilige Geest een vrije weg hebben om te bewegen. Wanneer de Heilige Geest de vrije weg heeft om te bewegen, zullen er veel dingen gaan gebeuren... Er zullen veel nieuwe gelovigen in de kerk worden gebracht. Iets anders dat zal gebeuren, is dat de heiligen echt zullen groeien in hun geestelijk leven, en hun geestelijke gaven zullen dat ook doen
beginnen te manifesteren. Bovendien zullen de heiligen meer van elkaar gaan houden. De ervaring van het goddelijk leven zal leiden tot een toename van de liefde, want liefde is waar het om gaat in het leven (1 Joh. 3:14). Dit zal ervoor zorgen dat het kerkelijk leven levend, zegevierend, functionerend en krachtig is. Dit is waar Gods volk naar verlangt. Diep in hun hart verlangen ze hiernaar. (CWWL, 1963, deel 4, "Contact opnemen met de Heer, vervuld zijn met de Geest en goede christelijke bijeenkomsten hebben voor de verwezenlijking van Gods eeuwige doel", pp. 42-43)

Verder lezen: CWWL, 1965, vol. 1, "Het evangelie prediken op de levenswijze", hfdst. 9; CWWL, 1994-1997, vol. 5, "De vitale groepen", hfdst. 8

Maak jouw eigen website met JouwWeb